Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[eiser 1] te [plaats 1] ,
[eiser 2]te [plaats 2] ,
1.De procedure
2.De feiten
(…)
(…)
Ik gaf aan dat hij eigenlijk vanaf 1 juli 2022 weer was begonnen met werken. direct daarna heeft hij een tweede ongeval gehad.
Ik heb gebeld met de [schadebehandelaar] . Ik gaf aan dat cl nu wel een reactie wenst in verband met de looptijd en de reactietermijn. Ook aangegeven dat cl financieel achteruitgaat omdat hij niet kan werken in zijn eigen bedrijf, maar wel doorgewerkt heeft in loondienst. We hebben de stand van zaken en de klachten van cl besproken. tp wil dat ik de schade aannemelijk maak. Wellicht is een regeling mogelijk? Ik zal overleggen met cl en vervolgens een schadestaat sturen. Voor nu maakt de [schadebehandelaar] een voorschot over van € 5.000. Tijdens het gesprek stelde tp voor om overleg te voeren over de afsluiting van de eerste zaak.”
(…) Zojuist bespraken wij de letselschade van de heer [Naam] . De heer [Naam] is bij een tweetal verkeersongevallen betrokken geweest, waarbij letsel is opgelopen. Ik heb de (letsel)schade naar aanleiding van het eerste ongeval in behandeling. Ik begreep dat de heer [Naam] ten tijde van het tweede ongeval zijn werkzaamheden weer had hervat. Ik sprak zojuist met u af dat u de schade als gevolg van het eerste ongeval inventariseert, waarna wij mogelijk aankomende week tot een regeling van de eerste schade over kunnen gaan. Hierop vooruitlopend heb ik zojuist een voorschot ter grootte van € 5.000,00 betaalbaar gesteld. Dit bedrag staat naar verwachting binnen enkele dagen op de rekening. (…)”
Gebeld met de bbh, zijnde de heer [eiser 1] .
Naar aanleiding van onze telefonische afspraak heb ik met de [schadebehandelaar] gesproken. We hebben op zijn verzoek de mogelijkheid besproken om de eerste zaak met een open einde af te sluiten, zonder medisch advies. De [schadebehandelaar] is momenteel bereid een totaalbedrag van € 7.000 te betalen. Ik gaf aan dat ik dit aan de lage kant vond, waarop hij zijn voorstel verhoogde naar € 9.000. we hebben ook het aspect van zwartwerk besproken en een gedeelte daarvan is geaccordeerd, uit pragmatisch oogpunt. De discussie loopt over de veranda, omdat er geen medische onderbouwing hiervan is. Het is afgesproken dit mee te nemen in de tweede zaak. Ik heb aangegeven dat ik dit voorstel met de heer [Naam] zal bespreken en hierop zal terugkomen. Ik gaf aan dat ik me in bepaalde bevindingen, zoals het smartengeld en de huishoudelijke hulp, kan vinden, omdat er nog geen medische informatie beschikbaar was.
Geachte [schadebehandelaar] ,
(…)
Er is een eerdere letselschade en die is besproken en geregeld met de [schadebehandelaar] (…) Op 22 juli 2022 heb ik aan [schadebehandelaar] bevestigd dat ik en mijn cliënt akkoord zijn uitkering van EUR 9.000,00 totaal. Met daarbij de vermelding dat indien de huidige klachten worden gelinkt aan het eerdere ongeval van 29 maart 2022 dat we dan die eerste afwikkeling openbreken.”
Die staat ook in de schadestaat van de aanrijding van 6 juli 2022 omdat die kosten bij de claim van 29 maart 2022 niet vergoed werden door Klaverblad. Ik hoor van de heer [eiser 1] dat hij op 22 juli 2022 al een mail naar Klaverblad heeft gestuurd om de beide claims samen te voegen, maar Klaverblad wilde beide zaken apart regelen. U hoort de heer [eiser 1] zeggen dat het bij Klaverblad bekend moet zijn dat kosten van de eerdere schade 29 maart 2022 die niet in de regeling zijn opgenomen (door het ontbreken van medische informatie) bij de tweede claim van 6 juli 2022 alsnog zijn opgenomen. Indien de schade rechtstreeks bij Achmea geclaimd zou zijn dan waren de kosten van de veranda niet in de schadestaat van 6 juli 2022 opgenomen. Dan zou de heer [eiser 1] de eerste letselschade bij Klaverblad weer heropenen om de in de regeling van 22 juli 2022 ontbrekende vergoedingen alsnog te kunnen claimen.”
