ECLI:NL:RBDHA:2023:21492

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
C/09/656236 / JE RK 23-2198
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gezinsgerichte voorziening

Op 18 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, die de gecertificeerde instelling vertegenwoordigt. De kinderrechter heeft de ouders van [minderjarige], die beiden kampen met persoonlijke problematiek, als belanghebbenden aangemerkt. De ouders hebben erkend dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige], die in haar jonge leven al veel heeft meegemaakt, waaronder huiselijk geweld en middelengebruik van de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] momenteel in een gezinshuis verblijft en dat er zorgen zijn over haar taal- en spraakontwikkeling, evenals haar cognitieve en motorische ontwikkeling. De ouders zijn bezig met hun herstel en ontvangen hulpverlening, maar zijn op dit moment niet in staat om de benodigde stabiliteit en veiligheid te bieden aan [minderjarige].

De kinderrechter heeft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk geacht in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de ouders complimenten gegeven voor hun inzet en motivatie om aan hun persoonlijke problematiek te werken. De beschikking verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening, met ingang van 18 december 2023 tot 5 april 2024, en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De ouders hebben de mogelijkheid om binnen drie maanden hoger beroep aan te tekenen tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/656236 / JE RK 23-2198
Datum uitspraak: 18 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.J. Boekhout te Zeist,
[vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 7 november 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 18 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • [naam] namens de gecertificeerde instelling;
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader.

2.De feiten

  • [minderjarige] is erkend door de vader.
  • De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
  • [minderjarige] verblijft in een gezinshuis.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 april 2023 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 5 april 2024.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 7 juli 2023 de machtiging verlengd om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 5 januari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] heeft in haar jonge leven al veel meegemaakt. Er is sprake van een traumatisch verleden, waarbij zij al in meerdere pleeggezinnen heeft verbleven. [minderjarige] heeft een taal- en spraakachterstand. Er zijn zorgen over haar cognitieve ontwikkeling alsmede over haar motorische ontwikkeling. [minderjarige] is aangemeld bij Daghulp [afdeling] van [instelling 2] . [minderjarige] kan daar voor een periode van twaalf weken geobserveerd worden, waarna er een behandeladvies volgt. De verwachting is dat [minderjarige] eind december/begin januari kan starten. Het is belangrijk dat [minderjarige] veilig verder kan groeien bij het gezinshuis. De ouders zijn door hun persoonlijke problematiek op dit moment niet in staat om veiligheid en stabiliteit aan [minderjarige] te bieden. Beide ouders kampen met middelenproblematiek en vervallen soms in oude patronen. De gecertificeerde instelling ziet wel dat beide ouders hard werken aan zichzelf om een stabiel leven te krijgen. De moeder is momenteel zwanger en is eind februari 2024 uitgerekend. De ouders zijn opgenomen geweest bij De [instelling 1] voor een detox. De opname is eind oktober 2023 afgerond. De ouders ontvangen nu ambulante begeleiding vanuit De [instelling 1] . Ook krijgt de vader ondersteuning vanuit de reclassering. Het is belangrijk dat de ouders de persoonlijke hulpverlening voortzetten en transparant zijn over hun ontwikkeling en mogelijk nieuwe terugvallen. De ouders hebben wekelijks omgang met [minderjarige] . De omgang vindt plaats in overleg met de gezinshuisouders. De samenwerking tussen de ouders en de gezinshuisouders verloopt goed. Gelet op de zorgen die er nog zijn over [minderjarige] en de ouders, verzoekt de gecertificeerde instelling de plaatsing bij het gezinshuis te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens de ouders is geen verweer gevoerd tegen het verzochte. De ouders erkennen een deel van de zorgen over [minderjarige] . Zij vinden het belangrijk dat de observatie bij [instelling 2] doorgang vindt, zodat duidelijk wordt welke hulpverlening [minderjarige] nodig heeft. De ouders zijn verder hard aan het werk met hun persoonlijke problematiek. De ouders ontvangen ambulante begeleiding vanuit De [instelling 1] . Ook volgen de ouders systeemtherapie, is de reclassering betrokken en ontvangt de moeder GGZ-hulpverlening. De ouders grijpen alle hulpverlening aan en staan goed in contact met de gecertificeerde instelling en de andere betrokken hulpverleners. Ook de Raad voor de Kinderbescherming is bij het gezin betrokken in verband met de zwangerschap van de moeder. Het is de bedoeling dat de vader en de moeder na de geboorte van het kindje naar een gezinshuis gaan of de moeder samen met het kindje naar een moeder-kindhuis gaat. De ouders staan daar ook achter en zullen zich daar volledig voor inzetten. De ouders hopen dat er de komende tijd meer stabiliteit komt. Zij zien in dat een voortzetting van de plaatsing in het gezinshuis op dit moment nog in het belang van [minderjarige] is. De ouders hopen wel dat [minderjarige] na de komende periode weer terugkeert naar huis. In de thuissituatie kan de hulpverlening van de ouders en [minderjarige] dan worden voortgezet.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat (de verlenging van) de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er is nog altijd sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] , omdat zij in haar jonge leven geconfronteerd is met huiselijk geweld tussen de ouders en middelengebruik van de ouders. Er zijn zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] heeft een taal- en spraakachterstand. Verder zijn er zorgen over haar cognitieve en motorische ontwikkeling. Het is belangrijk dat er passende hulpverlening wordt ingezet, zodat [minderjarige] weer toekomt aan haar ontwikkelingstaken. Het is positief dat [minderjarige] binnenkort ter observatie kan starten bij Daghulp [afdeling] van [instelling 2] . Hiermee ontstaat er een duidelijk beeld van de behoeften van [minderjarige] en kan er een passend behandelplan worden gemaakt. Het is belangrijk dat de observatie en behandeling van [minderjarige] gaat starten vanuit de veilige en stabiele basis van het gezinshuis. Ook de ouders zien in dat [minderjarige] voor nu op haar plek zit in het gezinshuis. De ouders zijn hard aan het werk om hun persoonlijke problematiek aan te pakken en een stabiel leven te creëren. De ouders zijn gemotiveerd voor hulpverlening en werken goed samen met de hulpverleningsinstanties. De kinderrechter complimenteert de ouders voor de stappen die zij zetten en de manier waarop zij in het belang van [minderjarige] kunnen denken en handelen. De kinderrechter drukt de ouders op het hart dat zij de komende tijd moeten laten zien dat zij de stijgende lijn kunnen doorzetten.
5.3.
De kinderrechter wijst het verzoek tot de machtiging uithuisplaatsing, waartegen geen verweer is gevoerd, toe. De gecertificeerde instelling heeft verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinsgerichte voorziening te verlengen. De eerdere machtiging tot uithuisplaatsing zag echter op plaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg. De kinderrechter begrijpt op basis van het dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht dat het de bedoeling is dat [minderjarige] in het gezinshuis blijft wonen en leest het verzoek van de gecertificeerde instelling dan ook zo, dat wordt verzocht om een nieuwe machtiging uithuisplaatsing in een gezinsgerichte voorziening.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening met ingang van 18 december 2023 tot 5 april 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 december 2023 door mr. A.M. van der Vliet, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 2 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.