ECLI:NL:RBDHA:2023:21489

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
NL23.36325
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Marokkaanse vreemdeling in het kader van een asielprocedure en de rechtmatigheid van de maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2023 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling, eiser, die in beroep was gegaan tegen het voortduren van deze maatregel. De maatregel van bewaring was op 4 oktober 2023 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser had verzocht om schadevergoeding en stelde dat hij bij zijn zus kon verblijven, wat volgens hem een lichter middel zou zijn dan bewaring. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om de bewaring op te heffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Marokkaanse autoriteiten eisers nationaliteit hebben bevestigd en dat er een laissez passer was afgegeven voor zijn uitzetting. Eiser had een asielaanvraag ingediend, maar deze was afgewezen, en zolang de voorlopige voorziening niet was toegewezen, had hij geen procedureel rechtmatig verblijf. De rechtbank heeft de beroepsgrond van eiser verworpen en geoordeeld dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 november 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.36325
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S. Wortel),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: H. Toonders).

Procesverloop

Verweerder heeft op 4 oktober 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, onderdeel b, c en d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1988] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 18 oktober 2023 (in de zaak NL23.32069) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser stelt dat verweerder thans kan volstaan met het opleggen van een lichter middel. Eisers asielaanvraag is afgewezen, maar er is nog niet beslist over de verblijfsaanvraag voor het verblijfsdoel ‘humanitair niet-tijdelijk’. Uitganspunt blijft nog immer dat eiser in vrijheid zijn procedure zou mogen afwachten. Eiser kan bij zijn zus verblijven. Tot slot is de vraag in hoeverre de kans aannemelijk is dat er op korte termijn een besluit zal worden genomen op de verblijfsaanvraag, zodat de bewaring niet onevenredig lang zal duren, aldus eiser.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Aanvraag verblijfsvergunning
6. Uit de voortgangsgegevens blijkt dat de Marokkaanse autoriteiten eisers nationaliteit hebben vastgesteld. Tevens hebben deze autoriteiten een laissez passer verstrekt te behoeve van eisers uitzetting en eiser zou op 4 oktober 2023 worden uitgezet naar Marokko. Echter heeft hij op dezelfde dag een asielaanvraag ingediend, welke aanvraag bij beslissing van 12 november 2023 is afgewezen. Eiser is in beroep gegaan tegen deze afwijzing en tevens verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Zolang de voorlopige voorziening niet is toegekend, heeft eiser ook geen procedureel rechtmatig verblijf. Het is niet met zekerheid te zeggen dat de voorlopige voorziening zal worden toegewezen. Mocht de voorlopige voorziening worden toegewezen dan is het volgende van belang. Verweerder schrijft in zijn verweerschrift dat de bewaring in het afwijzende asielbesluit van 12 november 2023 op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw is verlengd zodat er nog steeds een grondslag is voor het voortduren van de inbewaringstelling. De rechtbank stelt vast dat dit besluit niet is opgenomen in het digitale dossier maar ziet geen aanleiding om aan deze mededeling van verweerder te twijfelen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Lichter middel

7. Voor de beroepsgrond over het opleggen van een lichter middel verwijst de rechtbank naar haar eerdere uitspraak van 18 oktober 2023 (in de zaak NL23.32069), overwegingen 5 en 6. In wat eiser nu aanvoert, te weten de enkele stelling dat hij bij zijn zus kan verblijven, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel. Deze beroepsgrond slaagt evenmin.
Belangenafweging
8. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die – gelet op de duur van deze bewaring – voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Ambtshalve toetsing
9. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.