ECLI:NL:RBDHA:2023:21419

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 september 2023
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
NL23.15863
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf en legesvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 september 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf met het verblijfsdoel 'familie en gezin'. Verweerder heeft op 8 juni 2023 alsnog een inwilligend besluit genomen op deze aanvraag, maar eiser heeft zijn beroep gehandhaafd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is voor zover het gericht is tegen het niet tijdig beslissen door verweerder, aangezien verweerder inmiddels op de aanvraag heeft beslist. Eiser heeft geen belang meer bij een oordeel van de rechtbank over dit aspect van zijn beroep.

Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat verweerder in het besluit van 8 juni 2023 niet heeft gereageerd op de leges. De rechtbank heeft geoordeeld dat de leges niet voor vergoeding door verweerder in aanmerking komen, omdat dit geen proceskosten zijn en er geen grondslag is voor vergoeding. De beroepsgrond van eiser faalt in dit opzicht. Echter, de rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken, omdat het bestreden besluit te laat is genomen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 209,25, rekening houdend met de eenvoudige aard van de zaak en het beperkte belang van het beroep.

De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt en verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op eisers asielaanvraag, en ongegrond voor zover gericht tegen het besluit van 8 juni 2023. Verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 209,25.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.15863
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Grigorjan), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ (de aanvraag).
Op 8 juni 2023 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Eiser heeft zijn beroep gehandhaafd.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
Het beroep tegen het niet tijdig beslissen
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.2 Dat is wat eiser heeft gedaan. Het beroep van eiser is in zoverre evenwel kennelijk niet- ontvankelijk. Eiser wilde met zijn beroep namelijk bereiken dat verweerder zou beslissen op zijn aanvraag. Omdat verweerder dit inmiddels heeft gedaan, heeft eiser geen belang meer bij een oordeel van de rechtbank over zijn beroep, voor zover dit betrekking heeft op het niet tijdig beslissen door verweerder.
1. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
Het beroep tegen het reële besluit
3. Eiser voert aan dat verweerder zich in het besluit van 8 juni 2023 niet heeft uitgelaten over de leges. In zoverre is verweerder met dit besluit niet geheel tegemoetgekomen aan het beroep van eiser. Het beroep heeft daarom mede betrekking3 op het besluit van 8 juni 2023.
4. Het oordeel van de rechtbank komen de leges niet voor vergoeding door verweerder in aanmerking. Dit betreffen immers geen proceskosten en ook overigens is er geen grondslag voor vergoeding van deze kosten. De beroepsgrond faalt.
De proceskostenveroordeling
5. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken. Het bestreden besluit van 8 juni 2023 is namelijk te laat genomen. Eiser heeft tegen het niet tijdig nemen van een besluit terecht beroep ingesteld. De rechtbank kan verweerder veroordelen in de proceskosten die eiser heeft gemaakt.4
6. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van eiser. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van eiser te betalen. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder de proceskosten van eiser moet vergoeden.
7. De rechtbank stelt de proceskosten van eiser die verweerder moet betalen vast op
€ 209,25. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,25, omdat deze zaak van zeer licht gewicht is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een beroep vanwege het niet tijdig beslissen, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang zeer beperkt is en de aard van de zaak zeer eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak twee categorieën lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 4 september 20235. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover gericht tegen het niet tijdig beslissen op eisers asielaanvraag;
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het besluit van 8 juni 2023 ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 209,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
D.A.M. Delger, griffier.
3 Artikel 6:20, derde lid, van de Awb.
4 Artikel 8:75, eerste lid, van de Awb, artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 september 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven