ECLI:NL:RBDHA:2023:21460

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
C/09/639667 / FA RK 22-8525
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen en verdeling van vermogen tussen echtgenoten

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, uitgesproken op 21 december 2023, wordt de echtscheiding tussen de partijen, die op 12 juli 2008 in Groot-Brittannië zijn gehuwd, uitgesproken. De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen tot echtscheiding en nevenvoorzieningen beoordeeld. De man en vrouw hebben samen drie minderjarige kinderen, die bij de vrouw verblijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding toegewezen. De rechtbank heeft ook de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw bepaald en een co-ouderschapsregeling vastgesteld, waarbij de zorg voor de kinderen gelijkelijk wordt verdeeld. De rechtbank heeft de vrouw het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning toegewezen voor een periode van zes maanden, met de mogelijkheid voor de vrouw om de woning over te nemen. Indien de vrouw niet in staat is om de woning over te nemen, moet deze worden verkocht. De rechtbank heeft de verdeling van de gezamenlijke vermogensbestanddelen besproken, waaronder de inboedel, bankrekeningen, auto’s en het bedrijf van de vrouw. De rechtbank heeft bepaald dat de waarde van de activa en passiva gelijkelijk tussen de partijen moet worden verdeeld, met specifieke afspraken over de verdeling van de auto’s en de aandelen in het bedrijf. De rechtbank heeft ook de verzoeken tot compensatie van proceskosten afgewezen, waarbij beide partijen hun eigen kosten moeten dragen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Enkelvoudige Kamer
Rekestnummers: FA RK 22-8525 (echtscheiding) en FA RK 23-5126 (verdeling)
Zaaknummers: C/09/639667 (echtscheiding) en C/09/650849 (verdeling)
Datum beschikking: 21 december 2023
Scheiding
Beschikkingop het op 14 december 2022 ingekomen verzoek van:
[vrouw] ,
de vrouw,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. G.A.P. Avontuur te Oosterhout.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[man] ,
de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Groenleer te ’s-Gravenhage.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 6 januari 2023 met bijlagen behorende bij het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift;
  • het verweer tegen het zelfstandig verzoek met bijlagen;
  • het F9-formulier van 13 oktober 2023 met bijlagen van de zijde van de man;
  • het F9-formulier van 24 oktober 2023 van de zijde van de man, met daarbij de pleitnota en aanvullende producties.
De minderjarige [kind 1] heeft schriftelijk zijn mening kenbaar gemaakt en heeft op 26 oktober 2023 in een kindgesprek met de kinderrechter gesproken.
Op 26 oktober 2023 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw vergezeld door haar advocaat en – voor het merendeel van de zitting - bijgestaan door P. van Nieuwenhuizen, tolk in de Engelse taal;
  • de man vergezeld door zijn advocaat;
  • [naam 2] namens de Raad voor de Kinderbescherming te ’s-Gravenhage.
Voorafgaand aan de zitting is van de zijde van de man bezwaar gemaakt tegen het door de vrouw ingediende verweer tegen het zelfstandige verzoek. De man heeft hierover op
19 oktober 2023 en op 23 oktober 2023 een e-mail gestuurd. In reactie op deze stukken heeft de vrouw op 19 oktober 2023 een F9-formulier ingediend. De rechtbank heeft partijen op 23 oktober 2023 bericht dat er op zitting besproken zal worden of de stukken toegelaten worden. Op 25 oktober 2023 heeft de man, als reactie op het ingediende verweer van de vrouw, bij F9-formulieren nadere producties ingediend en een pleitnota overgelegd.
Op de zitting heeft de rechtbank, nadat partijen hierover hun standpunt nogmaals naar voren hebben gebracht, het verweerschrift van de vrouw inclusief bijlagen toegelaten tot het procesdossier en het bezwaar van de zijde van de man afgewezen. Dit in het bijzonder nu de man reeds op dit verweer heeft kunnen reageren en de daartoe strekkende stukken eveneens deel uitmaken van het procesdossier.
Na de zitting zijn de volgende stukken ontvangen:
  • de e-mail van 4 december 2023 van de zijde van de man;
  • het F9-formulier van 5 december 2023 van de zijde van de vrouw.
Feiten
  • Partijen zijn met elkaar gehuwd op 12 juli 2008 te [plaats] , Groot-Brittannië.
  • Zij zijn samen de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
  • De kinderen verblijven op dit moment bij de vrouw.
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • De man heeft de Nederlandse nationaliteit en de vrouw is Brits Burger.
  • Partijen zijn gehuwd zonder het opmaken van huwelijkse voorwaarden.
  • Deze rechtbank heeft op 28 december 2022 voorlopige voorzieningen getroffen, te weten:
Verzoek en verweer
Het verzoek zoals dat na wijziging luidt, strekt tot echtscheiding, met nevenvoorzieningen tot:
  • vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw;
  • vaststelling van een co-ouderschapsregeling met het wisselmoment op de woensdag, en een verdeling van de vakanties volgens het voorstel van de vrouw;
  • bepaling dat de paspoorten en identiteitskaarten van de kinderen bij de vrouw zijn;
  • bepaling dat het de vrouw is toegestaan met de kinderen naar Groot-Brittannië te reizen, waarbij de man zijn toestemming zal verlenen, voor bezoek aan familie en vrienden, zonder dat de vrouw vooraf haar reisschema kenbaar hoeft te maken;
  • vaststelling van kinderalimentatie van € 188,- per maand per kind,
  • vaststelling van de verdeling en verrekening volgens het voorstel van de vrouw;
  • bepaling dat de pensioenen in Engeland bij helfte zullen worden verdeeld;
  • voortgezet gebruik van de echtelijke woning met inboedel,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man voert verweer tegen het door de vrouw verzochte, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien heeft de man, na wijziging, zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
  • vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man;
  • vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de kinderen, in die zin dat de kinderen de helft van de tijd bij de man verblijven en de helft van de tijd bij de vrouw, met het wisselmoment op de zondag om 17.00 uur, met verdere invulling van het co-ouderschap overeenkomstig het verzoek van de man, en met vaststelling van een verdeling van de vakanties en bijzondere dagen volgens zijn voorstel;
  • bepaling dat de man de paspoorten en identiteitsbewijzen van de kinderen onder zich mag houden;
  • vaststelling van een kinderalimentatie van € 500,- per maand per kind, per de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking;
  • vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform
het aangevulde voorstel van de man;
- voortgezet gebruik van de echtelijke woning met inboedel, met bepaling dat de partij die het gebruiksrecht krijgt toegekend alle lasten van de woning dient te dragen vanaf de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand tot aan levering van de woning aan een derde dan wel toedeling van de woning aan de vrouw;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en met compensatie van de proceskosten.
De vrouw voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de man, dat ook hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Beoordeling
Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.

