ECLI:NL:RBDHA:2023:21632

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
C/09/650106 / FA RK 23-4749
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing naar Zweden en wijziging van zorgregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over de vervangende toestemming voor verhuizing van hun minderjarige kind naar Zweden. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. F.C. de Wit-Facchetti, verzocht om toestemming om met hun kind, geboren in 2014, naar Zweden te verhuizen. De vader, vertegenwoordigd door mr. S.C. Meijler, verzette zich tegen dit verzoek en voerde aan dat de verhuizing niet in het belang van het kind zou zijn, omdat dit zou leiden tot een vermindering van het contact tussen het kind en hem. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waaronder de noodzaak van de verhuizing, de huidige zorgregeling en de impact op het kind. De rechtbank concludeerde dat de moeder onvoldoende had aangetoond dat de verhuizing in het belang van het kind was. De rechtbank wees het verzoek van de moeder af en bepaalde dat de hoofdverblijfplaats van het kind bij de vader blijft. Daarnaast werd de zorgregeling aangepast, waarbij het kind in de oneven weekenden bij de moeder in Nederland zal zijn. De rechtbank heeft ook de kinderalimentatie van de vader op nihil gesteld, nu de hoofdverblijfplaats bij de vader is vastgesteld. De kosten van de zorg- en vakantieregeling komen voor rekening van de moeder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-4749
Zaaknummer: C/09/650106
Datum beschikking: 29 september 2023

Gezagsuitoefening, hoofdverblijfplaats, zorgregeling en kinderalimentatie

Beschikking op het op 7 juli 2023 ingekomen verzoek van:

[verzoekster] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. F.C. de Wit-Facchetti te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[belanghebbende] ,

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. S.C. Meijler te [plaatsnaam 1] .

Procedure

De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken;
  • het bericht van 29 augustus 2023, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
  • het verweer op de zelfstandige verzoeken;
  • het bericht van 31 augustus 2023, met bijlagen, van de zijde van de vader;
  • het aanvullende bericht van 31 augustus 2023 van de zijde van de vader;
  • het bericht van 31 augustus 2023 van de zijde van de moeder.
Op 1 september 2023 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de moeder met haar advocaat; en vergezeld door tolk T. Toes;
- de vader met mr. D. Bertsch, en vergezeld door tolk I. Huijgens;
- [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
Van de zijde van de vader zijn pleitnotities overgelegd.

Feiten

- De ouders hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
- Zij zijn samen de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2014 te
[plaatsnaam 1] .
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
- [minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
- De ouders en [minderjarige] hebben de [land 1] nationaliteit.
- Bij beschikking van deze rechtbank van 14 februari 2022 zijn – voor zover hier van belang – partijen doorverwezen naar mediation om te trachten hun geschil ten aanzien van de zorgregeling door middel van mediation tot een oplossing te brengen;
- Bij beschikking van deze rechtbank van 17 november 2022 is – voor zover hier van belang – bepaald dat:
- [minderjarige] bij de vader zal zijn in de ene week van maandag uit school tot woensdagochtend naar school en in de andere week van vrijdagmiddag uit school tot woensdagochtend naar school;
- de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld;
- de ouders bijzonderheden omtrent [minderjarige] zullen opschrijven in een omgangsschriftje;
- aan de vader vervangende toestemming wordt verleend om [minderjarige] in te schrijven op de [naam school] met ingang van de eerste schooldag in 2023;
- het kinderalimentatieverzoek afgesplitst zal worden.
- Bij beschikking van 8 maart 2023 van het Gerechtshof te Den Haag is de bovengenoemde zorg- en vakantieregeling bekrachtigd en zijn aanvullingen, verduidelijkingen en wijzigingen bepaald ten aanzien van een aantal feestdagen en praktische punten ten aanzien van de overdrachtsmomenten.

