ECLI:NL:RBDHA:2023:21395
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid beroep vennootschapsbelasting na opheffing rechtspersoon
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de ontvankelijkheid van een beroep inzake een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting (VPB) opgelegd aan eiseres, een B.V. De inspecteur van de Belastingdienst had de navorderingsaanslag, samen met een vergrijpboete en belastingrente, gehandhaafd na bezwaar. Eiseres heeft beroep ingesteld, maar de rechtbank moest beoordelen of dit beroep ontvankelijk was, gezien het feit dat eiseres op 7 oktober 2019 was opgehouden te bestaan wegens gebrek aan baten.
De rechtbank overweegt dat zodra een rechtspersoon is opgehouden te bestaan, deze niet langer rechtshandelingen kan verrichten, waaronder het instellen van beroep. De rechtbank constateert dat het beroep is ingesteld op het moment dat eiseres als rechtspersoon niet meer bestond en dat er geen heropening van de vereffening heeft plaatsgevonden, zoals vereist volgens artikel 2:23c van het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor kan het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
Daarnaast heeft eiseres verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat eiseres ten tijde van de beroepsprocedure niet meer bestond, waardoor er geen sprake kan zijn van spanning of frustratie. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep niet-ontvankelijk, evenals het verzoek om schadevergoeding.