ECLI:NL:RBDHA:2023:21395

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4612
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid beroep vennootschapsbelasting na opheffing rechtspersoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de ontvankelijkheid van een beroep inzake een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting (VPB) opgelegd aan eiseres, een B.V. De inspecteur van de Belastingdienst had de navorderingsaanslag, samen met een vergrijpboete en belastingrente, gehandhaafd na bezwaar. Eiseres heeft beroep ingesteld, maar de rechtbank moest beoordelen of dit beroep ontvankelijk was, gezien het feit dat eiseres op 7 oktober 2019 was opgehouden te bestaan wegens gebrek aan baten.

De rechtbank overweegt dat zodra een rechtspersoon is opgehouden te bestaan, deze niet langer rechtshandelingen kan verrichten, waaronder het instellen van beroep. De rechtbank constateert dat het beroep is ingesteld op het moment dat eiseres als rechtspersoon niet meer bestond en dat er geen heropening van de vereffening heeft plaatsgevonden, zoals vereist volgens artikel 2:23c van het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.

Daarnaast heeft eiseres verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat eiseres ten tijde van de beroepsprocedure niet meer bestond, waardoor er geen sprake kan zijn van spanning of frustratie. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep niet-ontvankelijk, evenals het verzoek om schadevergoeding.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 21/4612

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J. van Dam),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2012 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting (VPB) (de navorderingsaanslag) opgelegd. Daarbij is ook een vergrijpboete opgelegd (de boetebeschikking). Bij de navorderingsaanslag is belastingrente in rekening gebracht (de rentebeschikking).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 3 juni 2021 de navorderingsaanslag, boetebeschikking en rentebeschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft met dagtekening 11 juli 2022 in een gesloten envelop stukken aan de rechtbank toegezonden. Onder verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft verweerder de rechtbank medegedeeld dat uitsluitend de bestuursrechter kennis mag nemen van deze stukken. De dossiers zijn vervolgens in handen gesteld van de geheimhoudingskamer van deze rechtbank.
Bij beslissing van 24 januari 2023 heeft de geheimhoudingskamer het verzoek om beperkte kennisneming toegewezen. Eiseres heeft de rechtbank geen toestemming verleend om mede op grondslag van de geheime stukken uitspraak te doen.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 september 2023.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. [naam 2] ,
mr. [naam 3] , mr. [naam 4] en mr. [naam 5] .
Op deze zitting zijn tevens de beroepen behandeld van
[bedrijfsnaam] B.V. (zaaknummers SGR 21/4613 en SGR 21/4614).

Overwegingen

Feiten
1. Verweerder heeft op 16 december 2017 een navorderingsaanslag VPB opgelegd aan eiseres. Het hiertegen gerichte bezwaar is ontvangen op 9 januari 2018. Op 12 juni 2021 is een beroepschrift ingediend.
2. De gemachtigde van eiseres heeft een uittreksel uit het Handelsregister overlegd. Hieruit blijkt dat eiseres op 7 oktober 2019 is opgehouden te bestaan wegens gebrek aan baten.

Geschil3.In geschil is of het beroep van eiseres ontvankelijk is.

4. Eiseres stelt dat het beroep ontvankelijk dient te worden verklaard nu zij haar gemachtigde ten tijde van het opleggen van de navorderingsaanslag heeft gemachtigd om de navorderingsaanslag aan te vechten.
5. Verweerder stelt dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Beoordeling van het geschil
6. Zodra een rechtspersoon is opgehouden te bestaan, kunnen niet langer op diens naam rechtshandelingen, waaronder het instellen van beroep, worden verricht, tenzij de rechtbank op verzoek van een belanghebbende, de vereffening heeft heropend overeenkomstig artikel 2:23c van het Burgerlijk Wetboek (BW). Het beroep is ingesteld op het moment dat eiseres als rechtspersoon opgehouden is te bestaan. Gesteld noch gebleken is dat de vereffening op grond van artikel 2:23c, eerste lid, van het BW is heropend. Derhalve kunnen op naam van eiseres geen rechtsmiddelen meer worden aangewend.
7. Het beroep dient gelet op het voorgaande niet-ontvankelijk te worden verklaard. De rechtbank beoordeelt de zaak daarom niet inhoudelijk.
8. In de pleitnota is verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. Aangezien eiseres ten tijde van de beroepsprocedure niet meer bestond, kan geen spanning en frustratie bij haar worden verondersteld.
De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade daarom af.
Proceskosten
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Postema, voorzitter, en mr. A.D. van Riel en
mr. M.E. Kiers, leden, in aanwezigheid van mr. P. Jasperse, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).