ECLI:NL:RBDHA:2023:21463

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
C/09/657371 / FA RK 23-8571
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats van minderjarige en afgifte van paspoort en schoolspullen

In deze beschikking heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een zaak betreffende de wijziging van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [kind 1]. De vader heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij hem vast te stellen, aangezien zij sinds 30 oktober 2023 feitelijk bij hem verblijft. De moeder is niet verschenen op de zitting en heeft geen verweer gevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wijziging van de hoofdverblijfplaats in het belang van [kind 1] is, gezien de omstandigheden en het feit dat de vader de zorg voor [kind 1] op zich neemt. De rechtbank heeft de moeder veroordeeld tot afgifte van het paspoort en de schoolspullen van [kind 1] aan de vader. De beslissing over de zorgregeling is aangehouden in afwachting van een onderzoek van Veilig Thuis, dat momenteel loopt. De rechtbank heeft de ouders de gelegenheid gegeven om te reageren op het advies van Veilig Thuis zodra dit beschikbaar is. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 23-8571
Zaaknummer: C/09/657371
Datum beschikking: 21 december 2023

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 24 november 2023 ingekomen verzoek van:

[vader] ,

de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. E.M.F. Prickartz te Schiedam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[moeder] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats 2] , gemeente [gemeenteplaats] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift.
De minderjarige [kind 1] heeft zich op 13 december 2023 in een kindgesprek uitgelaten over het verzoek.
Op 14 december 2023 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • de vader met zijn advocaat;
  • [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming te ’s-Gravenhage (hierna: de Raad).
De moeder is, hoewel goed opgeroepen, niet op de zitting verschenen.

Verzoek en verweer

De vader heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht - met wijziging in zoverre van de beschikking van 24 oktober 2016 en van de tot 30 oktober 2023 geldende zorgregeling - :
  • de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [kind 1] vast te stellen bij hem met ingang van 30 oktober 2023 althans per de datum van indiening van het verzoekschrift;
  • de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van ieder der ouders vast te stellen, in die zin dat [kind 1] bij de moeder zal zijn elke veertien dagen op zondag van 10.00 uur tot 18.00 uur, althans een regeling in overeenstemming met wat [kind 1] in het kindgesprek hierover naar voren brengt;
  • vervangende toestemming te verlenen aan hem voor inschrijving van [kind 1] op zijn adres;
  • de moeder te veroordelen het paspoort en de schoolspullen van [kind 1] binnen zeven dagen na deze beschikking aan de vader af te geven;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De moeder heeft geen verweer gevoerd.

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest van 25 april 2007 tot 2 februari 2017.
  • Zij zijn samen de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
  • Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • In de beschikking van 24 oktober 2016 van de rechtbank Rotterdam is de hoofdverblijfplaats van beide kinderen bij de moeder bepaald en is een zorgverdeling vastgesteld voor beide kinderen. In onderling overleg hebben partijen vanaf 2016 feitelijk een andere zorgverdeling ten aanzien van [kind 1] gehanteerd, namelijk dat zij bij de vader is:
  • Partijen hebben diverse procedures gevoerd over de zorgverdeling ten aanzien van [kind 2] . Bij beschikking van deze rechtbank van 19 januari 2022 is bepaald dat [kind 2] om de week op zondag (in het weekend dat ook [kind 1] bij de vader verblijft) van 10.00 uur tot 18.00 uur bij de vader zal zijn.
  • Met ingang van 30 oktober 2023 verblijft [kind 1] feitelijk bij de vader.

Beoordeling

De rechtbank heeft beide ouders opgeroepen om ter terechtzitting te verschijnen zodat er een vergelijk tussen partijen beproefd kan worden. Omdat de moeder niet is verschenen en geen verweer heeft gevoerd, zal de rechtbank een beslissing nemen op basis van informatie van de zijde van de vader.
Voorgeschiedenis
Uit de door de vader bij het verzoekschrift overgelegde rechterlijke uitspraken blijkt dat partijen sinds hun uiteengaan meerdere procedures hebben gevoerd over het contact van ofwel [kind 2] ofwel [kind 1] met beide ouders. Bij beschikking van 29 november 2019 zijn de ouders aangemeld voor een netwerkberaad via de Raad. Na dit netwerkberaad zijn de ouders aangemeld bij Enver voor deelname aan een traject Ouderschap Blijft. Omdat van dit traject een negatieve terugmelding is gekomen, heeft de Raad een onderzoek verricht en geadviseerd over de zorgregeling. Bij beschikking van 19 januari 2022 is een eerdere bodemprocedure afgerond. In onderling overleg, en met afwijking van de echtscheidingsbeschikking, hebben de ouders ten aanzien van [kind 1] afgesproken dat [kind 1] de ene week van woensdag 18.30 uur tot zondag 18.00 uur bij de vader zou zijn en de andere week van woensdag 18.30 uur tot vrijdag naar school, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen. Volgens de vader heeft deze regeling tot 30 september 2023 gefunctioneerd. Op 30 september 2023 heeft er bij de moeder thuis een voorval plaatsgevonden waarbij [kind 1] door de moeder meermaals op haar hoofd is geslagen met een slipper. [kind 1] heeft hier onder meer op school melding van gemaakt. Naar aanleiding van dit voorval heeft de politie Veilig Thuis ingeschakeld. Op de zitting heeft de vader aangegeven dat Veilig Thuis met een onderzoek is gestart en dat er waarschijnlijk binnen drie maanden een rapport van Veilig Thuis wordt opgeleverd. [kind 1] verblijft sinds het voorval volledig bij de vader en zij heeft sindsdien geen contact meer gehad met de moeder.
Wettelijk kader voor de voorliggende verzoeken
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a, lid 1 BW kunnen, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt in dat geval een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Ingevolge het tweede lid van voornoemd artikel kan de rechtbank eveneens op verzoek van de ouders of één van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten de beslissing bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft en welke zorgregeling er zal zijn.
Hoofdverblijf van [kind 1]
Hoofdverblijf
De vader heeft op zitting aangegeven dat hij wijziging van de hoofdverblijfplaats van [kind 1] wenst omdat zij feitelijk nu al enkele maanden bij hem verblijft en het er niet naar uitziet dat ze op korte termijn weer bij haar moeder zal wonen. Deze wijziging heeft praktische, administratieve en financiële gevolgen voor de vader, die hij in het belang van [kind 1] acht. Relevante post voor [kind 1] komt nu bij de moeder, terwijl zij dat niet doorstuurt. Als [kind 1] op het adres van vader staat ingeschreven, komt de vader ook in aanmerking voor de kinderbijslag en het kindgebonden budget. Omdat hij op dit moment alle kosten voor [kind 1] draagt, acht hij dit in haar belang.
In het licht van wat de vader heeft gesteld en gelet op wat [kind 1] in het kindgesprek heeft aangegeven, acht de rechtbank wijziging van de hoofdverblijfplaats van [kind 1] op dit moment in haar belang. Het geeft [kind 1] de duidelijkheid en rust die zij nu hard nodig heeft. Daarbij komt dat in het gesprek met [kind 1] en op de zitting is gebleken dat de vader het contact van [kind 1] met de moeder niet in de weg staat. Hij gunt [kind 1] contact met haar moeder, op een manier die in het belang van [kind 1] is. Wijziging van haar hoofdverblijfplaats betekent dus niet dat er geen ruimte meer is voor contact van [kind 1] met haar moeder. Het verzoek van de vader zal daarom als niet weersproken, op de wet gegrond en in het belang van [kind 1] worden toegewezen.
Hoewel [kind 1] feitelijk al wat langer bij de vader verblijft, wordt de wijziging van de hoofdverblijfplaats per de datum van deze beschikking vastgesteld. De aard van deze beslissing leent zich niet voor wijziging in het verleden.
Inschrijving in de brp
Het gevolg van de wijziging van de hoofdverblijfplaats is dat de inschrijving van [kind 1] in de basisregistratie personen wordt gewijzigd van het adres van de moeder naar het adres van de vader. Voor zover dit nodig is ten behoeve van de inschrijving zal de rechtbank vervangende toestemming aan de vader verlenen om [kind 1] op zijn adres in te schrijven.
Paspoort
Uitgangspunt is dat de ouder bij wie een kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, het (al dan niet verlopen) paspoort van dat kind in beheer heeft. De vader acht het in het belang van [kind 1] dat de moeder het paspoort van [kind 1] zal afgeven. De rechtbank zal bepalen dat de moeder het paspoort op eerste verzoek aan de vader dient af te geven.
Schoolspullen
In het kader van artikel 1:253a BW valt ook het maken van afspraken over de afgifte van de schoolspullen onder gezagsuitoefening. Uitgangspunt is dat [kind 1] op de plek waar zij woont haar schoolspullen bij zich heeft. Voor zover haar schoolspullen zich nog bij de moeder bevinden, dient de moeder deze in het belang van [kind 1] af te geven. De vader heeft verzocht dat de spullen binnen zeven dagen na deze beschikking afgegeven moeten worden. Op de zitting heeft de vader desgevraagd aangegeven dat hij via zijn advocaat in overleg wil gaan met moeder om de spullen te krijgen. De rechtbank zal bepalen dat de moeder de spullen op eerste verzoek van de vader dient af te geven, waarbij aan de moeder een reële termijn wordt gesteld door de vader.
Zorgverdeling ten aanzien van [kind 1]
In de echtscheidingsbeschikking is een zorgregeling vastgesteld waarbij een regeling is getroffen voor het contact dat [kind 1] met haar vader heeft. Voor de situatie dat [kind 1] de hoofdverblijfplaats bij de vader heeft, is er geen zorgregeling. De vader heeft in deze procedure wel verzocht om vaststelling van een dergelijke regeling. Daarbij heeft de vader ook aangegeven dat er op dit moment een onderzoek van Veilig Thuis loopt, waarbij Veilig Thuis in ieder geval gaat onderzoeken of er veiligheidsvoorwaarden moeten komen ten aanzien van de hervatting van contact tussen [kind 1] en haar moeder. Van de moeder is geen standpunt bekend over haar wensen en draagvlak voor de vaststelling van een zorgregeling. In het kindgesprek met [kind 1] is naar voren gekomen dat er bij [kind 1] op dit moment geen draagvlak is voor contact met haar moeder, hoewel zij haar moeder wel mist.
De rechtbank acht het van belang om de uitkomsten en het advies van het onderzoek van Veilig Thuis af te wachten voordat er een (voorlopige) zorgregeling bepaald wordt. De beslissing op het verzoek van de vader zal daarom pro forma worden aangehouden in afwachting van bericht van Veilig Thuis. Deze aanhouding geeft [kind 1] ook de kans om verder tot rust te komen. Indien zij daar ruimte voor ervaart staat het haar vrij om zelf contact op te nemen met haar moeder, wellicht om een uurtje op een openbare plek samen af te spreken.
Nadat het advies van Veilig Thuis is ontvangen, zal de rechtbank de ouders in de gelegenheid stellen om hierop te reageren. Vervolgens zal bezien worden of een nadere zitting nodig is of dat de zaak op de stukken afgedaan kan worden.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van 24 oktober 2016 van de rechtbank Rotterdam – :
*
bepaalt dat de minderjarige [kind 1] , geboren op [geboortedag 2] 2010 te [geboorteplaats] , vanaf heden de hoofdverblijfplaats zal hebben bij de vader;
*
verleent aan de vader toestemming, die de toestemming van de moeder vervangt, om [kind 1] op zijn adres in te schrijven in de basisregistratie personen;
*
veroordeelt de moeder tot afgifte van het paspoort van [kind 1] en haar schoolspullen, op het eerste verzoek van de vader;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat de behandeling van het verzoek tot vaststelling van een zorgregeling tussen [kind 1] en de moeder wordt aangehouden tot
1 april 2024 pro formain afwachting van de resultaten en het advies van het onderzoek van Veilig Thuis;
bepaalt dat beide ouders na het advies van Veilig Thuis vier weken de gelegenheid krijgen om te reageren op dit advies en zich uit te laten over de zorgregeling en de voortgang van de procedure;
bepaalt dat indien de vader of de moeder aan het hierbij bepaalde geheel of gedeeltelijk niet voldoet, de zaak met toepassing van artikel 22 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zal worden afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Witteman, kinderrechter, in tegenwoordigheid
van mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting
van 21 december 2023.