ECLI:NL:RBDHA:2023:21390

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
NL 23.18660
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Somalische burger en de beoordeling van het risico bij terugkeer naar Somalië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 november 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Somalische eiser, die zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag afgewezen, met de stelling dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico op ernstige schade zou lopen. De eiser, geboren in 1980, had Somalië in 1993 verlaten vanwege de burgeroorlog en de moord op zijn vader, die tot een kwetsbare minderheidsstam behoorde. Hij vreesde voor zijn leven en dat van zijn dochters bij terugkeer naar Somalië, waar hij bijna dertig jaar niet meer was geweest.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Somalië een reëel risico op ernstige schade zou lopen. De rechtbank wees erop dat de lange afwezigheid van de eiser in Somalië, zijn afwijkende accent en het ontbreken van een sociaal netwerk in het land belangrijke factoren zijn die niet voldoende waren meegewogen in de besluitvorming van de staatssecretaris. De rechtbank concludeerde dat de eiser, gezien zijn persoonlijke omstandigheden, wel degelijk een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Somalië.

De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn vastgesteld op € 1.674,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de individuele omstandigheden van asielzoekers in het licht van de risico's die zij lopen bij terugkeer naar hun land van herkomst.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.18660

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

[V-Nummer]
(gemachtigde: mr. J.W.J. van den Broek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N. Metalsi).

