ECLI:NL:RBDHA:2023:21479

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
NL23.33717
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen voortduren van de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling, eiser, die al bijna acht maanden in vreemdelingenbewaring verblijft. De maatregel van bewaring was op 17 maart 2023 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en op 11 september 2023 verlengd. Eiser heeft tegen het voortduren van deze maatregel beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting is, omdat de Marokkaanse autoriteiten niet hebben gereageerd op zijn aanvraag voor een laissez passer. Hij wijst op de gevolgen van de aardbeving in Marokko, die de afgifte van laissez passers zou hebben vertraagd. De rechtbank overweegt echter dat het onderzoek bij de Marokkaanse autoriteiten nog loopt en dat verweerder regelmatig contact heeft met deze autoriteiten. De rechtbank concludeert dat de lange duur van de bewaring op zichzelf niet doorslaggevend is en dat er geen bewijs is dat de Marokkaanse autoriteiten geen medewerking verlenen aan de terugkeer van eiser.

De rechtbank oordeelt dat er geen feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de maatregel van bewaring op te heffen. Eiser heeft onvoldoende meegewerkt aan zijn uitzetting, wat ook in de verslagen van vertrekgesprekken naar voren komt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 6 november 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.33717
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. S. Benayad),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: J.M.M. van Gils ).

Procesverloop

Verweerder heeft op 17 maart 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Bij besluit van 11 september 2023 heeft verweerder de maatregel van bewaring met ten hoogste twaalf maanden verlengd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Vervolgens heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1993.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 27 september 2023 (in de zaak NL23.29518) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
4. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting is. Eiser verblijft momenteel bijna acht maanden in vreemdelingenbewaring zonder dat de Marokkaanse autoriteiten een reactie hebben gegeven op de aanvraag voor een laissez passer (lp). Daar komt nog bij dat sinds de heftige aardbeving in Marokko het aantal afgegeven lp’s zeer minimaal is. In de tussentijd duurt de bewaring wel voort en begint het belang van eiser om vrijgelaten te worden zwaarder te wegen. Gelet hierop is eiser van oordeel dat zijn belang dient te prevaleren en meent hij dat de toepassing van de maatregel in strijd is met de Vw, dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd. Het beroep tegen de vrijheidsontneming dient gegrond te worden verklaard, aldus eiser.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Zicht op uitzetting
6. Het onderzoek bij de Marokkaanse autroiteiten loopt nog. Verweerder rappelleert regelmatig bij deze autoriteiten in verband met de afgifte van een lp ten behoeve van eiser, laatstelijk op 12 oktober 2023. Tevens heeft verweerder op 19 oktober 2023 deze aanvraag rechtstreeks onder de aandacht gebracht bij de Marokkaanse autoriteiten. Dat het onderzoek lang duurt is op zichzelf niet doorslaggevend, te meer niet nu de Marokkaanse autoriteiten niet op voorhand te kennen hebben gegeven geen lp te zullen verstrekken. Voorts is verweerder voor de afgifte van een lp afhankelijk van de werkwijze van de Marokkaanse autoriteiten. Daarnaast wijst verweerder er in het verweerschrift terecht op dat niet is onderbouwd of gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten sinds de aardbeving in Marokko geen medewerking aan terugkeer verlenen. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen zicht op uitzetting is. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Belangenafweging

7. Over wat eiser in het kader van de belangenafweging aanvoert, oordeelt de rechtbank dat er geen feiten of omstandigheden zijn die, gelet op de duur van deze bewaring, voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn de bewaring bij een afweging van de belangen op te heffen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het kader van de belangenafweging voldoende gemotiveerd waarom hij de bewaring nog niet heeft opgeheven. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser tot op heden onvoldoende invulling geeft aan zijn plicht volledig en actief mee te werken aan zijn uitzetting. Zo blijkt uit de verslagen van de vertrekgesprekken dat eiser een passieve houding aanneemt en geen inspanning verricht om zijn identiteit en nationaliteit nader te onderbouwen. Op grond van het voorgaande heeft verweerder zijn belang bij voortduring van de maatregel van bewaring zwaarder kunnen laten wegen dan dat van eiser bij opheffing daarvan. De beroepsgrond slaagt evenmin.
Ambtshalve toetsing
8. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van N. Dayerizadeh, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.