ECLI:NL:RBDHA:2023:21563
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot voorlopige voorzieningen in echtscheidingszaak met betrekking tot kinderen en woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheiding. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. ing. J. de Koning, verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, de toevertrouwing van de minderjarige kinderen aan haar, en een regeling voor de zorg- en opvoedingstaken. Tevens vroeg zij om een voorlopige kinderalimentatie van € 100,- per maand per kind. De man, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. F.J. Mascini, heeft verweer gevoerd tegen deze verzoeken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen na hun scheiding van tafel en bed in 2012 weer zijn gaan samenwonen en dat de scheiding niet is uitgeschreven in het huwelijksgoederenregister. Dit betekent dat er geen sprake is van een verzoening in de zin van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank oordeelde dat op basis van artikel 821 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de mogelijkheid tot het verzoeken van voorlopige voorzieningen beperkt is tot zaken van echtscheiding of scheiding van tafel en bed. Aangezien de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed daarbuiten valt, biedt artikel 821 Rv geen wettelijke grondslag voor de verzoeken van de vrouw.
De rechtbank concludeert dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat zij in feite vraagt om wijziging van eerder genomen beslissingen over de zorgregeling en alimentatie, die al in kracht van gewijsde zijn gegaan. De beschikking is gegeven door mr. J.M. Vink, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.