1.Echtscheiding

1.1.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat beide echtgenoten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
De rechtbank zal krachtens artikel 10:56, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
1.2.
Ontvankelijkheid
De ouders hebben geen ouderschapsplan overgelegd zoals omschreven in artikel 815 tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). In de wet is voorgeschreven dat een ouderschapsplan een processuele eis is bij een verzoek tot echtscheiding. Daarom heeft de rechtbank de bevoegdheid om het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden overgelegd (artikel 815, zesde lid, Rv).
Partijen hebben beiden naar voren gebracht dat het hen, ondanks diverse pogingen daartoe, niet lukt om op alle voor het ouderschapsplan noodzakelijke punten overeenstemming te bereiken. Daarom hebben zij allebei verzoeken in dit kader aan de rechtbank voorgelegd. Partijen hebben hiermee, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende gemotiveerd dat het voor hen op dit moment niet mogelijk is om een door hen allebei akkoord bevonden ouderschapsplan over te leggen. De rechtbank zal partijen ontvangen in hun verzoeken tot echtscheiding met nevenvoorzieningen.
1.3.
Inhoudelijke beoordeling
Beide partijen hebben gesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. Het verzoek tot echtscheiding zal daarom als op de wet gegrond worden toegewezen.
Deze beslissing kan naar haar aard niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
Het daartoe strekkende verzoek wordt afgewezen.

2.Hoofdverblijf van de kinderen

2.1.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van kinderen.
2.2.
Inhoudelijke beoordeling
Beide partijen hebben verzocht om bepaling van het hoofdverblijf van de kinderen bij hen. Daarbij is tussen partijen niet in geschil dat er een zorgverdeling van volledig co-ouderschap tussen de ouders zal gelden. De inschrijving van de kinderen bij één van de ouders, in die zin dat de kinderen het hoofdverblijf daar hebben, is daarom vooral een administratieve beslissing.
De rechtbank ziet in het door de man aangevoerde onvoldoende grond om de huidige situatie, waarin de kinderen hun hoofdverblijf bij de vrouw hebben, te wijzigen. De rechtbank zal daarom de feitelijke situatie, die geldt vanaf het moment van de voorlopige voorzieningen, bestendigen en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw bepalen.