Verzoek en verweer

De moeder heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht:
primair:
- aan haar vervangende toestemming te verlenen, welke de toestemming van de vader vervangt, om met [minderjarige] voor 15 augustus 2023, althans zo spoedig mogelijk, te verhuizen naar [plaatsnaam 2] , [land 1] en hem in te schrijven op een internationale of [land 1] school in de buurt van de woning van de moeder;
- de zorgregeling te wijzigen, in die zin dat:
- [minderjarige] twee weekenden per maand, in de oneven weken, met de vader zal zijn, dan wel in Nederland dan wel in [land 1] , waarbij de moeder in ieder geval een ticket van Nederland naar [land 1] of andersom betaalt, en waarbij de ouders in onderling overleg de weekenden kunnen verschuiven;
- [minderjarige] negen weken per jaar gedurende de schoolvakanties bij de vader zal zijn, welke vakanties de ouders in onderling overleg zullen afstemmen, waarbij [minderjarige] tenminste drie aaneengesloten weken in de zomervakantie bij de moeder zal zijn;
- [minderjarige] in de kerstvakantie in de oneven jaren de eerste week bij de moeder zal zijn en de tweede week bij de vader en in de even jaren andersom;

subsidiair:

- indien [minderjarige] in Nederland blijft wonen, de zorgregeling te wijzigen, in die zin dat:
- [minderjarige] twee weekenden per maand, in de oneven weken bij de moeder zal zijn, dan wel in Nederland dan wel in [land 1] , waarbij de ouders in onderling overleg de weekenden kunnen verschuiven;
- [minderjarige] zeven weken per jaar gedurende de schoolvakanties bij de moeder zal zijn, welke vakanties de ouders in onderling overleg zullen afstemmen, waarbij [minderjarige] tenminste vier aaneengesloten weken in de zomervakantie bij de moeder zal zijn;
- [minderjarige] in de kerstvakantie in de oneven jaren de eerste week bij de moeder zal zijn en de tweede week bij de vader en in de even jaren andersom;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vader heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Tevens heeft de vader zelfstandig verzocht:
indien aan de moeder geen vervangende toestemming wordt verleend
- de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem te bepalen;
- de zorgregeling als volgt te wijzigen, in die zin dat:
- de moeder het eerste en het derde weekend van de maand naar Nederland komt en omgang heeft van vrijdag uit school tot maandag naar school, waarbij de moeder [minderjarige] van school haalt en hem weer naar school terugbrengt en waarbij de moeder in die weekenden verantwoordelijk is voor de sportactiviteiten van [minderjarige] ;
- [minderjarige] gedurende de zomervakantie vier aaneengesloten weken bij de moeder verblijft en twee aaneengesloten weken bij de vader;
- [minderjarige] gedurende de meivakantie bij de moeder verblijft;
- [minderjarige] gedurende de voorjaarsvakantie in de oneven jaren bij de moeder is en in de even jaren bij de vader;
- [minderjarige] gedurende de herfstvakantie bij de vader verblijft;
- de kerstvakantie ongewijzigd blijft, dat wil zeggen dat [minderjarige] gedurende de kerstvakantie in de even jaren bij de vader verblijft en in de oneven jaren bij de moeder;
- er geen feestdagenregeling meer zal zijn;
- de kinderalimentatie van de vader jegens de moeder wordt beëindigd;
- de moeder verantwoordelijk is voor de kosten die gemaakt worden om de zorg- en vakantieregeling mogelijk te maken, dat wil zeggen alle vliegtickets voor zowel [minderjarige] als de moeder en eventuele verblijfskosten;
- de vader met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] wordt belast;
indien aan de moeder wel vervangende toestemming wordt verleend
- te bepalen dat de door de rechtbank af te geven beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard;
- de zorgregeling als volgt te wijzigen, in die zin dat:
- de vader iedere eerste en derde weekend van de maand naar [land 1] komt en omgang heeft van vrijdag uit school tot zondag einde van de dag afhankelijk van de vlucht van de vader, waarbij de vader [minderjarige] van school haalt en hem weer naar de moeder terugbrengt en waarbij de vader in die weekenden verantwoordelijk is voor de sportactiviteiten van [minderjarige] ;