Procesverloop

Bij besluit van 20 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 23 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, L.Y. Abdi als tolk in de Somalische taal, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1980 en heeft de Somalische nationaliteit. Hij heeft op 23 juli 2022 een asielaanvraag ingediend.
Asielrelaas
2. Eiser heeft – samenvattend – het volgende asielrelaas aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd. Eiser heeft verklaard dat hij Somalië in 1993 op 13-jarige leeftijd heeft verlaten wegens de burgeroorlog en omdat zijn vader is vermoord omdat hij behoorde tot de [naam stam 1] -stam. Tot december 2021 heeft eiser in Saudi-Arabië verbleven op grond van een werkvergunning. Eiser meent dat zijn leven bij terugkeer naar Somalië in gevaar zal komen. Hij is daar al een lange tijd niet meer geweest en zal zich daar door de veranderde maatschappij niet kunnen standhouden. Bij terugkeer zullen mensen direct herkennen dat hij uit het buitenland komt en denken dat bij hem iets te halen valt. Bovendien behoort hij tot een kwetsbare minderheidsstam. Hij heeft daarom geen stam die hem kan beschermen en zal daarom een makkelijke prooi vormen in Somalië. Hij vreest voor hetzelfde lot als zijn vader. Ook vreest eiser dat zijn vier dochters gedwongen zullen worden tot vrouwenbesnijdenis en dat hem zelf iets zal overkomen als hij dit weigert.
Besluitvorming
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst; en,
Eiser behoort tot de [naam stam 1] .
3.1.
Verweerder heeft beide elementen geloofwaardig geacht. Volgens verweerder kan eiser echter op basis van de geloofwaardig geachte elementen niet worden aangemerkt als een vluchteling als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag [1] . Verweerder acht de vrees van eiser voor vervolging op grond van de stam waartoe hij behoort namelijk niet aannemelijk. Eiser heeft in de periode waarin hij in Somalië heeft gewoond geen persoonlijke problemen ondervonden wegens zijn etniciteit. De moord op de vader van eiser heeft dertig jaar geleden plaatsgevonden. In de daaropvolgende periode is niet gebleken van enige indicaties op basis waarvan eiser persoonlijk te vrezen heeft voor vervolging in Somalië wegens de stam waartoe hij behoort. Verweerder wijst er verder op dat de [naam stam 1] -stam waar eiser toe behoort een (sub-)clan is van de [naam stam 2] -stam en dat dit een meerderheidsclan in Somalië is. Verweerder volgt daarom niet dat de stam waar eiser toe behoort een minderheidsstam betreft en dat eiser om die reden te vrezen heeft voor vervolging.
3.2.
Daarnaast maakt de lange afwezigheid van eiser in Somalië volgens verweerder niet dat sprake is van gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade. Eiser kan bij terugkeer mogelijk in een lastige situatie terechtkomen, maar niet is gebleken dat eiser bij terugkeer wegens het ontbreken van een sociaal netwerk in dusdanige slechte humanitaire omstandigheden terechtkomt dat het leven in Somalië voor hem onhoudbaar zou worden. Eiser heeft eerder in Somalië gewoond, spreekt de taal en is een volwassen man. Eiser heeft niet onderbouwd waarom hij zich niet staande zal kunnen houden in Somalië. Eiser loopt volgens verweerder wegens de gestelde gedwongen besnijdenis van zijn dochters evenmin reëel risico op ernstige schade. Eiser heeft immers verklaard dat de [naam stam 1] -stam geen vrouwenbesnijdenis uitoefent. Ook heeft eiser geen familieleden in Somalië die eventueel druk op eiser of zijn gezin kunnen uitoefenen om over te gaan tot besnijdenis. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat zijn dochters door toedoen van Al-Shabaab of leden van meerderheidsstammen tot besnijdenis zullen worden gedwongen.
3.3.
Verweerder stelt zich tot slot op het standpunt dat de algemene situatie in Somalië niet dusdanig is dat sprake is van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn [2] . Uit het landgebonden asielbeleid volgt dat in de gebieden in Zuid- en Centraal-Somalië waar Al-Shabaab aan de macht is of het gebied controleert, voor iedere terugkeerder een reëel risico bestaat op ernstige schade. Dit risico wordt ook aangenomen voor vreemdelingen die niet afkomstig zijn uit een dergelijk gebied maar die wel over land moeten reizen door een gebied dat door Al-Shabaab wordt gecontroleerd of waar Al-Shabaab aan de macht is. Eiser heeft verklaard van vlak na zijn geboorte tot zijn vertrek in Mogadishu te hebben gewoond. Aangezien Mogadishu niet onder het controlegebied van Al-Shabaab valt en eiser ook niet over land hoeft te reizen waar Al-Shabaab aan de macht is, is in het geval van eiser van een dergelijk risico geen sprake.
Relevante elementen
4. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte niet als relevant element heeft aangemerkt dat zijn vader in 1993 vermoord is, dat hij om die reden is gevlucht en dat hij al 29 jaar niet meer in Somalië is geweest. Het is immers wel degelijk relevant dat eiser wegens zijn lange verblijf buiten Somalië niet meer bekend is met de Somalische maatschappij.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de moord op de vader van eiser terecht niet als apart relevant element heeft aangemerkt. Verweerder heeft de moord op eisers vader al voldoende betrokken bij de beoordeling van het element ‘eiser behoort tot de [naam stam 1] -stam’. Eiser heeft immers aangevoerd dat zijn vader is vermoord wegens het behoren tot deze stam en dat hij daarom vreest ook zelf gedood te worden. De moord op de vader van eiser heeft geen zelfstandig verband met vluchtelingschap of een reëel risico op ernstige schade dat anders is dan al door verweerder in het kader van dit element is beoordeeld. Verweerder was evenmin gehouden het lange verblijf van eiser buiten Somalië als relevant element aan te merken. Dit heeft immers geen reden gevormd voor eiser om Somalië te verlaten, maar maakt deel uit van zijn huidige vrees bij terugkeer naar Somalië. Verweerder heeft het lange verblijf van eiser buiten Somalië daarom terecht (enkel) meegewogen bij de zwaarwegendheidsbeoordeling.
De risico’s bij terugkeer naar Somalië
