ECLI:NL:RBDHA:2023:21604

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
NL22.20501
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiseres, mede namens haar minderjarige kind, beroep ingesteld tegen het niet-tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar asielaanvraag. De asielaanvraag was ingediend op 10 oktober 2021, maar er was pas op 20 maart 2023 een besluit genomen, dat vervolgens werd ingetrokken. Eiseres heeft haar beroep ingetrokken voor zover het gericht was tegen het ingetrokken besluit, maar handhaafde haar beroep tegen het niet-tijdig beslissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet tijdig heeft beslist en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank draagt verweerder op om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de asielaanvraag. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.684,-, inclusief kosten voor een deskundige.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20501

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [v-nummer 1], eiseres,

mede namens haar minderjarige kind:
[kind], v-nummer: [v-nummer 2]
(gemachtigde: mr. S.J. Koolen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 11 oktober 2022 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet-tijdig nemen van een besluit door verweerder op haar asielaanvraag [1] van 10 oktober 2021.
Verweerder heeft op 8 november 2022 een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft op 10 november 2022 hierop gereageerd.
Verweerder heeft met het bestreden besluit van 20 maart 2023 de asielaanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond. Het ingediende beroep richtte zich mede op dit besluit.
Verweerder heeft het bestreden besluit op 26 september 2023 ingetrokken en aangekondigd een nieuw besluit te nemen. Ook heeft verweerder daarbij een proceskostenvergoeding van € 837,- aangeboden.
Naar aanleiding hiervan heeft eiseres medegedeeld dat zij haar beroep intrekt, voor zover dat was gericht tegen het bestreden besluit van 20 maart 2023, maar haar beroep handhaaft, voor zover dat is gericht tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Ook heeft zij de rechtbank verzocht verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, waaronder de kosten die zijn gemaakt voor het opstellen van een rapport ten behoeve van haar asielprocedure.
Verweerder heeft hier bij brieven van 13 oktober en 23 oktober 2023 op gereageerd.
Partijen hebben toestemming gegeven om het beroep zonder zitting af te doen.

Overwegingen

Beroep niet-tijdig beslissen
1. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op zijn aanvraag, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder niet-tijdig op de asielaanvraag van eiseres heeft beslist. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag van eiseres daarom gegrond.
2. In de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (de Tijdelijke wet), zoals deze geldt vanaf 11 juli 2021, is neergelegd dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19, afdeling 8.2.4a en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb [2] niet van toepassing zijn op besluiten op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. [3] Op 30 november 2022 heeft de hoogste bestuursrechter de Tijdelijke wet, voor zover daarin de mogelijkheid is uitgesloten om een rechterlijke dwangsom op te leggen in asielzaken onverbindend verklaard, omdat dit in strijd is met het in artikel 47 van het EU Handvest neergelegde beginsel van effectieve rechtsbescherming. [4] Dit betekent dat de rechtbank een rechterlijke dwangsom aan zijn uitspraak kan verbinden.
3. Aangezien het beroep gegrond is en nog geen besluit bekend is gemaakt, zal de rechtbank verweerder opdragen alsnog een besluit te nemen. Daarbij zal de rechtbank verweerder een termijn stellen voor het nemen van het nieuwe besluit. [5]
4. Verweerder heeft bij besluit van 20 maart 2023 op de asielaanvraag van eiseres beslist, maar heeft dit besluit ingetrokken. Verweerder heeft daarbij aangegeven zo spoedig mogelijk opnieuw op de aanvraag van eiseres te beslissen. Gelet op deze omstandigheid draagt de rechtbank verweerder op om binnen 4 weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een beslissing te nemen op de asielaanvraag van eiseres.
5. De rechtbank bepaalt verder dat een dwangsom wordt verbeurd voor elke dag dat
verweerder in gebreke blijft om aan de termijn van deze uitspraak te voldoen. [6] In overeenstemming met het landelijke beleid, zoals is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, stelt de rechtbank de hoogte van de dwangsom vast op een bedrag van € 100,- voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden. In overeenstemming met het landelijk beleid wordt het maximum bepaald op € 7.500,-.
6. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres heeft gemaakt zoals ook door verweerder is aangeboden. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank zal de wegingsfactor 1 hanteren nu verweerder dat zo heeft aangeboden ondanks dat het enkel nog om een eenvoudig beslispunt gaat - namelijk de vraag of de beslistermijn is overschreden en of er een dwangsom verschuldigd is - waarbij in de regel een wegingsfactor van 0,5 geldt.
7. Eiseres heeft daarnaast verzocht om een vergoeding van de kosten die zij heeft moeten maken voor het rapport van de journalist, te weten een bedrag van € 847,-.
7.1.
Op grond van vaste rechtspraak komen de kosten van een deskundige op de voet van artikel 8:75 van de Awb voor vergoeding in aanmerking als het inroepen van die deskundige redelijk was en de deskundigenkosten zelf redelijk zijn [7] . Hier is naar het oordeel van de rechtbank aan voldaan. Verweerder heeft allereerst niet betwist dat de journalist kan worden aangemerkt als een deskundige [8] . Eiseres heeft het rapport laten opstellen om inhoudelijk te reageren op het standpunt van verweerder dat zij vanwege haar strijd tegen corruptie in de gezondheidszorg in Colombia geen reëel risico liep om vervolgd te worden of op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [9] . Op de overgelegde factuur staat verder een uurtarief aangegeven en het aantal gemaakte uren. Gelet op de omvang van het rapport komen deze gegevens de rechtbank niet onredelijk voor. De rechtbank concludeert dat verweerder deze kosten daarom aan eiseres moet vergoeden.
7.2.
Verweerder wordt dus veroordeeld in vergoeding van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837,- + € 847,- = € 1.684,-.
8.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet-tijdig nemen van een besluit op de aanvraag van eiseres gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.684,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.M. van den Berg, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Een aanvraag als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Stb. 2020, 242).
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3353.
5.Op grond van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb.
6.Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1448.
8.Als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
9.Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.