3.Zorgverdeling

3.1.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
3.2.
Inhoudelijke beoordeling
3.2.1.
Reguliere zorgverdeling
Beide partijen zijn het erover eens dat de zorg in beginsel bij helfte tussen hen gedeeld moet worden in de vorm van een co-ouderschap. Zij hanteren deze zorgverdeling ook al vanaf mei 2023, waarbij de kinderen in de oneven weken bij de man zijn en in de even weken bij de vrouw. Partijen twisten over het wisselmoment van de regeling. Op dit moment is het wisselmoment op de woensdag uit school. Deze regeling zal worden gehandhaafd zolang de man in zijn huidige woning verblijft.
Vanaf het moment dat de man over een grotere (eigen) woning beschikt, zal de rechtbank de man in zijn verzoek volgen en het wisselmoment op zondag om 17.00 uur bepalen.
De rechtbank acht een wisselmoment in het weekend op de lange termijn rustiger voor de kinderen, omdat zij dan vanaf hun woonplek een tas kunnen pakken en door de ene ouder bij de andere ouder gebracht kunnen worden, in plaats van een wisselmoment via school. De ouders kunnen in het weekend ook bij de overdrachtsmomenten aanwezig zijn en een wisselmoment in het weekend breekt de week minder op voor de kinderen. Daarbij komt dat het ook een duidelijke wens was van Miller in het kindgesprek. De rechtbank acht de wens van de vrouw, om af en toe zelf in een weekend op familiebezoek naar Groot-Brittannië te kunnen gaan, ondergeschikt aan het belang van de kinderen op een rustige overgang van de ene ouder naar de andere. Mogelijk kunnen partijen in incidentele gevallen een afspraak maken over een ander wisselmoment, als de vrouw een weekend naar familie gaat.
3.2.2.
Verdeling van vakanties, feestdagen en overige bijzondere dagen
Partijen zijn het, gelet op de processtukken, ook hier eens over het uitgangspunt van verdeling van de vakanties bij helfte. Hoe die verdeling concreet moet worden ingevuld, is echter nog een discussiepunt voor de kerst- en zomervakantie.
De vrouw wenst kerst jaarlijks met zowel de kinderen als haar familie te vieren. Voor haar en haar Britse familie, is dit een traditie waar veel waarde aan wordt gehecht. De rechtbank begrijpt dit, maar acht het ook van belang dat de man deze tijd met de kinderen kan doorbrengen, zoals hij ook heeft verzocht. De rechtbank zal daarom bepalen dat de kerstvakantie bij helfte wordt gedeeld in die zin dat de kinderen het ene jaar kerst met de vrouw doorbrengen en het andere jaar met de man. De man heeft voorgesteld dat de kinderen in de oneven jaren de eerste week van de kerstvakantie bij de vrouw zijn en in de even jaren de eerste week bij de man. Dit zal de rechtbank vastleggen.
Voor de zomervakantie zal de rechtbank bepalen dat de kinderen drie weken aansluitend bij elke ouder zijn. Dit is een voor beide partijen, maar in het bijzonder voor de kinderen, duidelijke regeling met weinig wisselmomenten, zodat het hopelijk voor hen ook voor rust zorgt. Partijen hebben hiermee bovendien de mogelijkheid om wat langer met vakantie te gaan met de kinderen. Daarbij zal de rechtbank het voorstel van de vrouw volgen ten aanzien van de verdeling over de even en oneven jaren.
Ten aanzien van de herfstvakantie, voorjaarsvakantie, meivakantie, Goede vrijdag en Pasen zijn partijen het eens. De rechtbank zal hun overeenstemming vastleggen in de beschikking.
Omdat er geen specifieke wensen zijn ten aanzien van Hemelvaart, Koningsdag, en Sinterklaas zal op deze feestdagen de reguliere zorgregeling gelden. De rechtbank zal daarnaast bepalen dat de kinderen op Vaderdag bij de man zijn en op Moederdag bij de vrouw, waarbij partijen de tijden zelf verder moeten afstemmen.
Ten aanzien van de vieringen van de verjaardagen van de kinderen en hun kinderfeestjes heeft de vrouw verzocht te bepalen dat beide ouders uitgenodigd zijn op deze beide gelegenheden. De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat de ouders hier samen goede afspraken over maken, in die zin dat de kinderen op hun verjaardag en kinderfeestje contact kunnen hebben met beide ouders. Het is aan de ouders om gezamenlijk af te stemmen op welke manier de kinderfeestjes en verjaardagen gevierd worden, waarbij de kinderen niet tussen de ouders geplaatst zullen worden.
De rechtbank zal tot slot bepalen dat de schoolvakanties ingaan op vrijdag uit school, of op vrijdag om 10.00 uur op dagen dat er geen school is, en lopen tot het wisselmoment op zondag om 17.00 uur. Dit betekent dat rond vakanties de reguliere zorgverdeling wordt ingekort ten behoeve van de start van de vakantieregeling. De rechtbank gaat ervan uit dat de eerdere start van een vakantieweek over het hele jaar genomen niet ten koste van de tijd van één van de ouders met de kinderen gaat, maar dat zich dit over het jaar genomen goed uitmiddelt.
Ten aanzien van de paspoorten en ID-kaarten van de kinderen zijn partijen het erover eens dat deze bij de ouder worden bewaard waar de kinderen de hoofdverblijfplaats hebben. Dat betekent dat deze documenten bij de vrouw zullen zijn, en dat de vrouw ze zal afgeven aan de man als hij ze nodig heeft voor de kinderen.
Het verzoek van de vrouw, te bepalen dat de man haar altijd toestemming geeft voor vakanties met de kinderen naar haar familie, ontbeert wettelijke grondslag en ligt om die reden voor afwijzing gereed. Op de zitting heeft de man aangegeven dat hij familiebezoek van de kinderen met de vrouw ruimhartig zal toestaan, net zoals hij met de kinderen zijn familie kan bezoeken, zolang de bezoeken van de vrouw aan haar familie in de eigen tijd van de vrouw met de kinderen gepland worden. De rechtbank gaat er in het licht van de toezegging van de man van uit dat de man deze toestemming in concrete gevallen zal verlenen.

4.Kinderalimentatie

4.1.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de man in Nederland woont, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
Op het verzoek tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen zal de rechtbank op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Nederlands recht toepassen.
4.2.
Inhoudelijke beoordeling
Bij de vaststelling van de kinderalimentatie en de berekening, neemt de rechtbank de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie opgenomen in het Rapport Alimentatienormen (het tremarapport) als uitgangspunt. De rechtbank rondt hierna in haar berekening de bedragen telkens af op hele euro’s.
4.2.1.
Behoefte van de kinderen
Partijen zijn in 2022 uit elkaar gegaan. De behoefte van de kinderen zal op basis van de inkomens uit dat jaar vastgesteld worden. Partijen zijn het erover eens dat het netto besteedbaar gezinsinkomen in 2022 minstens € 6.000,- per maand bedroeg.
Anders dan de vrouw ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de Nibudnormen en het tabelbedrag behorend bij dit gezinsinkomen te verhogen. Dat betekent dat de rechtbank de behoefte van de kinderen zal vaststellen op € 1.560,- in 2022, welke behoefte geïndexeerd naar 2023 € 1.592,- bedraagt.
De rechtbank zal vervolgens beoordelen op welke wijze de behoefte van de kinderen voor rekening van beide ouders dient te komen. Daartoe zal de rechtbank de draagkracht van beide ouders vaststellen.
4.2.2.
Draagkracht van de vrouw
De rechtbank stelt vast dat de vrouw geen concrete gegevens over haar inkomen heeft overgelegd in deze procedure. In de door haar ingediende draagkrachtberekening heeft de vrouw gerekend met een bruto jaarinkomen van € 150.000,-. Bij gebrek aan andere informatie zal de rechtbank de vrouw hierin volgen.
Het kindgebonden budget moet volgens vaste rechtspraak bij het inkomen van de desbetreffende ouder die het ontvangt, worden opgeteld. De rechtbank berekent het kindgebonden budget aan de hand van bovenstaande inkomensgegevens.
Op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten en rekening houdend met in de aangehechte berekening opgenomen heffingskortingen en toeslagen, berekent de rechtbank haar NBI in 2023 op € 7.335,- per maand. De rechtbank verwijst hiervoor naar de aangehechte berekening. De hierbij behorende draagkracht is € 2.772,- per maand.
4.2.3.
Draagkracht van de man
De man heeft aangevoerd dat zijn draagkracht niet anders is dan in de beschikking voorlopige voorzieningen is bepaald, te weten € 1.492,- per maand. Hij heeft zijn salarisspecificaties over de maanden mei tot en met september 2023 overgelegd.
De vrouw heeft aangevoerd dat de man in staat moet worden geacht net als zij € 150.000,- bruto per jaar te kunnen verdienen, hetgeen de man in het verleden ook heeft gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat de draagkracht van de man berekend moet worden op basis van zijn huidige inkomen. De man heeft onweersproken aangevoerd dat hij tijdens het huwelijk ziek is geweest in verband met zware stressklachten. De man is niet in het zicht van de echtscheiding minder gaan werken maar al tijdens het huwelijk, omwille van zijn gezondheid. De man heeft nu een baan op basis van 32 uur per week. De rechtbank ziet geen aanleiding daar bovenop nog met extra verdiencapaciteit te rekenen.
Het bruto maandinkomen van de man, dat blijkt uit voormelde salarisspecificaties, bedraagt € 5.932,-, exclusief 8% vakantietoeslag. Ook ontvangt de man een mobiliteitsbudget van
€ 675.- bruto per maand.
Daarnaast rekening houdend met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting volgt uit de berekening van de rechtbank een NBI van de man van € 4.505,- per maand. De hierbij behorende draagkracht is dan volgens de tarieven van 2023-II € 1.385,- per maand.
4.2.4.
Verdeling van de kosten van de kinderen over beide ouders
Op basis van de aangehechte berekening is de verdeling van de kosten van de kinderen over de draagkracht van beide ouders berekend.
Daarbij heeft de rechtbank een zorgkorting van 35 % van de behoefte tot uitgangspunt genomen omdat sprake is van een volledig co-ouderschap.
Op basis van de berekening komt een bedrag van € 177,- per maand per kind voor rekening van de man, waarbij de man aanspraak heeft op een zorgkorting van € 186,- per maand per kind. Dat betekent per saldo dat de man zijn aandeel van de kosten voor de kinderen voldoet door tijdens het verblijf van de kinderen voor hen te zorgen. Op basis van de berekening komt de rechtbank niet toe aan vaststelling van een kinderbijdrage ten gunste van de vrouw. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om aan de vrouw een kinderalimentatie van € 9,- per maand per kind op te leggen ten behoeve van de man. Gelet op de welstand van partijen en hun draagkracht dienen beide ouders de eigen draagkracht aan te wenden om in de behoefte van de kinderen te voorzien. Het verzoek van de vrouw en de man om een kinderbijdrage vast te stellen wordt daarom afgewezen.

