In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, vertegenwoordigd door mr. L. Sinoo, had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging voorlopig verblijf voor het verblijfsdoel 'familie en gezin'. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend en dat partijen geen zitting hebben verzocht, waardoor het onderzoek is gesloten zonder mondelinge behandeling.
De rechtbank overweegt dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit beroep kan worden ingesteld, en dat eiser op 8 november 2021 bezwaar heeft gemaakt. Verweerder had negentien weken de tijd om een beslissing te nemen, maar heeft deze termijn niet verlengd. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat verweerder in gebreke is gebleven. De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar van eiser, en bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er inmiddels 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is. Eiser heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 209,25, en het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- moet ook worden vergoed. De uitspraak is openbaar gemaakt en de rechtbank heeft de beslissing genomen met inachtneming van de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb).