ECLI:NL:RBDHA:2023:21520

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
23/2058
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de oplegging van een bestuurlijke boete wegens verhuur zonder huisvestingsvergunning

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 december 2023, wordt het beroep van eiseres, een B.V., tegen de oplegging van een bestuurlijke boete door het college van burgemeester en wethouders van een gemeente beoordeeld. De boete is opgelegd wegens het in gebruik geven van een woning aan een persoon zonder de vereiste huisvestingsvergunning. De rechtbank behandelt de feiten van de zaak, waarbij op 25 juli 2022 een boete werd opgelegd en het bezwaar van eiseres op 6 februari 2023 werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 22 november 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat eiseres, als beheerder van de woning, nauw betrokken was bij de verhuur en dat de overtreding van de Huisvestingswet 2014 en de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 aan haar kan worden toegerekend. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat zij niet als overtreder kan worden aangemerkt, en de rechtbank oordeelt dat de boete terecht is opgelegd. De rechtbank wijst erop dat de betrokkenheid van eiseres bij de verhuur evident is, gezien de ondertekening van de huurovereenkomst door een vertegenwoordiger van eiseres en het gebruik van haar briefpapier.

De rechtbank oordeelt verder dat de hoogte van de boete niet onevenredig is, ondanks de argumenten van eiseres over de lange doorlooptijden voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning. De rechtbank stelt vast dat de overtreding ernstig is, ongeacht het feit dat uiteindelijk een vergunning is verleend. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het bestreden besluit, zonder aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2058