5.Voortgezet gebruik woning

5.1.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de echtelijke woning in Nederland is gelegen, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe met betrekking tot het verzoek terzake van het voortgezet gebruik van de echtelijke woning en wordt dit volgens Nederlands internationaal privaatrecht door Nederlands recht beheerst.
5.2.
Inhoudelijke beoordeling
Beide partijen wensen het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning te krijgen. Op de zitting is gebleken dat de man op dit moment over eigen woonruimte beschikt, en dat de vrouw sinds het uiteengaan van partijen met de kinderen in de echtelijke woning is gebleven. De vrouw wenst te onderzoeken of zij de echtelijke woning kan overnemen. Dat is tot op heden onduidelijk gebleven tussen partijen, mede in verband met vorderingen over en weer ten aanzien van de woning en de verdeling van het huwelijkse vermogen. De man heeft niet aangevoerd dat hij de woning kan en wil overnemen. Wat hem betreft moet de woning op een zo kort mogelijke termijn verkocht worden. Hij wil er nu graag tijdelijk wonen omdat hij met zijn huidige partner en, voor een gedeelte van de tijd, haar kinderen alsook zijn kinderen in een kleine woning verblijft. Hij wil dus graag ruimer wonen.
De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat zij zo min mogelijk verschillende verhuizingen op rij zullen meemaken. In het geval de vrouw de echtelijke woning over kan nemen, zullen de kinderen daar met de vrouw kunnen blijven wonen. In het geval de man nu tijdelijk in de woning zal komen, zullen de kinderen niet alleen met de man een tweetal verhuizingen voor hun kiezen krijgen, maar ook een verhuizing met de vrouw. Dat acht de rechtbank niet in het belang van de kinderen. Daarom zal het uitsluitend gebruik van de woning voor de duur van zes maanden aan de vrouw worden toegekend en het verzoek van de man worden afgewezen. Zoals de rechtbank hierna bij de verdeling zal bespreken, zal de vrouw binnen die periode actief stappen moeten zetten om de woning aan haar toegedeeld te kunnen krijgen.

