In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, betreft het een verzoek in het kader van internationale kinderontvoering. De vader, wonende in Spanje, heeft op 8 juni 2023 een verzoek ingediend. De moeder, feitelijk verblijvend in Nederland, heeft een advocaat ingeschakeld. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder verzoekschriften en e-mailcorrespondentie. Tijdens een regiezitting op 21 juni 2023 zijn beide ouders verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was er ook een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig. De rechtbank heeft de behandeling aangehouden om partijen de gelegenheid te geven tot crossborder mediation te komen.
Na de regiezitting hebben de vader en de moeder geprobeerd om via mediation tot een minnelijke regeling te komen, wat resulteerde in een vaststellingsovereenkomst op 16 juli 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van het minderjarige kind ten tijde van het verzoek in Nederland was en dat beide ouders de bevoegdheid van de rechtbank hebben aanvaard. De rechtbank heeft het verzoek om de vaststellingsovereenkomst op te nemen in de beschikking toegewezen en een kopie van de overeenkomst aan de beschikking gehecht.
De rechtbank heeft in haar beslissing de afspraken tussen de ouders, zoals neergelegd in de vaststellingsovereenkomst, opgenomen en verklaard dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. Deze beschikking is gegeven door mr. L. Koper, rechter en kinderrechter, en is uitgesproken op 4 september 2023.