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I.R. Köhne),
en

het college van burgemeester en wethouders van [plaatsnaam] ,

(gemachtigde: mr. S. Hocks).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de oplegging van een bestuurlijke boete wegens het in gebruik geven van een woning aan een persoon zonder huisvestingsvergunning.
1.1.
Op 25 juli 2022 heeft verweerder aan eiseres een bestuurlijke boete opgelegd (“het primaire besluit”). Met het bestreden besluit van 6 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij oplegging van de boete gebleven (“het bestreden besluit”).
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. De zaak betreft de woning aan de [adres 1] in [plaatsnaam] (“de woning”). Voor deze woning geldt een huisvestingsvergunningsplicht. Eigenaar van de woning is [bedrijfsnaam 1] B.V. (“ [bedrijfsnaam 1] ”). Zij is beherend vennoot van de commanditaire vennootschap [bedrijfsnaam 2] C.V. (“de CV”). Beide zijn gevestigd aan de [adres 2] in [plaatsnaam] . Op dat adres is ook het bedrijf van eiseres gevestigd. Zij houden zich alle drie bezig met de bedrijfsmatige exploitatie van onroerende zaken.
3. Op 15 juni 2022 heeft de Haagse Pandbrigade een inspectie verricht in de woning, waarvan de bevindingen zijn neergelegd in een op ambtseed opgemaakt sanctierapport. Door de toezichthouder is vastgesteld dat de bewoners van de woning niet beschikten over een huisvestingsvergunning. Een dergelijke vergunning was niet aangevraagd. De woning wordt verhuurd op grond van een huurovereenkomst, waarin de CV als verhuurder is vermeld. Door de bewoners is verklaard dat zij de woning huren van eiseres en dat zij de huur aan eiseres betalen. In de huurovereenkomst staat eiseres vermeld als beheerder en contactpersoon voor de huurders. De huurovereenkomst is opgemaakt op het briefpapier van eiseres en ondertekend door de heer [naam] , die in het handelsregister als beperkt gevolmachtigde van eiseres is ingeschreven.
4. Verweerder heeft eiseres aangemerkt als overtreder van artikel 8 van de Huisvestingswet 2014 (“Huisvestingswet”) en artikel 2:2 van de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 (“de Huisvestingsverordening”). Hieraan is haar betrokkenheid bij de verhuur en de totstandkoming van de huurovereenkomst ten grondslag gelegd. Naast de verklaringen van de huurders, heeft verweerder gewezen op de ondertekening door de heer [naam] , het gebruik van het briefpaper van eiseres en haar vermelding als beheerder.
Wat vind eiseres in beroep?
5. Eiseres stelt dat zij niet als overtreder kan worden aangemerkt.
Zij voert aan dat de huur niet aan haar, maar aan de CV is betaald; op dat punt is het rapport van de Haagse Pandbrigade dus onjuist en de verklaring van de huurders ongeloofwaardig. De CV is verhuurder en economisch eigenaar, niet eiseres.
Het gebruik van het briefpapier van eiseres maakt haar geen overtreder. [naam] is geen bestuurder van eiseres en is gerechtigd om namens vele verschillende vennootschappen op te treden. Diens ondertekening van de huurovereenkomst maakt eiseres nog geen overtreder. Eiseres heeft de huurovereenkomst niet gesloten en had daarbij ook geen rol. Zij heeft de sleutels niet overhandigd en de woning niet in gebruik gegeven. Van een zorgplicht voor eiseres is ook geen sprake.
Verder mag verweerder voor deze enkele overtreding niet zowel Schildewoud als eiseres beboeten; er kan maar één boete voor deze overtreding worden opgelegd.
6. Gezien de mate van verwijtbaarheid is de boete onevenredig. De verhuurder heeft zich ervan vergewist dat de huurders in aanmerking komen voor een huisvestingsvergunning. Die vergunning is uiteindelijk ook verleend. Het was praktisch niet werkbaar eerst een huisvestingsvergunning te laten afgeven en daarna de sleutels te overhandigen. De doorlooptijden in de afhandeling van aanvragen waren in januari 2021 te lang. Herhaaldelijk is van de zijde van verweerder aangegeven, dat woningen in gebruik mogen worden gegeven als er een huisvestingsvergunning is aangevraagd. Verweerder heeft ten onrechte verzuimd navraag te doen naar het bestaan van deze handelwijze.
Wat vindt de rechtbank?
7. Vast staat, dat het in gebruik geven van de woning zonder huisvestingsvergunning een overtreding is. [1] Verweerder is bevoegd hiertegen te handhaven door oplegging van een boete aan elke persoon die als overtreder is aan te merken. Als er meerdere overtreders zijn, hoeft verweerder zich niet tot één van hen te beperken.
8. Overtreder is degene die de overtreding pleegt of medepleegt. Dat is in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek verricht. Daarnaast kan in bepaalde gevallen de rechtspersoon die de overtreding niet zelf feitelijk begaat, maar aan wie de gedraging is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en daarom als overtreder worden aangemerkt. Die toerekening is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de overtreding. Een belangrijk oriëntatiepunt daarbij, is of de verboden gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon. [2] Is dat het geval, dan kan de overtreding in beginsel worden toegerekend. Van een overtreding in de sfeer van de rechtspersoon is onder meer sprake als:
(-) het gaat om een handelen of nalaten van iemand die werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon;
(-) de gedraging past in de normale bedrijfsvoering of taakuitoefening van de rechtspersoon; (-) de gedraging aan het door de rechtspersoon uitgeoefende bedrijf dienstig is geweest;
(-) de rechtspersoon erover kon beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden en zodanig of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon is aanvaard, waarmee onder meer wordt gedoeld op het niet betrachten van de zorg die in redelijkheid van de rechtspersoon kon worden gevergd met het oog op de voorkoming van de gedraging.
9. Eiseres is de beheerder van de woning. Zij is nauw gelieerd aan de eigenaar en de verhuurder van de woning; zij hebben hetzelfde bezoekadres en worden middellijk dan wel onmiddellijk door de heer [naam] vertegenwoordigd. Vast staat dat [naam] de huurovereenkomst heeft ondertekend en bij de verhuur actief was betrokken. Eiseres had op eenvoudige wijze kunnen vaststellen dat de verhuur zonder huisvestingsvergunning onrechtmatig was en dit kunnen voorkomen. Zij had het als beheerder ook in haar macht daartegen op te treden. Daarbij is ook van belang, dat uit de verklaringen van de huurders aan de Haagse Pandbrigade voldoende blijkt, dat eiseres feitelijk actief bij de verhuur was betrokken. De huurders hadden de kennelijke overtuiging dat eiseres als verhuurder optrad en dat zij de huur aan eiseres moesten betalen; eiseres is er niet in geslaagd hiervoor een andere verklaring te geven, dan dat zij feitelijk als verhuurder heeft opgetreden. Dat vindt ook bevestiging in het feit dat op elke bladzijde van de huurovereenkomst de bedrijfsnaam van eiseres is vermeld en het past ook bij de aard van haar bedrijfsactiviteiten. De overtreding heeft dan ook plaatsgevonden in de sfeer van eiseres. Verweerder heeft de overtreding dus op goede gronden aan eiseres toegerekend.
10. Verweerder heeft de hoogte van de opgelegde boete gebaseerd op een wettelijk systeem. [3] Daarom moet de boete worden getoetst aan artikel 5:46, derde lid van de Awb. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de boete wegens bijzondere omstandigheden te hoog is. Een verminderde verwijtbaarheid, een beperkte ernst van een overtreding en een te geringe financiële draagkracht kunnen worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden.
Vanaf de aanvang van de huurovereenkomst tot 15 maanden daarna, is de woning zonder huisvestingsvergunning verhuurd. Eiseres is een professionele partij, die veel panden in eigendom heeft en van wie een gedegen toezicht mag worden geëist.
Voor de stelling, dat van de zijde van verweerder coulance is toegezegd, ontbreekt geloofwaardig bewijs. De verklaring waarop eiseres zich beroept is afkomstig van een vertegenwoordiger van Fresch Real Estate, een partij aan wie eveneens een boete is opgelegd en dus belang heeft bij deze verklaring, terwijl geen ondersteunend bewijs is ingebracht.
11. Ook is niet aannemelijk, dat de doorlooptijden onredelijk lang waren; in het verweerschrift is met verwijzing naar passages uit bestuurlijke documenten onderbouwd, dat een volledige aanvraag binnen twee weken leidt tot een besluit. Onrechtmatige bewoning is bovendien een urgent maatschappelijk probleem. Maandenlange overtreding van de huisvestingsvergunningsplicht is daarmee ernstig, ongeacht of uiteindelijk alsnog een vergunning is verleend.
12. In dit licht is er geen reden om de boete onevenredig te achten, of de hoogte daarvan te matigen.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 7 lid 2 van de Huisvestingswet en artikel 2:2 lid 2 van de Huisvestingsverordening.
2.Afdeling bestuursrechtspraak, 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2067.
3.Tabel op Bijlage II bij de Huisvestingsverordening