6.Verdeling

6.1.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek tot verdeling van de gemeenschap.
Niet gebleken is dat de echtgenoten vóór het huwelijk het op hun huwelijksvermogensregime toepasselijke recht hebben aangewezen.
Krachtens artikel 4, eerste lid, van het Haags Huwelijksvermogensverdrag van 14 maart 1978, Trb. 1988, 130, wordt het huwelijksvermogensregime beheerst door het Engelse recht, omdat de echtgenoten kennelijk hun eerste gewone verblijfplaats na de huwelijkssluiting hebben gevestigd in Groot-Brittannië en zich geen van de in artikel 4, tweede lid, van dat verdrag genoemde uitzonderingen voordoet.
Op de voet van artikel 7 lid 2 onder 2 van voormeld verdrag is met ingang van 1 september 2021 Nederlands recht van toepassing op het huwelijkse vermogen van partijen.
Deze wijziging van huwelijksvermogensregime heeft op grond van artikel 8, eerste volzin, van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978, geen terugwerkende kracht.
Samengevat komt het erop neer dat vanaf de datum van huwelijkssluiting (12 juli 2008) tot het moment waarop partijen langer dan tien jaar in Nederland woonden (omstreeks 1 september 2021) het Britse huwelijksgoederenregime van toepassing was en vanaf omstreeks 1 september 2021 het Nederlandse huwelijksvermogensrecht van toepassing is.
6.2.
Inhoudelijke beoordeling
Omdat vanaf omstreeks 1 september 2021 het Nederlandse huwelijksvermogensrecht op het huwelijksvermogen van partijen van toepassing is, geldt dat de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding naar Nederlands recht het uitgangspunt vormt voor de peildatum van de omgang en samenstelling van de huwelijkse goederengemeenschap. Voor de bepaling van de waarde van de te verdelen goederen geldt – voor zover de man en de vrouw niet anders overeenkomen of de eisen van redelijkheid en billijkheid met zich meebrengen – de datum van feitelijke verdeling.
Partijen hebben de volgende bestanddelen opgevoerd van de tussen hen bestaande goederengemeenschap:
  • De woning van partijen, met daaraan gekoppeld de hypotheken
  • De inboedel
  • De auto’s
  • Bankrekeningen, beleggingsrekeningen, creditcard
  • De activa: zilver, cryptomunten, sieraden
  • Het bedrijf van de vrouw Diversity Doctor
  • Aandelen: Albus en Flora, Computer Investor Service
Volgens partijen vallen alle hier genoemde vermogensbestanddelen in de Engelse wagon. Zij hebben zich niet uitgelaten over de gevolgen van de overgang naar Nederlands recht voor de wijze van verdeling van de vermogensbestanddelen.
De man heeft aangevoerd dat al het vermogen van partijen bij helfte moet worden gedeeld. Volgens de vrouw dient haar bedrijf naar Engels recht zonder verrekening aan haar te worden toebedeeld. De rechtbank zal hierna per bestanddeel bespreken op welke wijze dat verdeeld dient te worden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat naar Engels recht het huwelijk geen gemeenschap van goederen doet ontstaan: iedere echtgenoot is zelfstandig eigenaar van het vermogen dat hij of zij in het huwelijk heeft aangebracht en van het vermogen dat hij of zij tijdens het huwelijk heeft verworven. Echtgenoten zijn als het ware in een stelsel van totale uitsluiting van iedere gemeenschap gehuwd. Deze scheiding van goederen sluit niet uit dat er gemeenschappelijk vermogen ontstaat of dat partijen gemeenschappelijk eigendom verwerven dat wordt aangeduid als ‘common purse’ en ‘joint property’.
De verdeling hiervan na echtscheiding vindt in beginsel plaats bij helfte.
Na de ontbinding van het huwelijk heeft de Engelse rechter op grond van de Matrimonial Causes Act een discretionaire bevoegdheid om maatregelen te nemen betreffende de vermogens van partijen, waarbij de rechter niet is gebonden aan de eigendomstitels. Als algemeen beoordelingspunt geldt dat de financiële aanspraken van de echtgenoten over en weer zo snel mogelijk na de echtscheidingsuitspraak eindigen. Een belangrijke doelstelling hierbij is het bewerkstelligen van een faire afrekening.
Naar Nederlands huwelijksvermogensrecht hebben beide partijen een even grote aanspraak op hun huwelijkse vermogen.
6.2.1.
De woning
Beide partijen willen niet langer aan elkaar verbonden blijven door de woning. De vrouw wil de echtelijke woning toegedeeld krijgen en de hypotheek overnemen, maar de man is van mening dat de echtelijke woning moet worden verkocht. Tot op heden hebben partijen elkaar over en weer gevangen gehouden in diverse financiële vorderingen. Mede hierdoor is nog niet duidelijk of de vrouw in staat is overname van de woning te financieren. Zoals op de zitting is besproken, ziet de rechtbank geen wettelijke grondslag voor de vordering van de man voor compensatie van de gunstige rentevoorwaarden die hij bij verkoop van de woning aan de vrouw verliest, terwijl de vrouw die gunstige voorwaarden dan zou behouden. Dat er in het kader van mediation door partijen hierover afspraken gemaakt kunnen worden, betekent niet dat de rechtbank op soortgelijke wijze kan beslissen. Nu niet is gebleken op welke grondslag het verlies van de man van gunstige rentevoorwaarden kan worden meegenomen in de verdelingsbeslissing, zal de rechtbank het verzoek om compensatie afwijzen. De rechtbank volgt de man niet in zijn standpunt dat de vrouw al (te) lang de tijd heeft gehad om te onderzoeken of zij de woning over kan nemen. Juist door de onduidelijkheid over (onder meer) de rentevordering, was het voor de vrouw niet mogelijk om een sluitende financiering te regelen voor overname van de woning. De rechtbank zal de vrouw daarom alsnog een termijn geven om te onderzoeken of zij de woning kan financieren. De rechtbank zal de echtelijke woning aan de vrouw toedelen op de wijze en onder de voorwaarden die hierna in het dictum zijn vermeld. Indien de vrouw niet in staat blijkt om binnen de gestelde termijn aan de voorwaarden te voldoen, moet de woning worden verkocht aan een derde, eveneens op de wijze en onder de voorwaarden die hierna in het dictum zijn vermeld.
6.2.2.
De inboedel(goederen)
Beide partijen hebben lijsten overgelegd over de wijze van verdeling van de inboedelgoederen. Voor de rechtbank is echter niet te beoordelen welke goederen gemeenschappelijk zijn op basis van het Nederlandse huwelijksvermogensrecht, of eigendom waren van één van partijen op basis van het Engelse huwelijksvermogensrecht. De rechtbank wijst daarom de vorderingen van partijen in dit kader, bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing, af. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen in gezamenlijk overleg tot een reële verdeling van de gemeenschappelijke zaken zullen komen.
6.2.3.
De auto’s
Partijen zijn het erover eens dat de BMW met kenteken [kenteken 1] aan de man wordt toebedeeld en de Ford S-Max met kenteken [kenteken 2] aan de vrouw, onder verrekening van de helft van de waardes van de auto’s. Op de zitting hebben de partijen aangegeven het eens te zijn over de waarden waartegen de auto’s toegedeeld zullen worden aan partijen. Aan de BMW wordt een waarde van € 40.900,- verbonden en aan de Ford een waarde van € 8.850,-.
Dat betekent dat de man aan de vrouw zal voldoen een bedrag van € 16.025,- ((€ 40.900 - 8.850)/2). De rechtbank zal deze afspraak vastleggen.
6.2.4.
Bankrekeningen, beleggingsrekeningen en de creditcard
