In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. J.A. Pieters, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar. Eiser heeft op 12 april 2023 een bezwaarschrift ingediend, dat op dezelfde dag door verweerder is ontvangen. De beslistermijn van negentien weken is door verweerder met acht weken verlengd. Eiser heeft verweerder op 25 oktober 2023 in gebreke gesteld, na het verstrijken van de beslistermijn. De rechtbank oordeelt dat het beroep terecht is ingediend en kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen op het bezwaar van eiser. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 209,25, en dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is op 27 december 2023 openbaar gemaakt.