ECLI:NL:RBDHA:2023:21528

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
NL23.36646
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van vreemdeling met Marokkaanse nationaliteit en zicht op uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling van Marokkaanse nationaliteit. De eiser, die langer dan zeven maanden in vreemdelingendetentie verblijft, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het moment van het sluiten van het onderzoek in een eerdere zaak en dat de huidige situatie niet leidt tot een gegrond beroep.

De rechtbank overweegt dat de eiser onvoldoende heeft aangetoond dat er geen zicht op uitzetting is en dat de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, voldoende voortvarend handelt. De rechtbank wijst erop dat de eiser zelf ook de plicht heeft om actief mee te werken aan zijn uitzetting, maar dat hij hierin tekortschiet. De enkele stelling dat hij contact heeft opgenomen met de Marokkaanse autoriteiten is onvoldoende om te concluderen dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is.

De rechtbank concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de maatregel van bewaring op te heffen. Het beroep van de eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 november 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.36646
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V nummer] (gemachtigde: mr. E. El Assrouti),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S.H.F. Pols).

Procesverloop

Verweerder heeft op 27 september 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2000.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 11 oktober 2023 (in de zaak NL23.30809) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting is en dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Eiser verblijft inmiddels langer dan zeven maanden in vreemdelingendetentie en hij is nog steeds niet uitgezet naar Marokko. Tot op heden is er ook nog geen reactie op de laissez passer (lp) aanvraag gekomen en is er ook nog geen afspraak gemaakt met de consul. Presentatie is echter niet mogelijk, omdat eisers nationaliteit nog niet is bevestigd. Op deze manier kan eiser ook niet worden uitgezet. Eiser heeft aangegeven dat hij zelf ook contact heeft opgenomen met de Marokkaanse autoriteiten, maar dat hij geen gehoor krijgt. Er is laatstelijk op 19 oktober 2023 gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. In dit stadium van de bewaring dient er wekelijks bij de Marokkaanse autoriteiten te worden gerappelleerd zodat de bewaring niet onnodig lang hoeft te duren. Gelet hierop is eiser van oordeel dat bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is en dat het beroep tegen de voortduring van de vrijheidsontneming gegrond dient te worden verklaard.
5. De rechtbank overweegt als volgt.

Zicht op uitzetting en het voortvarendheidsvereiste

6. In beginsel werken de Marokkaanse autoriteiten mee aan de verstrekking van lp’s. Het onderzoek bij de Marokkaanse autroiteiten loopt nog. Op 19 oktober 2023 heeft verweerder op de aanvraag om afgifte van een lp nogmaals rechtstreeks onder de aandacht gebracht bij de Marokkaanse autoriteiten. Verweerder rappelleert regelmatig bij deze autoriteiten met betrekking tot deze aanvraag, laatstelijk op 23 november 2023. Dat het onderzoek lang duurt is op zichzelf niet doorslaggevend, te meer omdat niet gebleken is dat de Marokkaanse autoriteiten te kennen hebben gegeven geen lp te verstrekken. De rechtbank overweegt, mede gelet op verweerders toelichting in het verweerschrift van 27 november 2023, dat verweerder voor wat betreft de afgifte van een lp afhankelijk van de werkwijze van de Marokkaanse autroiteiten. Daarnaast heeft verweerder 12 oktober 2023 en 2 november 2023 een vertrekgesprek gevoerd. Op eiser rust echter de plicht om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te bewerkstelligen en dat hij ook zelf de nodige, controleerbare inspanningen verricht om dergelijke gegevens te verkrijgen. Niet gebleken is dat eiser invulling heeft gegeven aan die medewerkingsplicht. De enkele stelling van eiser van hij gebeld heeft met de Marokkaanse autroiteiten is daartoe onvoldoende. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is of dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Deze beroepsgronden slagen daarom niet.
Belangenafweging
7. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het kader van de belangenafweging voldoende gemotiveerd waarom hij de bewaring nog niet heeft opgeheven. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser tot op heden onvoldoende invulling geeft aan zijn plicht volledig en actief mee te werken aan zijn uitzetting. Zo blijkt uit de verslagen van de vertrekgesprekken dat eiser getracht heeft telefonisch in contact te komen met de Marokkaanse autoriteiten. Echter, hij heeft nagelaten nieuwe initiatieven te ontplooien toen zijn pogingen zonder succes bleven. Zo heeft eiser geen brief geschreven aan de Marokkaanse autoriteiten met het verzoek om hem te ontvangen voor een persoonlijk gesprek. In het vertrekgesprek van 23 november 2023 heeft eiser ook gezegd dat hij genoeg acties heeft ondernomen om de ambassade te bereiken en dat hij genoeg heeft gedaan. Op grond van het voorgaande heeft verweerder zijn belang bij voortduring van de maatregel van bewaring zwaarder kunnen laten wegen dan dat van eiser bij opheffing daarvan. De beroepsgrond slaagt evenmin.

Ambtshalve toetsing

8. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe de rechtbank gehouden is, is er geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 november 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.