De vrouw is het eens met het voorstel van de man over de verdeling van de saldi van de bankrekeningen. Het ligt op de weg van partijen om elkaar over en weer inzage te geven in de saldi op de diverse bankrekeningen op de peildatum en die saldi vervolgens bij helfte te verdelen. Voor het overige hebben partijen zich niet concreet uitgelaten over toedeling van de bankrekeningen aan één van hen. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen de op eigen naam staande bankrekeningen houden en de (eventuele) gezamenlijke bankrekeningen opheffen of een afspraak maken over toedeling van die rekeningen aan één van hen.
6.2.5.
de activa: cryptomunten, goud en zilver, sieraden van de vrouw
Cryptomunten
De man heeft in productie 7 een uitdraai overgelegd van de waarde die de cryptomunten van partijen volgens hem rond de peildatum heeft. Volgens hem bedraagt die waarde € 3.341,-. In het licht van dit stuk heeft de vrouw onvoldoende onderbouwd dat er meer cryptomunten zouden zijn, zoals zij naar voren heeft gebracht.
De rechtbank zal de cryptomunten overeenkomstig het verzoek van de man aan hem toedelen onder de voorwaarde dat de man de helft van de door hem gestelde waarde aan de vrouw zal voldoen.
Goud en zilver
De vrouw heeft in haar productie 18 een overzicht overgelegd van goud en zilver dat door partijen is aangekocht, tot een bedrag van € 10.301,82. De man heeft in zijn productie 8 een
print screenovergelegd van een transactie waarbij hij op 5 augustus 2022 een bedrag van
€ 5.175,- heeft ontvangen van [bedrijfsnaam 1] . Uit dit transactieoverzicht blijkt niet wat er aan deze goudsmid is verkocht. In die zin heeft de man het standpunt van de vrouw, dat er voor een bedrag van € 10.301,82 aan goud en zilver is onvoldoende weersproken.
De rechtbank zal het voorstel van de vrouw volgen en het zilver en goud aan de man toedelen onder de verplichting om aan de vrouw te voldoen een bedrag van € 5.150,42.
Sieraden van de vrouw
Door partijen is onvoldoende naar voren gebracht om vast te stellen welke sieraden onder de te verdelen zaken behoren. Er worden in de stukken diverse ringen genoemd. De trouwringen van partijen en de verlovingsring van de vrouw zijn voor de huwelijksdatum aangeschaft en vallen daardoor buiten de huwelijkse gemeenschap. Het spreekt voor zich dat de man eigenaar is van zijn trouwring en de vrouw van die van haar en van de verlovingsring. Voor het overige zal de rechtbank de verzoeken ten aanzien van de sieraden afwijzen, omdat niet duidelijk is over welke sieraden een beslissing moet worden genomen.
6.2.6.
Het bedrijf Diversity Doctor
Partijen zijn het erover eens dat het bedrijf op basis van Engels recht in de verdeling moet worden betrokken. Ook zijn zij het erover eens dat de aandelen van Diversity Doctor aan de vrouw toebedeeld kunnen worden. In geschil tussen partijen is de waarde van het bedrijf en de verdeling van die waarde. Volgens de vrouw heeft de man afstand van verdeling van de waarde gedaan, wat de man heeft betwist.
Uitgangspunt van verdeling naar Engels recht is geen koude uitsluiting zonder enige vermogenscompensatie, maar een
faireverdeling. De vrouw heeft aangevoerd dat het bedrijf helemaal van haar is en daarom naar Engels recht buiten de verdeling valt. De rechtbank volgt de vrouw hierin niet. Weliswaar is het bedrijf van de vrouw, maar dat laat onverlet dat de rechtbank een grote discretionaire bevoegdheid heeft ten aanzien van het vermogen van partijen en dat zij niet is gebonden aan eigendomstitels. De rechtbank is van oordeel dat een
faireafrekening in dit geval inhoudt dat de waarde van de aandelen tussen partijen wordt verdeeld. In het licht van de betwisting door de man heeft de vrouw onvoldoende gesteld en aangetoond dat de man afstand heeft gedaan van (een deel van) de waarde van het bedrijf. De rechtbank bepaalt daarom, als
faireverdeling, verdeling bij helfte van de waarde van het bedrijf.
De vrouw heeft in deze procedure geen stukken ingediend ter onderbouwing van de waarde van haar bedrijf. Dat komt voor risico van de vrouw. De rechtbank volgt de man in zijn gemotiveerde standpunt over de waarde van het bedrijf, gelet op zijn onderbouwing terwijl de vrouw heeft verzuimd concrete stukken over de waarde van haar bedrijf in te dienen. Dat maakt dat de rechtbank het bedrijf Diversity Doctor aan haar toe zal delen tegen een waarde van € 78.000,- onder de verplichting om aan de man te voldoen een bedrag van € 39.000,-.
6.2.7.
de Aandelen
Albus en Flora
De vrouw heeft een niet ondertekende
consulting agreementovergelegd waaruit volgt dat de man en deze onderneming een overeenkomst hebben beoogd aan te gaan. Tussen partijen is voorts niet in geschil dat partijen in het bezit zijn van enkele aandelen, waarvan de waarde op dit moment minimaal is. In het licht van de overeenkomst waaruit blijkt dat de man meer betrokken was bij de onderneming dan de vrouw, ziet de rechtbank aanleiding de aandelen tegen een symbolische waarde van in totaal € 1,- aan de man toe te delen, zonder nadere verrekening met de vrouw.
Computer Investor Service
Partijen zijn het, gelet op de processtukken eens over toedeling van deze aandelen aan de man, tegen vergoeding van een bedrag van € 511,- aan de vrouw.
6.2.8.
Geldstromen
De vrouw heeft naast de genoemde vermogensbestanddelen ook aangevoerd dat in de verdeling rekening moet worden gehouden met door de man aan de gemeenschap onttrokken gelden. De vrouw heeft een overzicht overgelegd van geldstromen in de periode van juni 2021 tot juni 2022. De rechtbank stelt vast dat in deze periode het Nederlandse huwelijksvermogensrecht van toepassing is op het huwelijkse vermogen van partijen zodat naar Nederlands recht over deze geldstromen zal worden beslist.
Als uitgangspunt op grond van artikel 1:84 BW geldt dat partijen tot het moment van echtscheiding in gemeenschap van goederen met elkaar zijn gehuwd en dat zij geacht worden elkaar het nodige te verschaffen. Hoe partijen die onderlinge plicht gedurende het huwelijk hebben vormgegeven, is door hen niet concreet gemaakt. Dat de vrouw volgens haar overzicht in deze periode onevenredig veel heeft bijgedragen, is door de man betwist. In dat licht heeft de vrouw niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van een structureel andere inleg van partijen in de kosten van huishouding op basis waarvan nu een verrekening zou moeten plaatsvinden. De rechtbank gaat voorbij aan het primaire standpunt van de vrouw.
Subsidiair heeft de vrouw aangevoerd dat de man de gemeenschap heeft benadeeld, zodat hij op grond van artikel 1:164 BW gehouden is een bedrag aan de gemeenschap te vergoeden. De man heeft in zijn verweerschrift aangevoerd dat een deel van de door de vrouw genoemde bedragen buiten een termijn van zes maanden voor aanvang van het geding vallen zodat ten aanzien van die bedragen niet aan het wettelijke vereiste is voldaan. Voor het overige heeft de man gemotiveerd betwist dat sprake is geweest van benadeling van de gemeenschap. In het licht van deze betwisting door de man heeft de vrouw onvoldoende onderbouwd dat sprake is van benadeling van de gemeenschap. Ten aanzien van een dergelijke vordering geldt immers een verzwaarde verstelplicht.
De rechtbank komt tot afwijzing van het verzoek tot verrekening van bedragen op grond van het voorgaande.

