ECLI:NL:RBDHA:2023:21520
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de oplegging van een bestuurlijke boete wegens verhuur zonder huisvestingsvergunning
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 december 2023, wordt het beroep van eiseres, een B.V., tegen de oplegging van een bestuurlijke boete door het college van burgemeester en wethouders van een gemeente beoordeeld. De boete is opgelegd wegens het in gebruik geven van een woning aan een persoon zonder de vereiste huisvestingsvergunning. De rechtbank behandelt de feiten van de zaak, waarbij op 25 juli 2022 een boete werd opgelegd en het bezwaar van eiseres op 6 februari 2023 werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 22 november 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat eiseres, als beheerder van de woning, nauw betrokken was bij de verhuur en dat de overtreding van de Huisvestingswet 2014 en de Huisvestingsverordening Den Haag 2019 aan haar kan worden toegerekend. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat zij niet als overtreder kan worden aangemerkt, en de rechtbank oordeelt dat de boete terecht is opgelegd. De rechtbank wijst erop dat de betrokkenheid van eiseres bij de verhuur evident is, gezien de ondertekening van de huurovereenkomst door een vertegenwoordiger van eiseres en het gebruik van haar briefpapier.
De rechtbank oordeelt verder dat de hoogte van de boete niet onevenredig is, ondanks de argumenten van eiseres over de lange doorlooptijden voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning. De rechtbank stelt vast dat de overtreding ernstig is, ongeacht het feit dat uiteindelijk een vergunning is verleend. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het bestreden besluit, zonder aanleiding voor een proceskostenvergoeding.