ECLI:NL:RBDHA:2023:21386

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
Nl 23.15638
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en de beoordeling van relevante elementen in het asielrelaas van een minderjarige vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een minderjarige eiseres met de Oegandese nationaliteit. Eiseres had op 23 september 2020 asiel aangevraagd in Nederland, maar haar aanvraag werd op 22 mei 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de gestelde vrees voor uithuwelijking ten onrechte niet als relevant element heeft aangemerkt. Eiseres had verklaard dat zij bang was dat haar vader haar zou uithuwelijken als haar oma zou komen te overlijden. De rechtbank vond dat deze vrees voldoende concreet was en dat de staatssecretaris onvoldoende had doorgevraagd tijdens het nader gehoor.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat het onderzoek naar adequate opvang in Oeganda onvoldoende voortvarend was uitgevoerd door de staatssecretaris. De rechtbank benadrukte dat verweerder verplicht is om voortvarend te handelen en dat de termijn van drie jaar voor het onderzoek naar opvang te lang was. De rechtbank gaf de staatssecretaris een termijn van twaalf weken om een nieuw besluit te nemen, waarbij de gestelde vrees voor uithuwelijking en de mogelijkheden voor opvang in Oeganda opnieuw moeten worden beoordeeld. De rechtbank veroordeelde de staatssecretaris ook in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.15638

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

[V-Nummer]
(gemachtigde: mr. M.L. van Leer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

ProcesverloopBij besluit van 22 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ook waren ter zitting aanwezig: de tante van eiseres, de partner van de tante van eiseres en afgevaardigden van Nidos.