7.Pensioenen

7.1.
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Omdat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft met betrekking tot het echtscheidingsverzoek, heeft hij tevens rechtsmacht met betrekking tot het verzoek ten aanzien van de verevening van de opgebouwde pensioenen.
7.2.
In artikel 10:51 BW is bepaald dat de vraag of een echtgenoot bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed recht heeft op een gedeelte van de door de andere echtgenoot opgebouwde pensioenrechten, wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten, behoudens artikel 1 lid 7 van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS). In laatstgenoemd artikel is bepaald dat het vierde, vijfde en zesde lid van artikel 1 WVPS gelden ongeacht het recht dat van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen. Hieruit volgt dat pensioenrechten opgebouwd in een buitenlandse pensioenregeling ook voor verevening in aanmerking komen volgens de Nederlandse wet, maar alleen als Nederlands recht het huwelijksvermogensregime beheerst. Indien buitenlands recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van de echtgenoten, komen eventuele ingevolge buitenlandse pensioenregeling opgebouwde pensioenrechten alleen voor verevening in aanmerking als het buitenlands recht daarin voorziet.
Partijen hebben gesteld dat zij zowel in Engeland als in Nederland pensioen hebben opgebouwd. Niet is gesteld welk opgebouwd pensioen onder het Engelse recht is opgesteld en welk pensioen onder het Nederlandse recht.
De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de pensioenen in Engeland bij helfte worden verdeeld. De man heeft verzocht te bepalen dat iedere partij zijn eigen in Engeland opgebouwde pensioen behoudt zonder nadere verrekening.
De rechtbank gaat ervan uit dat de Engelse pensioenen zijn opgebouwd op het moment dat Engels huwelijksvermogensrecht van toepassing was op het huwelijksregime van partijen. Naar Engels recht wordt onderscheid gemaakt tussen drie voorzieningen ten aanzien van pensioenrechten die zijn opgenomen in de Matrimonial Causes Act: de pension sharing order als bedoeld in sections 24B-24D, de attachment order, geregeld in de sections 25B25D en een wijze van verrekening die bekend staat als offsetting.
De man heeft gesteld dat zijn in Engeland opgebouwde pensioen volledig is ondergebracht bij [bedrijfsnaam 2] . De vrouw heeft een document overgelegd waaruit blijkt van opgebouwd Teachers pension. Partijen hebben niets toegelicht over de aard van deze pensioenen en evenmin over de wijze waarop deze pensioenen naar hun aard voor verevening op grond van de Matrimonial Causes Act in aanmerking komen. Op grond van de overgelegde informatie kan de rechtbank evenmin vaststellen op welke wijze de pensioenen voor verevening in aanmerking komen. Dat betekent dat de rechtbank de verzoeken ten aanzien van de pensioenen zal afwijzen.