- [minderjarige] gedurende de zomervakantie vier aaneengesloten weken bij de moeder verblijft en zes aaneengesloten weken bij de vader;
- [minderjarige] gedurende de april- en herfstvakantie bij de vader verblijft;
- [minderjarige] gedurende de voorjaarsvakantie in de oneven jaren bij de moeder is en in de even jaren bij de vader;
- de kerstvakantie ongewijzigd blijft, dat wil zeggen dat [minderjarige] gedurende de kerstvakantie in de even jaren bij de vader verblijft en in de oneven jaren bij de moeder;
- er geen feestdagenregeling meer zal zijn;
- de kinderalimentatie van de vader jegens de moeder wordt beëindigd;
- de moeder aan de vader een bedrag dient te betalen van € 2.163,66 per maand ter compensatie van de door de vader te maken kosten;
- een latere ingangsdatum te bepalen dan de datum van de door de rechtbank af te geven beschikking, te weten drie maanden, althans een latere ingangsdatum die de rechtbank geraden acht;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek ten aanzien van de verhuizing, de voorziening in het gezag over [minderjarige] , de hoofdverblijfplaats en het verzoek tot vaststelling van een zorg- en vakantieregeling. Wegens de verblijfplaats van [minderjarige] is de Nederlandse rechter ook bevoegd om te oordelen over het verzoek tot beëindiging van de kinderalimentatie. Op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, zal de rechter Nederlands recht toepassen op dit verzoek.
Vervangende toestemming verhuizing naar [land 1]
De moeder heeft om vervangende toestemming verzocht om samen met [minderjarige] te verhuizen naar [land 1] . De moeder heeft de [land 1] nationaliteit en wil terugverhuizen naar het land waar zij vandaan komt. Volgens de moeder is de noodzaak erin gelegen dat zij geen werk heeft kunnen vinden in Nederland en zij uiteindelijk een baan heeft gevonden in [land 1] . De moeder is van mening dat [minderjarige] niet in Nederland is geworteld. Zo spreekt hij niet goed Nederlands, waardoor hij op school achterloopt. Hij kan ook verder niet aarden op de Nederlandse school. [minderjarige] is voorts gewend om [taal] te praten, volgt [taal] les en gaat vaak naar [land 1] met vakantie; zijn familie van moederszijde woont in [land 1] , evenals een deel van de familie van vaderszijde. [minderjarige] zal in [land 1] naar een internationale school gaan en zijn leven met zwemles en voetbal kunnen voortzetten. De vader heeft verweer gevoerd tegen de verzochte vervangende toestemming. De vader betwist zowel de noodzaak voor de moeder om naar [land 1] te verhuizen als de noodzaak voor [minderjarige] om met de moeder mee te verhuizen. De vader acht het niet in het belang van [minderjarige] dat hij bij zijn moeder in [land 1] zal gaan wonen. Dit zou betekenen dat [minderjarige] zijn vader veel minder ziet, het voor de vader vanwege de grote reisafstand moeilijk zal zijn om bij het dagelijkse leven van [minderjarige] betrokken te kunnen zijn en [minderjarige] zijn leven in Nederland zal opgeven, terwijl [minderjarige] hier is geworteld, omdat hij hier al zijn hele leven woont en daarom in Nederland zijn vertrouwde omgeving heeft en zijn sociale leven heeft opgebouwd.
De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 1:253a, eerste lid BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat zij voor de verhuizing van de minderjarige toestemming van de andere ouder nodig hebben. Indien partijen het hierover niet eens worden, zal de rechter hierover desgevraagd een beslissing nemen. Volgens vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als hier voorligt niet alleen het belang van het kind, maar alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te nemen en alle belangen af te weten, waaronder:
-de noodzaak om te verhuizen;
-de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
-de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
-de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie in overleg;
-de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
-de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
-de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
-de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist gewend is aan verhuizingen;
-de extra kosten van de omgang na de verhuizing.
Bij haar beoordeling moet de rechtbank het belang van [minderjarige] en zijn leven in Nederland in acht nemen en daarbij ook het belang van de moeder om haar leven (opnieuw) in te richten en met [minderjarige] naar [land 1] te verhuizen enerzijds en het belang van de vader en [minderjarige] om (regelmatig) contact met elkaar te hebben anderzijds betrekken.
Uit de stukken en wat tijdens de zitting is besproken, is gebleken dat de ouders allebei een belangrijke rol spelen in de verzorging en de opvoeding van [minderjarige] , wat zich ook uitte in de co-ouderschapsregeling. De band tussen beide ouders en [minderjarige] is goed. De communicatie tussen de ouders verloopt op dit moment moeizaam. De vele rechtszaken in de afgelopen jaren brengen spanningen met zich mee. De ouders beschrijven beiden dat [minderjarige] last heeft van de spanningen tussen hen. De moeder heeft aangegeven dat het mede daardoor niet goed gaat met [minderjarige] op zijn nieuwe Nederlandse school. Volgens de vader daarentegen heeft [minderjarige] vrede met zijn nieuwe school en doet hij zijn best om er te wennen. Op dit moment woont [minderjarige] bij zijn vader, omdat de moeder in augustus 2023 al is verhuisd naar [land 1] en daar is gestart met haar baan. De co-ouderschapsregeling kan daardoor niet meer worden uitgevoerd.
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank als volgt. Vaststaat dat de moeder er belang
bij heeft te verhuizen en dat haar als volwassene de vrijheid toekomt haar leven buiten Nederland opnieuw vorm te geven. De rechtbank begrijpt haar noodzaak om naar [land 1] te verhuizen en begrijpt ook dat zij daar haar leven wil gaan voortzetten. Daar staat evenwel tegenover dat de moeder onvoldoende heeft onderbouwd dat het ook in het belang van [minderjarige] is dat hij meeverhuist. De rechtbank legt dit uit als volgt.
Tot voor kort hebben de ouders de zorgtaken gelijk verdeeld. [minderjarige] is daarom niet afhankelijk van zijn moeder als hoofdverzorger. Een verhuizing van de moeder en [minderjarige] brengt mee dat de co-ouderschapsregeling wordt verbroken. [minderjarige] zal in dat geval het intensieve contact met de vader moeten missen, omdat de vader duidelijk heeft gemaakt dat hij zijn leven nu en in de toekomst in Nederland heeft. De door de moeder geboden alternatieven om de gevolgen van de verhuizing voor het contact tussen [minderjarige] en de vader te compenseren wegen naar het oordeel van de rechtbank niet op tegen het belang van [minderjarige] en de vader bij frequent en ruim contact, waarbij de vader onderdeel uitmaakt van het dagelijkse leven van [minderjarige] , zoals zij dat nu hebben.
De rechtbank is verder van oordeel dat [minderjarige] in Nederland is geworteld. [minderjarige] is in Nederland geboren en woont al zijn hele leven in Nederland, heeft hier vrienden, gaat hier naar voetbal en zwemles en gaat naar een Nederlandse school. Uit het in deze procedure overgelegde, door [minderjarige] zelf ingevulde ‘oeps-formulier’ van de school blijkt dat [minderjarige] de Nederlandse taal redelijk goed beheerst. De moeder heeft betwist dat [minderjarige] in Nederland is geworteld. De daarbij aangevoerde gronden acht de rechtbank echter onvoldoende. Immers betekenen de feiten dat [minderjarige] (ook) [taal] spreekt, naar [land 1] op vakantie gaat, en daar familie heeft wonen, niet dat hij niet in Nederland is geworteld. Evenmin betekent het feit dat [minderjarige] zijn draai op school nog niet heeft gevonden, dat hij niet in Nederland is geworteld.
De rechtbank merkt verder op dat [minderjarige] al langere tijd last heeft van de (v)echtscheiding tussen zijn ouders, waarbij het de ouders niet lukt om tot gezamenlijke beslissingen te komen. Er is daardoor in de afgelopen jaren veel spanning geweest wegens rechtszaken tussen de ouders. Daarnaast is er al veel hulpverlening betrokken geweest bij het gezin. Het is noodzakelijk dat er weer rust en stabiliteit komt in het leven van [minderjarige] . De rechtbank acht het niet in zijn belang om hem weer met grote veranderingen te confronteren. Een verhuizing van [minderjarige] naar [land 1] zal niet bijdragen aan het verkrijgen van rust en stabiliteit, omdat het gepaard gaat met een aanzienlijke beperking van het contact van [minderjarige] met de vader en een wijziging van zijn sociale leefomgeving, zoals woonomgeving, school, vrienden en buitenschoolse activiteiten.
