Uitspraak
Gezagsuitoefening
Beschikking op het op 24 november 2023 ingekomen verzoek van:
[vader] ,
[moeder] ,
Procedure
Hierbij zijn verschenen:
- de vader met zijn advocaat;
- [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming te ’s-Gravenhage (hierna: de Raad).
Verzoek en verweer
- de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [kind 1] vast te stellen bij hem met ingang van 30 oktober 2023 althans per de datum van indiening van het verzoekschrift;
- de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van ieder der ouders vast te stellen, in die zin dat [kind 1] bij de moeder zal zijn elke veertien dagen op zondag van 10.00 uur tot 18.00 uur, althans een regeling in overeenstemming met wat [kind 1] in het kindgesprek hierover naar voren brengt;
- vervangende toestemming te verlenen aan hem voor inschrijving van [kind 1] op zijn adres;
- de moeder te veroordelen het paspoort en de schoolspullen van [kind 1] binnen zeven dagen na deze beschikking aan de vader af te geven;
Feiten
- Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest van 25 april 2007 tot 2 februari 2017.
- Zij zijn samen de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
- In de beschikking van 24 oktober 2016 van de rechtbank Rotterdam is de hoofdverblijfplaats van beide kinderen bij de moeder bepaald en is een zorgverdeling vastgesteld voor beide kinderen. In onderling overleg hebben partijen vanaf 2016 feitelijk een andere zorgverdeling ten aanzien van [kind 1] gehanteerd, namelijk dat zij bij de vader is:
- Partijen hebben diverse procedures gevoerd over de zorgverdeling ten aanzien van [kind 2] . Bij beschikking van deze rechtbank van 19 januari 2022 is bepaald dat [kind 2] om de week op zondag (in het weekend dat ook [kind 1] bij de vader verblijft) van 10.00 uur tot 18.00 uur bij de vader zal zijn.
- Met ingang van 30 oktober 2023 verblijft [kind 1] feitelijk bij de vader.
Beoordeling
Beslissing
1 april 2024 pro formain afwachting van de resultaten en het advies van het onderzoek van Veilig Thuis;
van mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting
van 21 december 2023.