8.Proceskosten

Beide partijen verzoeken compensatie van de proceskosten. De rechtbank zal bepalen dat beide partijen de eigen proceskosten dragen.
Beslissing
De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op 12 juli 2008 te [plaats] ,
Groot-Brittannië;
*
bepaalt dat de minderjarigen:
  • [kind 1] , geboren op [geboortedag 1] 2010 te [plaats] ,
  • [kind 2] , geboren op [geboortedag 4] 2012 te ’ [geboorteplaats 2] , en
  • [kind 3] , geboren op [geboortedag 3] 2015 te [geboorteplaats 2] ,
de hoofdverblijfplaats zullen hebben bij de vrouw, en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat de kinderen bij de man zullen zijn:
- als reguliere zorgregeling in het geval de man nog in zijn huidige woning verblijft -
- om de week waarbij het wisselmoment elke woensdag om 12.00 uur plaatsvindt op school, of als er geen school is bij de ouder waar de kinderen in de week voorafgaand aan het wisselmoment hebben verbleven;
- als reguliere zorgregeling in het geval de man over een grotere woning beschikt:
- in de oneven weken, met het wisselmoment op zondag om 17.00 uur;
  • de helft van de vakanties en feestdagen, waarbij het volgende zal gelden:
  • in de zomervakantie zijn de kinderen drie aaneengesloten weken bij elke ouder, waarbij de kinderen in de even jaren de eerste drie weken bij de vrouw zijn en in de oneven jaren de eerste drie weken bij de man;
  • in de even jaren zijn de kinderen de herfstvakantie bij de vrouw en in de oneven jaren zijn de kinderen de herfstvakantie bij de man;
  • in de even jaren zijn de kinderen de eerste week van de kerstvakantie bij de man en in de oneven jaren zijn de kinderen de eerste week van de kerstvakantie bij de vrouw;
  • in de voorjaarsvakantie zijn de kinderen de even jaren bij de man en in de oneven jaren bij de vrouw;
  • in de meivakantie zijn de kinderen in de even jaren de eerste vakantieweek bij de man en in de oneven jaren zijn de kinderen in de eerste week bij de vrouw;
  • in de even jaren zijn de kinderen op Goede vrijdag en met Pasen bij de vrouw, en in de oneven jaren bij de man, tenzij deze dagen in de meivakantie vallen; als dat zo is, volgen de kinderen de regeling van de meivakantie;
  • voor Hemelvaart, Koningsdag en Sinterklaas gelden geen andere afspraken dan dat de kinderen de reguliere zorgverdeling volgen;
  • op Vaderdag zijn de kinderen bij de man en op Moederdag bij de vrouw, wat partijen verder samen moeten afspreken;
en bepaalt dat de schoolvakanties ingaan op vrijdag uit school, of op vrijdag om 10.00 uur op dagen dat er geen school is, en lopen tot het wisselmoment op zondag om 17.00 uur,
en verklaart deze regeling inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat de vrouw jegens de man bevoegd is de bewoning van de echtelijke woning aan de Van Zuylen Van Nijeveltstraat 75, 2242 AK Wassenaar, en het gebruik van de zaken die behoren bij deze woning en tot de inboedel daarvan, voort te zetten gedurende zes maanden na de inschrijving van deze beschikking, onder de voorwaarde dat de vrouw deze woning op het moment van die inschrijving bewoont en aan de man uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt, en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt met betrekking tot de woning, gelegen aan de Van Zuylen Van Nijeveltstraat 75, 2242 AK Wassenaar en de daaraan gekoppelde hypothecaire geldleningen en polissen:
1. de woning wordt toegedeeld aan de vrouw op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) voor zover partijen het niet eens worden over de keuze voor een onafhankelijk makelaar-taxateur dient de man aan de vrouw binnen één maand na de datum van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand drie onafhankelijke NVM-makelaar-taxateurs voor te stellen die bereid en in staat zijn de woning te taxeren, waaruit de vrouw er vervolgens binnen één week één kiest. Partijen verstrekken vervolgens binnen één week een gezamenlijke opdracht aan deze makelaar-taxateur tot taxatie van de woning. Deze makelaar-taxateur zal tussen partijen bindend de waarde vaststellen waartegen de vrouw de woning zal overnemen;
b) de vrouw dient binnen twee maanden na de taxatie aan de man aan te tonen dat zij de woning tegen de getaxeerde waarde kan overnemen met ontslag van de man uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldleningen;
c) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de getaxeerde waarde, te vermeerderen met de waarde van de aan de woning gekoppelde polissen ten tijde van de overdracht, minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldleningen ten tijde van de overdracht en minus de kosten van de makelaar-taxateur;
d) de kosten van de notariële overdracht worden door de vrouw als kosten koper, voldaan;
e) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
2) indien de vrouw de woning niet kan overnemen onder bovengenoemde voorwaarden dan wordt de woning verkocht en geleverd aan een derde op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) partijen dienen binnen één week nadat de onder 1) genoemde termijn is verstreken of nadat de vrouw kenbaar heeft gemaakt de woning niet te kunnen overnemen aan de onder 1) genoemde makelaar-taxateur een gezamenlijke opdracht verstrekken tot verkoop van de woning aan een derde. Deze makelaar-taxateur zal – als partijen het niet eens zijn – partijen bindend adviseren over de vast te stellen vraag- en laatprijs van de woning;
b) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de verkoopopbrengst van de woning, te vermeerderen met de waarde van de aan de woning gekoppelde polissen ten tijde van de overdracht, minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldleningen ten tijde van de overdracht en minus de kosten van de verkoop en de overdracht, waaronder de kosten van de makelaar-taxateur;
c) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
*
bepaalt in het kader van de vermogensrechtelijke afwikkeling tussen partijen als volgt:
aan de man komt toe:
  • de helft van de inboedel, in onderling overleg te bepalen;
  • de BMW met kenteken [kenteken 1] ter waarde van € 40.900,-, onder de verplichting om aan de vrouw de helft van de waarde van deze auto te voldoen;
  • de helft van de saldi op alle bank-, beleggings- en spaarrekeningen van partijen op de peildatum;
  • de cryptomunten tegen een waarde van € 3.341,- onder de verplichting om de helft van deze waarde aan de vrouw te voldoen;
  • het goud en zilver tegen een waarde van € 10.301,82 onder de verplichting om de helft van deze waarde aan de vrouw te voldoen;
  • de aandelen Albus en Flora ter waarde van € 1,- zonder nadere verrekening;
  • de aandelen Computer Investor Service tegen een waarde van € 1.022,- onder de verplichting om de helft van deze waarde aan de vrouw te voldoen;
aan de vrouw komt toe:
  • de helft van de inboedel, in onderling overleg te bepalen;
  • de Ford S-Max met kenteken [kenteken 2] ter waarde van € 8.850,-, onder de verplichting om aan de man de helft van de waarde van deze auto te voldoen;
  • de helft van de saldi op alle bank-, beleggings- en spaarrekeningen van partijen op de peildatum;
  • de aandelen van het bedrijf Diversity Doctor tegen een waarde van € 78.000,- onder de verplichting om de helft van de waarde aan de vrouw te voldoen;
bepaalt de beide partijen de eigen proceskosten dragen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M.M. Vingerling, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. I.M. Talstra - Touwen als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 21 december 2023.