Overwegingen

Achtergrond en asielrelaas
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 2008 en heeft de Oegandese nationaliteit. Zij heeft op 23 september 2020 in Nederland asiel aangevraagd. Zij heeft – kort samengevat – aan haar asielrelaas ten grondslag gelegd dat zij in de periode van 2015 tot 2020 door haar vader werd geslagen wanneer hij haar thuis bij oma bezocht. Ook heeft zij naar voren gebracht dat zij mogelijk wordt uitgehuwelijkt als zij moet terugkeren naar Oeganda.
Besluitvorming
2.1
Op 14 april 2021 heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld. Bij uitspraak van 7 juni 2021 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Dordrecht, het beroep van eiseres gegrond verklaard en het besluit van 14 april 2021 vernietigd. [1]
2.2
Op 22 mei 2023 heeft verweerder met het bestreden besluit de aanvraag van eiseres wederom afgewezen. Verweerder heeft de volgende relevante elementen onderscheiden in het asielrelaas van eiseres:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Geslagen door vader.
2.2
De mogelijke uithuwelijking van eiseres heeft verweerder niet als relevant element aangemerkt, nu eiseres deze vrees niet voldoende concreet heeft gemaakt en haar verklaringen hierover zien op vermoedens over de toekomst. Verweerder heeft zowel de verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst (element a), als haar verklaringen over dat zij is geslagen door haar vader (element b) geloofwaardig geacht. Verweerder stelt zich op het standpunt dat haar asielrelaas niet te herleiden is tot één van de gronden uit het Vluchtelingenverdrag [2] , waardoor zij niet kan worden aangemerkt als vluchteling. Daarnaast stelt verweerder dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. [3] Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat eiseres zonder gegronde reden pas acht maanden na inreis in Nederland asiel heeft aangevraagd. Omdat eiseres haar asielaanvraag niet binnen zes maanden na inreis in Nederland heeft gedaan, wordt niet ambtshalve beoordeeld of zij in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning. Tot slot komt eiseres op dit moment niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van het buitenschuld beleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen, omdat het onderzoek naar adequate opvang nog niet is afgerond.
De gestelde vrees voor uithuwelijking
3.1
Eiseres heeft aangevoerd dat zij haar vrees voor uithuwelijking wel voldoende concreet heeft gemaakt en dit daarom ten onrechte niet is aangemerkt als relevant element. Zij heeft tijdens het nader gehoor verklaard dat zij bang is dat haar vader haar zal uithuwelijken als haar oma komt te overlijden en dat hij tegen haar heeft gezegd dat hij dat wil doen. Ook blijkt uit het ambassadegehoor dat de vader van eiseres heeft gehad tijdens de nareisprocedure, dat hij zich niet bekommert om eiseres en nooit voor haar heeft gezorgd. Het heeft er alle schijn van dat de vader van eiseres heeft meegewerkt aan het vertrek van eiseres naar Nederland voor zijn eigen financiële gewin. Verder moet in acht worden genomen dat uit landeninformatie blijkt dat uithuwelijkingen van kinderen veelvuldig voorkomen in Oeganda, aldus eiseres.
3.2
De rechtbank overweegt als volgt. In Werkinstructie 2014/10 en in de uitspraak van de Afdeling [4] van 24 augustus 2018 [5] wordt omschreven wat als een relevant element beschouwd dient te worden. Hieruit volgt dat een relevant element een feit of omstandigheid is dat raakt aan tenminste één onderwerp of verhaallijn dat in verband staat met vluchtelingschap dan wel subsidiaire beschermingsstatus. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de door eiseres gestelde vrees voor uithuwelijking ten onrechte niet heeft aangemerkt als relevant element. Eiseres heeft tijdens het nader gehoor verklaard dat zij bang is voor haar vader en dat zij bang is dat zij, als haar oma komt te overlijden, door hem zal worden uitgehuwelijkt. Ook heeft eiseres verklaard dat haar vader ruzie maakte met haar oma omdat hij het er niet mee eens was dat hij geen geld kreeg als [naam] , de neef van eiseres, geld stuurde en dat haar vader bij een uithuwelijking het geld goed zou kunnen gebruiken. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat deze verklaringen onvoldoende concreet zijn. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt echter ook dat de gehoorambtenaar onvoldoende heeft doorgevraagd op dit punt. Nadat eiseres in het nader gehoor heeft verteld dat haar vader zei dat het beter was als zij zou gaan trouwen, zijn nog enkele korte vragen over dit onderwerp gesteld, waarna de gehoorambtenaar heeft gevraagd ‘Wat zei je vader nog meer tegen je, behalve dat jij moest gaan trouwen?’, waardoor het onderwerp is afgesloten. Ook later in het nader gehoor, als eiseres aangeeft dat zij bang is dat haar vader haar zal uithuwelijken als haar oma komt te overlijden, is alleen doorgevraagd op de mogelijke hulp die ze dan zou kunnen inroepen.
3.3
Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder naar voren gebracht dat eiseres niet in haar belangen is geschaad doordat de gestelde vrees voor uithuwelijking niet als relevant element is aangemerkt, nu verweerder hierop in het bestreden besluit voldoende is ingegaan bij de zwaarwegendheidstoets. De rechtbank volgt dit standpunt niet en acht het van belang dat de door eiseres gestelde vrees voor uithuwelijking in voldoende mate wordt onderzocht. In dit kader wijst de rechtbank ook op de van Nidos afkomstige informatie die is overgelegd voor de zitting waarin wordt gerapporteerd dat de oma van eiseres, aan wie verweerder een rol toedicht om eiseres tegen haar vader te beschermen, inmiddels [leeftijd] oud is, vergeetachtig is en aan kanker lijdt.
Het onderzoek naar adequate opvang
4.1
Eiseres heeft ook aangevoerd dat niet valt in te zien waarom verweerder na de uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2022 [6] , die van belang is voor haar zaak, nog bijna een jaar heeft gewacht met het nemen van het bestreden besluit. Ook valt niet in te zien waarom verweerder niet al hangende de asielaanvraag onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheden tot opvang bij familie in of andere adequate opvangmogelijkheden in Oeganda.
4.2
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 juni 2022 volgt dat verweerder ernaar moet streven om het onderzoek naar adequate opvang tijdens de beoordeling van de materiële asielaanspraken te voltooien. Dat volgt uit de verplichtingen om voortvarend te handelen en zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden over de verblijfsstatus van de vreemdeling. Om te waarborgen dat verweerder voortvarend blijft handelen, moet hij in het asielbesluit toelichten waarom hij gebruik maakt van de mogelijkheid om het asielbesluit los van het terugkeerbesluit te nemen. Hij zal een beoordeling moeten maken van de stand van het onderzoek naar adequate opvang op dat moment en een inschatting moeten geven hoe lang dat onderzoek nog zal duren. De Afdeling heeft in voornoemde uitspraak ook benadrukt dat een onderzoeksperiode van drie jaar gerekend vanaf de asielaanvraag hoe dan ook te lang is. De reden hiervoor is dat verweerder gehouden is om voortvarend te handelen, zodat de periode waarin de vreemdeling in onzekerheid verkeert over zijn verblijfsstatus zo kort mogelijk blijft en de doelstelling van de Terugkeerrichtlijn [7] om een doeltreffend terugkeer- en verwijderingsbeleid te voeren wordt gewaarborgd.
4.3
In het bestreden besluit heeft verweerder aangegeven dat het onderzoek naar adequate opvang nog niet is afgerond, dat daarom nog geen terugkeerbesluit wordt opgelegd en dat het onderzoek nog maximaal één jaar zal duren. Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder desgevraagd aangegeven dat het enige onderzoek naar adequate opvang dat is verricht, het onderzoek op basis van de verklaringen van eiseres is zoals dat staat aangegeven in het bestreden besluit. Ook is op de zitting gebleken dat de DT&V [8] in de week vóór de zitting een eerste gesprek heeft gevoerd met Nidos. Dit alles terwijl het in september 2023 drie jaar geleden is dat eiseres in Nederland asiel heeft aangevraagd, zoals de rechtbank op de zitting met partijen heeft besproken. De rechtbank is van oordeel dat hieruit valt af te leiden dat verweerder het onderzoek naar adequate opvang voor eiseres in Oeganda onvoldoende voortvarend heeft gedaan. Voor dit oordeel slaat de rechtbank ook acht op het feit dat de gemachtigde van eiseres verweerder al bij brief van 7 juni 2021 heeft opgeroepen om met dit onderzoek te beginnen. Verder is de rechtbank niet gebleken van vertragende factoren voor het onderzoek die niet aan verweerder zijn te wijten. Nu eiseres in Oeganda slechts voor haar vader zegt te vrezen en niet voor de autoriteiten of anderen, valt niet in te zien dat verweerder en/of de DT&V gehouden waren te wachten met het onderzoeken van de opvangmogelijkheden. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom gerekend vanaf het bestreden besluit nog een jaar nodig is voor het onderzoek, terwijl de termijn van drie jaar in september 2023 afloopt. Om die reden heeft verweerder ook onvoldoende gemotiveerd waarom hij niet nu al overgaat tot het verlenen van een buitenschuldvergunning aan eiseres.
Conclusie
5. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de aanvraag van eiseres ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De overige beroepsgronden behoeven geen bespreking. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. Indien verweerder niet overgaat tot het verlenen van een buitenschuldvergunning aan eiseres, ligt het opnieuw horen van eiseres in de rede gelet op hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 3. De rechtbank geeft verweerder daarom een termijn van twaalf weken om een nieuw besluit te nemen.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Indien aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.F. Ferdinandusse, rechter, in aanwezigheid van mr.V.E.A. Naaijkens, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zaaknummer NL21.6005.
2.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven.
8.Dienst Terugkeer & Vertrek.