ECLI:NL:RBDHA:2023:21518

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
NL23.37012
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 5 juli 2023 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder rechtmatig was bevonden en dat de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel alleen betrekking heeft op de periode na de eerdere uitspraak van 20 oktober 2023.

Eiser voerde aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelde in de procedure rondom zijn uitzetting. De rechtbank overwoog dat de Marokkaanse autoriteiten in beginsel meewerken aan de verstrekking van een laissez passer (lp) en dat het onderzoek bij deze autoriteiten nog loopt. De rechtbank concludeerde dat de vertraging in de procedure niet onrechtmatig was, vooral omdat eiser zelf niet voldoende medewerking had verleend aan de benodigde procedures. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 5 december 2023 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.37012
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. H.K. Jap A Joe), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: M. Lorier).

Procesverloop

Verweerder heeft op 5 juli 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1970.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 20 oktober 2023 (in de zaak NL23.31799) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Eiser is op 5 juli 2023 in bewaring gesteld. Op 20 november 2023 is mededeling gedaan dat er op 16 november 2023 overleg met de ambassade is geweest, waaruit is gebleken dat eisers Marokkaanse nationaliteit is vastgesteld. Aan de nationaliteit van eiser werd echter geen moment getwijfeld. Met de vaststelling dat eiser de Marokkaanse nationaliteit heeft, is verweerder na vier maanden niet verder gekomen dan hij op 5 juli 2023 was. Een vertrekgesprek ziet eiser niet anders dan een plichtmatig gebeuren van verweerder om verdere bewaring te legitimeren.
Het voortvarendheidsvereiste
5. De rechtbank overweegt het volgende. In beginsel werken de Marokkaanse autoriteiten mee aan de verstrekking van lp’s. Het onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten loopt nog. Op 16 november 2023 heeft verweerder de aanvraag om afgifte van een laissez passer (lp) rechtstreeks onder de aandacht gebracht bij de Marokkaanse autoriteiten en daar is een reactie op gekomen. Verweerder rappelleert regelmatig bij deze autoriteiten met betrekking tot deze aanvraag, laatstelijk op 22 november 2023. Dat het onderzoek lang duurt is op zichzelf niet doorslaggevend, te meer niet gebleken is dat de Marokkaanse autoriteiten te kennen hebben gegeven geen lp te zullen verstrekken. De rechtbank overweegt dat verweerder voor wat betreft de afgifte van een lp afhankelijk van de werkwijze van de Marokkaanse autoriteiten. Daarnaast heeft verweerder op 13 oktober 2023 en op 17 november 2023 een vertrekgesprek gepland met eiser. Uit de verslagen van deze vertrekgesprekken blijkt dat eiser heeft geweigerd om in gesprek te gaan met verweerder. Op eiser rust echter de plicht om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te bewerkstelligen. Hij moet ook zelf de nodige, controleerbare inspanningen verrichten om dergelijke gegevens te verkrijgen. Niet gebleken is dat eiser invulling heeft gegeven aan die medewerkingsplicht. Dat eiser vindt dat de vertrekgesprekken – samengevat – inhoudelijk geen toegevoegde waarde hebben, maakt het voorgaande niet anders. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Ambtshalve toetsing

6. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe de rechtbank gehouden is, is er geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 december 2023

Documentcode: [Documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.