Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is eigenaar van de woning aan de [adres 1] in [plaatsnaam] (“de woning”). Voor deze woning geldt een huisvestingsvergunningsplicht. Zij is ook beherend vennoot van de commanditaire vennootschap [bedrijfsnaam 1] C.V. (“de CV”). Beide vennootschappen hebben als bezoekadres [adres 2] in [plaatsnaam] en houden zich bezig met de bedrijfsmatige exploitatie van onroerende zaken. Eiseres wordt bestuurd door de besloten vennootschap [bedrijfsnaam 2] B.V., waarvan de heer [naam] bestuurder is.
3. Op 15 juni 2022 heeft de Haagse Pandbrigade een inspectie verricht in de woning, waarvan de bevindingen zijn neergelegd in een op ambtseed opgemaakt sanctierapport. De toezichthouder heeft vastgesteld dat de bewoners niet beschikten over een huisvestingsvergunning. Een dergelijke vergunning was niet aangevraagd. De woning wordt verhuurd op grond van een huurovereenkomst, waarin de CV als verhuurder is vermeld. De huurovereenkomst is namens de verhuurder ondertekend door de heer [naam] .
4. Verweerder heeft eiseres aangemerkt als overtreder van artikel 8 van de Huisvestingswet 2014 (“Huisvesingswet”) en artikel 2:2 van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (“de Huisvestingsverordening”). Hieraan is haar eigendom van de woning en een gebrekkig toezicht ten grondslag gelegd. Verder is erop gewezen dat de heer [naam] , die bevoegd is eiseres te vertegenwoordigen, de huurovereenkomst heeft ondertekend.
5. Aan eiseres is met toepassing van artikel 7:2 en bijlage II van de Huisvestingsverordening een bestuurlijke boete opgelegd van € 10.000,-. Ook aan [bedrijfsnaam 3] B.V., een vennootschap die op hetzelfde bezoekadres is gevestigd als eiseres, is voor dezelfde overtreding een boete van € 10.000,- opgelegd.
Wat vindt eiseres in beroep?
6. Eiseres stelt dat zij niet als overtreder kan worden aangemerkt.
De CV heeft de huurovereenkomst gesloten en is economisch eigenaar. Omdat een commanditaire vennootschap niet in de registers van het Kadaster als rechthebbende kan worden geregistreerd, is eiseres als eigenaar ingeschreven. [naam] is geen bestuurder van eiseres en is gerechtigd om namens vele verschillende vennootschappen op te treden. Eiseres had geen zorgplicht. Het in gebruik geven van een woning kan maar door één entiteit worden gedaan. Van functioneel daderschap kan geen sprake zijn .
7. Het boetebeleid is onredelijk en onverbindend, omdat het niet differentieert naar de mate van verwijtbaarheid.
Bovendien is de boete onevenredig. De verhuurder heeft zich ervan vergewist dat de huurders in aanmerking komen voor een huisvestingsvergunning, heeft de huurders in de huurovereenkomst op deze verplichting gewezen en afgesproken dat ze bij uitblijven van vergunningverlening zouden ontruimen. Verweerder heeft de vergunning uiteindelijk ook verleend, ruim voor de beslissing op bezwaar. Dat betekent ook dat de huurders vergunningsgerechtigd waren, zodat van strijd met een doelmatige woonruimteverdeling geen sprake is geweest.
Daarbij was het praktisch niet werkbaar om eerst een huisvestingsvergunning te laten afgeven en pas daarna de sleutels te overhandigen. De doorlooptijden in de afhandeling van aanvragen waren in januari 2021 te lang. Herhaaldelijk is daarom van de zijde van verweerder aangegeven, dat woningen in gebruik mogen worden gegeven als er een huisvestingsvergunning is aangevraagd. Dit is schriftelijk door de vastgoedmanager van [bedrijfsnaam 3] B.V. verklaard. Verweerder heeft ten onrechte verzuimd navraag te doen naar het bestaan van deze handelwijze. De verhuurder is op deze coulante houding afgegaan. Het verwijt, dat eiseres meer had moeten doen om te controleren of huurders de vergunning hadden aangevraagd, is in dat licht onevenwichtig. De boete had op zijn minst moeten worden gematigd.
8. Verder mag verweerder voor deze enkele overtreding niet zowel [bedrijfsnaam 3] als [bedrijfsnaam 3] B.V. beboeten; er kan maar één boete voor deze overtreding worden opgelegd.
9. Vast staat, dat het in gebruik geven van de woning zonder huisvestingsvergunning een overtreding is.Verweerder is bevoegd hiertegen te handhaven door oplegging van een boete aan elke persoon die als overtreder is aan te merken. Als er meerdere overtreders zijn, hoeft verweerder zich niet tot één van hen te beperken.
10. Overtreder is degene die de overtreding pleegt of medepleegt. Dat is in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek verricht. Daarnaast kan de rechtspersoon die de overtreding niet zelf feitelijk begaat, maar aan wie de gedraging is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en daarom als overtreder worden aangemerkt. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij, is of de verboden gedraging heeft plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon; is dat het geval, dan kan de overtreding in beginsel worden toegerekend. Van een overtreding in de sfeer van de rechtspersoon is onder meer sprake als:
(-) het gaat om een handelen of nalaten van iemand die werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
(-) de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon; (-) de gedraging aan het door de rechtspersoon uitgeoefende bedrijf dienstig is geweest;
(-) de rechtspersoon erover kon beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon is aanvaard, waarmee onder meer wordt gedoeld op het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
11. Eiseres is eigenaar van de woning. Zij is bevoegd om over de woning te beschikken en heeft de woning dan ook aan de huurders ter beschikking gesteld. Dat de CV economisch eigenaar zou zijn, doet daaraan niet af. Er is een zeer nauwe verbondenheid tussen eiseres en de CV; zo voert eiseres als beherend vennoot de leiding over de onderneming van de CV. Het ter beschikking stellen van de woning past binnen de bedrijfsactiviteiten van eiseres en is dienstig geweest aan de onderneming van de CV, waarover eiseres de leiding heeft.
12. Eiseres had daarnaast met normale voorzorgsmaatregelen kunnen voorkomen dat de woning zonder vergunning zou worden bewoond, bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat de sleutels pas na het verkrijgen van de vergunning zouden worden afgegeven.
Daarnaast heeft eiseres toegestaan dat de woning is verhuurd, zonder dat in het huurcontract uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk is bedongen dat de huurders een vergunning moesten verkrijgen. Zo is in artikel 13.18 van het huurcontract alleen bepaald, dat de huurder mogelijk dient te beschikken over “
door de gemeente vereiste vergunningen, zoals mogelijk een huisvestingsvergunning.”, terwijl artikel 13.19 een opschortende voorwaarde bevat, inhoudend “
dat aan huurder – indien noodzakelijk – een huisvestingsvergunning is verleend of zal worden verleend”. Artikel 13.20 bevat een ontruimingsverplichting, die geldt “
indien blijkt dat de huurder de huisvestingsvergunning niet heeft aangevraagd, niet heeft verkregen of dat de huisvestingsvergunning is ingetrokken.” Niet kan worden gezegd dat de huurders hiermee duidelijk zijn gewezen op de huisvestingsvergunningsplicht.
13. Ook blijkt niet, dat eiseres na aanvang van de verhuur is nagegaan of de huurders een vergunning hadden verkregen. Op het moment van de inspectie door de Haagse Pandbrigade, was de strijdige bewoning al 15 maanden aan de orde – in die tijd had eiseres ruim voldoende gelegenheid om te verifiëren of de bewoners wel een huisvestingsvergunning hadden.
14. Terecht heeft verweerder dus geoordeeld dat eiseres niet de zorg heeft betracht die van haar kon worden gevergd om de overtreding te voorkomen. Daarmee resteert de vraag of de boete evenredig is.
15. Verweerder heeft de hoogte van de opgelegde boete gebaseerd op een wettelijk systeem.Daarom moet de boete worden getoetst aan artikel 5:46, derde lid van de Awb. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is. Een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van een overtreding en een te geringe financiële draagkracht kunnen worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden.
Vanaf de aanvang van de huurovereenkomst tot 15 maanden daarna, is de woning zonder huisvestingsvergunning verhuurd. Eiseres is een professionele partij, die veel panden in eigendom heeft en van wie een gedegen toezicht mag worden geëist.
Voor de stelling, dat van de zijde van verweerder coulance is toegezegd, ontbreekt geloofwaardig bewijs. De verklaring waarop eiseres zich beroept is afkomstig van een vertegenwoordiger van [bedrijfsnaam 3] , een partij aan wie eveneens een boete is opgelegd en dus belang heeft bij deze verklaring, terwijl geen ondersteunend bewijs is ingebracht.
Ook is niet aannemelijk, dat de doorlooptijden onredelijk lang waren; in het verweerschrift is met verwijzing naar passages uit bestuurlijke documenten onderbouwd, dat een volledige aanvraag binnen twee weken leidt tot een besluit. Onrechtmatige bewoning is bovendien een urgent maatschappelijk probleem. Maandenlange overtreding van de huisvestingsvergunningsplicht is daarmee ernstig, ongeacht of uiteindelijk alsnog een vergunning is verleend.
In dit licht is er geen reden om de boete onevenredig te achten, of de hoogte daarvan te matigen.