5. Eiser stelt dat verweerder ten onrechte niet aannemelijk heeft geacht dat hij bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade loopt. Hij wijst er onder verwijzing naar het algemeen ambtsbericht over Somalië van 30 juni 2023 (het ambtsbericht) op dat het gelet op zijn lange afwezigheid en afwijkende accent voor iedereen herkenbaar zal zijn dat hij lange tijd buiten Somalië heeft gewoond. Daarnaast heeft eiser in Somalië geen sociaal netwerk en beschikt hij niet over financiële middelen. Verder stelt eiser dat hij tot een kwetsbare minderheidsclan behoort die hem geen bescherming kan bieden.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser bij terugkeer naar Somalië niet een een reëel risico op ernstige schade loopt omdat niet is gebleken dat eiser zich in Somalië niet staande zou kunnen houden. Verweerder heeft daarbij onvoldoende gemotiveerd waarom hij zoveel waarde hecht aan het feit dat eiser eerder in Somalië heeft gewoond, de Somalische taal spreekt en een volwassen man is. Gelet op het feit dat eiser op dertienjarige leeftijd heeft verlaten, bijna dertig jaar lang niet meer in Somalië is geweest en onbetwist heeft aangevoerd dat hij een afwijkend accent heeft en ook aan andere aspecten is te zien en te horen dat hij lange tijd niet in Somalië heeft gewoond, kan in redelijkheid niet worden gesteld dat eiser al daarom voldoende banden met Somalië heeft om zich aldaar staande te kunnen houden. Uit het ambtsbericht volgt immers dat terugkeerders uit westerse landen, in het bijzonder indien zij vanaf jonge leeftijd buiten Somalië hebben verbleven, doorgaans eenvoudig herkenbaar zullen zijn. [3] Zij hebben vaak moeite om zich de dagelijkse gewoontes eigen te maken en kunnen daardoor met discriminatie en uitsluiting te maken krijgen. Dat eiser het merendeel van zijn leven in Saudi-Arabië heeft gewoond en hij er daarom volgens verweerder er niet per definitie westers uitziet, westers denkt en zich westers gedraagt maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat eiser dit risico niet zal lopen. Dit laat namelijk onverlet dat eiser Somalië al op jonge leeftijd heeft verlaten, een afwijkend accent heeft en niet bekend is met alle gewoontes in Somalië, hetgeen maakt dat hij bij terugkeer naar Somalië waarschijnlijk eenvoudig herkenbaar zal zijn. De rechtbank acht hierbij ook van belang dat uit het ambtsbericht volgt dat er weinig concrete informatie beschikbaar is over de eventuele problemen die terugkeerders in Somalië kunnen ondervinden. [4] Dit vormt reden vormt om voorzichtig te zijn om conclusies te trekken op basis van de weinige beschikbare informatie.
5.2.
De rechtbank acht verder van belang dat verweerder verwacht dat eiser zich zal vestigen in Mogadishu, maar dat niet is gebleken dat eiser daar kan terugvallen op een sociaal netwerk en/of zijn (sub)stam. Uit het ambtsbericht blijkt dat de mate waarin terugkeerders in Somalië risico liepen sterk samenhing met hun individuele omstandigheden en het bestaan van een sociaal netwerk. [5] Personen die het zich konden veroorloven om in beveiligde wijken van Mogadishu te wonen of die terugkeerden naar een gebied waar zij sterke clanbanden of andere sociale banden hadden, liepen in de regel minder gevaar. In de door eiser overgelegde brief van Vluchtelingenwerk van 23 augustus 2023 en de daarin aangehaalde rapporten wordt eveneens een beeld geschetst dat het risico dat terugkeerders lopen sterk samenhangt met het bestaan van een sociaal netwerk en clanbanden en dat terugkeerders zonder een dergelijk netwerk zich in een kwetsbare positie bevinden. In de onderhavige zaak is niet in geschil is dat geen sociaal netwerk heeft om op terug te vallen. Ook is niet gebleken dat eiser vermogend genoeg is om zich in een beveiligde wijk van Mogadishu te vestigen. De rechtbank is van oordeel dat verder ook niet is gebleken dat eiser bij terugkeer naar Mogadishu kan terugvallen op de bescherming van zijn (sub)stam. Eiser heeft verklaard dat de [naam stam 1] oorspronkelijk uit de plaats [naam plaats] komen en dat hij niet weet of er ook leden van zijn stam in Mogadishu verblijven. Uit de verklaring van eiser en het ambtsbericht volgt weliswaar dat de [naam stam 1] een subclan van de [naam stam 2] vormen en dat de [naam stam 2] stam (ook wel [naam stam 2] genoemd) als meerderheidclan wordt aangemerkt, maar hieruit kan nog niet worden afgeleid dat eiser in Mogadishu de hulp kan inroepen van deze stam. Zo blijkt uit het ambtsbericht dat de [naam stam 2] vooral in South West State van Somalië de dominante clan zijn, terwijl in Mogadishu andere meerderheidsclans dominant zijn. [6] Daarnaast blijkt uit de door eiser aangehaalde brief van Vluchtelingenwerk van 19 juni 2023 en het daarin aangehaalde rapport van Schweizerische Flüchtlingshilfe van 21 februari 2018 dat de [naam stam 1] een kwetsbare positie innemen in Somalië en dat de [naam stam 2] / [naam stam 2] hen geen betrouwbare bescherming kunnen bieden omdat zij militair zwak zijn en tot de meest kwetsbare groepen in het zuiden van Somalië behoren.
5.3.
De rechtbank overweegt verder dat eiser heeft aangevoerd dat hij bij terugkeer naar Somalië vreest dat zal worden verondersteld dat hij vermogend is en hij daarom slachtoffer zal worden van afpersing, beroving of andere vermogensdelicten. Verweerder is in het bestreden besluit niet kenbaar op deze vrees ingegaan. Op de zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat nergens uit blijkt of eiser wel of niet vermogend is en dat eiser bij eventuele problemen de bescherming van zijn stam zal kunnen inroepen. De rechtbank acht dit standpunt niet zonder meer begrijpelijk in het licht van het ambtsbericht en de overige door eiser overgelegde landeninformatie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt op welke wijze het stamlidmaatschap van eiser hem zal beschermen, nog daargelaten dat onduidelijk is of eiser in Mogadishu een stam heeft om op terug te kunnen vallen.
5.4.
De rechtbank concludeert dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer wegens discriminatie en/of zijn specifieke persoonlijke omstandigheden een reëel risico loopt op ernstige schade. Hierbij acht de rechtbank vooral van belang dat verweerder de door eiser aangevoerde omstandigheden, waaronder in het bijzonder de lange verblijfsduur van eiser buiten Somalië en het ontbreken van een sociaal netwerk en stammenbescherming in Mogadishu, onvoldoende kenbaar in hun onderlinge samenhang in de besluitvorming heeft betrokken.
Conclusie
6. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De overige gronden behoeven geen bespreking meer. Verweerder zal binnen acht weken een nieuw besluit moeten nemen en daarbij rekening moeten houden met deze uitspraak.
7. ` De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674 ,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,-, en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.

Beslissing

De rechtbank,
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.F. Ferdinandusse, rechter, in aanwezigheid van mr. F.W. Victoor, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar uitgesproken en bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
2.Richtlijn 2011/95/EU inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming.
3.Pagina 77 van het ambtsbericht.
4.Pagina 76 van het ambtsbericht.
5.Pagina 76 van het ambtsbericht.
6.Pagina 44 van het ambtsbericht.