Conclusie
Op grond van al het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat alle omstandigheden en belangen afwegende het niet in het belang is van [minderjarige] om met zijn moeder naar [land 1] te verhuizen. De redenen die de moeder heeft aangevoerd zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zwaarwegend om zo een ingrijpende wijziging in het leven van [minderjarige] aan te brengen. De rechtbank zal dit verzoek van de moeder dan ook afwijzen.
Gezag
De vader heeft verzocht om hem eenhoofdig met het gezag over [minderjarige] te belasten. Samengevat heeft de vader aangevoerd dat de ouders een andere visie op de opvoeding van [minderjarige] hebben, dat de communicatie tussen de ouders slecht verloopt en zij niet tot gezamenlijke beslissingen kunnen komen. Hierdoor voorziet de vader dat de moeder, als [minderjarige] in Nederland blijft wonen, stelselmatig haar toestemming zal weigeren te geven.
De moeder heeft verweer gevoerd en aangegeven dat er geen redenen zijn om de vader eenhoofdig met het gezag te belasten. Volgens de moeder lukt het de ouders geregeld wel om samen beslissen te nemen. Dat de moeder nu in [land 1] woont, maakt niet dat het gezamenlijk gezag niet in stand kan blijven.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 1:253n, tweede lid, juncto artikel 1:251a, eerste lid, BW kan de rechter slechts bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zal raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen, of wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de vader eenhoofdig met het gezag te belasten. Door de vele rechtszaken en spanningen tussen de ouders is het duidelijk geworden dat de onderlinge verhouding tussen de ouders op dit moment niet goed is. Er heerst een groot wantrouwen jegens elkaar en partijen hebben moeite om elkaar te begrijpen. Desondanks is het de ouders toch gelukt om afspraken te maken over de omgang sinds de moeder naar [land 1] is verhuisd. Beide ouders stimuleren de contactmomenten tussen [minderjarige] met de andere ouder. Zij hebben laten zien dat zij beiden betrokken ouders zijn en het beste voor hebben met [minderjarige] . Daarom acht de rechtbank het nog steeds passend dat de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen. Het is aan de ouders om zich in te zetten voor een betere onderlinge verhouding en te werken aan het verbeteren van het vertrouwen over en weer.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank dit verzoek van de vader afwijzen.
Hoofdverblijfplaats
De vader heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij hem te bepalen. Gelet op de situatie dat [minderjarige] in Nederland zal blijven wonen en daarmee het grootste deel van de tijd bij zijn vader zal verblijven, zal de rechtbank de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader bepalen.
Zorgregeling
Nu de rechtbank de moeder geen vervangende toestemming zal verlenen om met [minderjarige] te verhuizen naar [land 1] , zal de rechtbank ook het daarmee samenhangende primaire verzoek van de moeder tot wijziging van de zorgregeling afwijzen.
De rechtbank zal voorts het subsidiaire verzoek van de moeder behandelen en het verzoek van de vader dat hij heeft ingediend voor de situatie waarin er door de rechtbank geen vervangende toestemming aan de moeder wordt verleend om met [minderjarige] naar [land 1] te verhuizen.
Reguliere zorgregeling
De ouders hebben beiden een voorstel gedaan voor een zorgregeling wanneer [minderjarige] in Nederland blijft wonen. De ouders zijn het met elkaar eens dat de moeder in de oneven weekenden naar Nederland zal komen. Door de moeder is aangevoerd dat niet kan worden vastgelegd om welke dagen het precies zal gaan, omdat dit afhankelijk is van haar werk en beschikbare vluchten. Zo kan de moeder op vrijdag niet vanuit Nederland werken. De rechtbank spreekt de hoop uit dat ouders in onderling overleg per weekend kunnen bespreken welke dagen en tijden het beste uitkomen. Het uitgangspunt, om het weekend van vrijdagmiddag na school tot zondagavond, zal de rechtbank vastleggen in het dictum van deze beschikking.
Vakantieregeling
Samengevat heeft de moeder verzocht om acht van de elf vakanties met [minderjarige] door te brengen. De vader heeft daartegen verweer gevoerd en aangegeven dat hij ook vakanties met [minderjarige] wil doorbrengen. De ouders zijn het eens over de verdeling van de zomervakantie. Voor de overige vakanties zal de rechtbank een knoop doorhakken.
Omdat [minderjarige] in de voorjaarsvakantie altijd met de moeder en haar familie gaat skiën, zal de rechtbank bepalen dat [minderjarige] iedere voorjaarsvakantie met de moeder doorbrengt. Ook de meivakantie zal de rechtbank verdelen volgens het voorstel van de moeder, inhoudende dat [minderjarige] gedurende deze meivakantie één week bij de moeder verblijft. In de herfstvakantie zal [minderjarige] in de even jaren bij zijn vader verblijven en in de oneven jaren bij zijn moeder. De ouders hebben in het recente verleden al veel discussie gehad over de kerstvakantie. Door het hof Den Haag is op 8 maart 2023 een beslissing genomen over de kerstvakantie. De rechtbank acht het nu niet in het belang van [minderjarige] om deze beslissing te wijzigen.
Kinderalimentatie
Nu de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader wordt bepaald waaruit in beginsel voortvloeit dat de vader niet meer alimentatieplichtig is ten aanzien van [minderjarige] en de moeder voor deze situatie met het verzoek van de vader heeft ingestemd, zal de rechtbank de door de vader te betalen kinderalimentatie voor [minderjarige] met ingang van heden op nihil stellen. Het verzoek van de vader op dit punt zal de rechtbank toewijzen.
Kosten verbonden aan de zorg- en vakantieregeling
De vader heeft verzocht om te bepalen dat de moeder verantwoordelijk is voor de kosten die
gemaakt worden in verband met de zorg- en vakantieregeling tussen haar en
[minderjarige] , waaronder de kosten van de vliegtickets voor zowel [minderjarige] als de moeder en
eventuele verblijfskosten. De moeder heeft aangegeven deze kosten voor haar rekening te
zullen nemen. De rechtbank zal deze overeenstemming tussen partijen in het dictum van
deze beschikking opnemen.
Proceskosten
Nu het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, ziet de rechtbank hierin aanleiding de proceskosten te compenseren als na te melden.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op
[geboortedatum] 2014 te [plaatsnaam 1] , voortaan de hoofdverblijfplaats bij de vader heeft;
bepaalt - met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank Den Haag van 17 november 2022 - dat de reguliere zorgregeling zal worden gewijzigd, inhoudende dat [minderjarige] in de oneven weekenden contact zal hebben met zijn moeder in Nederland van vrijdagmiddag na school tot zondagavond;
bepaalt - met wijziging in zoverre van de beschikking van de rechtbank Den Haag van 17 november 2022 - dat voor [minderjarige] de volgende vakantieregeling zal gelden:
- tijdens de voorjaarsvakantie: ieder jaar bij de moeder;
- tijdens de meivakantie: in de even jaren de eerste week bij de moeder en de tweede week bij de vader en in de oneven jaren andersom;
- tijdens de zomervakantie: gedurende de eerste vier weken bij de moeder en de twee laatste weken bij de vader;
- tijdens de herfstvakantie: in de even jaren bij de vader en in de oneven jaren bij de moeder;
bepaalt - met wijziging van de beschikking van de rechtbank Den Haag van 3 mei 2023 - de door de vader te betalen kinderalimentatie voor [minderjarige] met ingang van heden op nihil;
verstaat dat de moeder verantwoordelijk is voor de kosten verbonden aan de uitvoering van de zorg- en vakantieregeling tussen [minderjarige] en haar, zoals de vliegtickets en de verblijfskosten;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.M. Boone, E.D.A. Geleijns en C. Witteman, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.K.M. Hanssen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 september 2023.