ECLI:NL:RBDHA:2023:21451
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur indienen van ingebrekestelling
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had zijn aanvraag ingediend op 29 juni 2022, en verweerder was vanaf 29 augustus 2022 verantwoordelijk voor de behandeling van deze aanvraag. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in principe op 1 maart 2023 eindigen. Echter, op 27 september 2022 is het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht geworden, waardoor de beslistermijnen voor asielaanvragen die vóór 1 januari 2023 zijn ingediend, met negen maanden zijn verlengd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn om te beslissen op de aanvraag van eiser nog niet was verstreken op het moment dat hij de ingebrekestelling indiende. Dit betekent dat de ingebrekestelling prematuur was, en dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier N. Khalloufi, en is openbaar uitgesproken op 27 juni 2023.