(…)2. SAMENVATTING
- Bij het opstellen van de schadestaten geen eenduidige kosten voor verlies van arbeidsvermogen van de autorijschool zijn gehanteerd.
- [Naam] als gevolg van de schade op 29 maart 2022 wel zijn werkzaamheden in loondienst kon blijven uitoefenen.
- Ten onrechte de kosten van het uitbestede werk van de veranda bij de woning in beide schadestaten zijn opgenomen.
- Het opmerkelijk is dat [Naam] in zijn eerste interview stelt dat de veranda in augustus/september 2022 is geplaatst terwijl bij de behandeling van de schade van 29 maart 2022 fotos zijn overgelegd waaruit duidelijk is dat de veranda in mei 2022 al gereed was.
(…)
(…)
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
“de huidige klachten(van [Naam] , vzr.)
een verergering zijn van het eerste ongeval.
”Volgens [eiser 1] volgt daaruit logischerwijs dat partijen niet de bedoeling hadden om de schade van het eerste ongeval volledig af te sluiten. Met die afspraak kon een latere medische verklaring nog als onderbouwing voor de veranda dienen, aldus [eiser 1] . Dit een en ander zou is volgens hem (ook) telefonisch afgestemd met [schadebehandelaar] en hij verwijst daarbij naar de door hem opgestelde telefoonnotities van 15 en 22 juli 2022.
“gewaardeerd op € 9.000,00”en dat [Naam] bereid is om akkoord te gaan met “
een totaalbedrag van € 9.000,
00.”De inhoud van de brief van [eiser 1] sluit ook aan bij de gespreksnotitie van [schadebehandelaar] van 22 juli 2022, waarin staat dat hij een vergoeding van € 500,-- heeft aangeboden voor de post zelfwerkzaamheid (de kosten voor de veranda) en dat hij bereid is om nog een (slot)bedrag van € 4.000,-- uit te keren. Daarmee komt de totale uitkering voor de eerste schadestaat uit op € 9.000,--, welk bedrag overeenstemt met het bedrag waarmee [eiser 1] namens [Naam] akkoord is gegaan.
“de huidige klachten een verergering zijn van het eerste ongeval”. Over een dergelijke afspraak wordt bovendien ook niet gerept in de correspondentie die partijen na 22 juli 2022 ter afhandeling van de tweede schadestaat hebben gevoerd. Ook de – daags voor de zitting ingediende – door [eiser 1] opgestelde gespreksnotitie van 22 juli 2022 maakt het oordeel van de voorzieningenrechter niet anders. Hoewel die notitie het bestaan van een dergelijke afspraak suggereert, valt die gespreksnotitie niet te rijmen met de inhoud van de brief die [eiser 1] diezelfde dag nog aan [schadebehandelaar] heeft verstuurd, noch met de telefoonnotitie die [schadebehandelaar] van het gesprek van 22 juli 2022 heeft gemaakt. Indien daadwerkelijk een andersluidende afspraak was gemaakt, had het bovendien voor de hand gelegen dat een professioneel belangenbehartiger als [eiser 1] – die als kandidaat bij het NIVRE is geregistreerd – deze had vermeld in de communicatie richting de verzekeraar. Daarvan is niet gebleken. Bovendien neemt alles wat [eiser 1] heeft aangevoerd niet weg dat hij in verband met Ongeval 2 een schade heeft geclaimd die daarvóór had plaatsgevonden en al was geclaimd in verband met Ongeval 1. Zijn stelling dat hij dat zo had afgesproken is door [schadebehandelaar] in zijn schriftelijke verklaring van 17 november 2023 uitdrukkelijk weersproken en ligt ook niet voor de hand omdat, in de woorden van [schadebehandelaar] , dit een aanzet tot fraude zou zijn. De voorzieningenrechter acht het volstrekt onaannemelijk dat een medewerker van Klaverblad hieraan medewerking verleent.
5.De beslissing
22 december 2023.