ECLI:NL:RBDHA:2023:21335

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
C/09/633560 / FA RK 22-5172
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van afstammingsband en adoptie in het kader van draagmoederschap met Belgische geboorteakte

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 oktober 2023 een beschikking gegeven in een verzoek tot erkenning van de afstammingsband tussen verzoeker 1 en de minderjarige [minderjarige], geboren uit een draagmoederschapstraject. De verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], hebben hun kinderwens gerealiseerd door middel van laagtechnologisch draagmoederschap met de draagmoeder [naam 1] en haar partner [naam 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belgische beslissing van 16 juni 2022 van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, waarin de afstammingsband tussen [verzoeker 1] en [minderjarige] is erkend, van rechtswege in Nederland wordt erkend. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de Belgische geboorteakte van [minderjarige] vatbaar is voor inschrijving in de registers van de burgerlijke stand in Nederland.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het gezag over [minderjarige] zal worden toebedeeld aan [verzoeker 1], en dat de adoptie door [verzoeker 2] zal worden uitgesproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de familierechtelijke betrekking tussen [verzoeker 1] en [minderjarige] in stand blijft na de adoptie door [verzoeker 2]. De rechtbank heeft de ambtenaar van de burgerlijke stand gelast om de Belgische geboorteakte in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand te ’s-Gravenhage, en heeft de verzoeken van de partijen toegewezen, met uitzondering van het meer of anders verzochte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-5172
Zaaknummer: C/09/633560
Datum beschikking: 5 oktober 2023

Beschikking op het op 8 augustus 2022 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] ,

hierna afzonderlijk: [verzoeker 1] en [verzoeker 2] , dan wel gezamenlijk: verzoekers of de wensouders,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. K.S.M. Smienk te ’s-Hertogenbosch.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[naam 1] en [naam 2] ,

hierna afzonderlijk: de draagmoeder en [naam 2] , dan wel gezamenlijk: de draagmoeder en haar partner,
wonende te [woonplaats 2] , België,
advocaat: mr. J.H. van der Tol te Amsterdam.
Als belanghebbende ten aanzien van het verzoek met betrekking tot de registers van de burgerlijke stand wordt aangemerkt:

de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage,

zetelend te ’s-Gravenhage,
de ambtenaar.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift, met bijlagen;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van
18 augustus 2022;
- de brief van verzoekers, ingekomen op 6 september 2022;
- de brief van 4 november 2022 van de ambtenaar;
- de brief van verzoekers, ingekomen op 10 november 2022;
- de brief van 30 november 2022 van de ambtenaar;
- de instemmingsverklaring van de draagmoeder en haar partner van 1 april 2023;
- de brief van verzoekers, ingekomen op 5 juni 2023;
- een tweetal brieven van verzoekers van 15 september 2023, waarbij één van de brieven bijlagen bevat.

Verzoek

Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank:
Primair:
I. voor recht verklaart dat op grond van de beslissing van 16 juni 2022 van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling [woonplaats 2] , de afstammingsband tussen [verzoeker 1] en de minderjarige [minderjarige] (hierna ook: [minderjarige] ) is vastgesteld;
II. [verzoeker 1] belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] en het ouderlijk gezag van [naam 1] over [minderjarige] beëindigt;
III. de adoptie van [minderjarige] door [verzoeker 2] uitspreekt;
IV. verstaat dat de familierechtelijke betrekking tussen [verzoeker 1] en [minderjarige] in stand blijft na adoptie door [verzoeker 2] ;
V. vaststelt dat [minderjarige] na de adoptie de achternaam [verzoeker 1] krijgt;
VI. voor recht verklaart dat de Belgische geboorteakte van [minderjarige] , met de beslissing van van 16 juni 2022 van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling [woonplaats 2] , naar zijn aard vatbaar is voor opneming in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand te ’s-Gravenhage en dat de ambtenaar wordt gelast deze geboorteakte in te schrijven in de daartoe bestemde registers, met daarop als latere vermelding voornoemde beslissing van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen betreffende de ontkenning van het vaderschap van [naam 2] en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap van [verzoeker 1] ;
Subsidiair:
VII. de adoptie van [minderjarige] door [verzoeker 1] uitspreekt;
VIII. de geboortegegevens van [minderjarige] vaststelt conform het voorstel in het petitum van het verzoekschrift, dan wel zoals de rechtbank juist acht en dat – kort gezegd – door een latere vermelding een aantekening van voornoemde Belgische beslissing aan de akte wordt toegevoegd, waarbij de ambtenaar wordt gelast om deze geboorteakte op te maken;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

Feiten

- De wensouders zijn op 30 april 2022 in ’s-Hertogenbosch met elkaar gehuwd.
- De wensouders hebben de Nederlandse nationaliteit.
- De wensouders hebben hun kinderwens verwezenlijkt door te kiezen voor een laagtechnologisch draagmoederschap.
- De draagmoeder is [naam 1] , geboren op [geboortedag 1] 1980 te [geboorteplaats] , België. Haar partner is [naam 2] , geboren op [geboortedag 2] 1975 te [woonplaats 2] , België.
- De draagmoeder en haar partner hebben de Belgische nationaliteit.
- De wensouders en de draagmoeder en haar partner hebben op 12 december 2020 een draagmoederschapsovereenkomst getekend.
- Uit het raadsrapport van 16 juni 2022, met kenmerk [kenmerknummer] , volgt het besluit van de Raad om, voorafgaande aan de geboorte, toestemming te verlenen aan de wensouders om het kind dat geboren gaat worden uit de draagmoeder na de geboorte op te nemen in hun gezin.
- Op [geboortedag 3] is uit de draagmoeder te [woonplaats 2] , België, [minderjarige] geboren.
- Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling [woonplaats 2] , van 16 juni 2022, is voor recht gezegd dat niet [naam 2] , maar wel [verzoeker 1] de biologische vader is van het ongeboren kind waarvan [naam 1] op dat moment zwanger is en waarvan de geboorte verwacht wordt rond 26 juni 2022.
- Op het uittreksel van de Belgische geboorteakte van [minderjarige] staat de draagmoeder als moeder vermeld en staat [verzoeker 1] als vader geregistreerd. Op het volledige afschrift van deze geboorteakte staan als de oorspronkelijke ouders de draagmoeder en haar partner vermeld. Op deze akte is de beslissing van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen geregistreerd. Hieruit blijkt dat de gegevens van de partner van de draagmoeder als vader van [minderjarige] zijn verwijderd en dat de gegevens van [verzoeker 1] als vader zijn toegevoegd.
- [minderjarige] verblijft sinds zijn geboorte met toestemming van de Raad bij de wensouders.
- Uit het DNA-rapport van DDC van 28 december 2021 blijkt dat de vermeende vader, [verzoeker 1] , met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader is van de geteste foetus. De waarschijnlijkheid van vaderschap is dus meer dan 99,9%.

Beoordeling

Rechtsmacht
De rechtbank heeft op grond van artikel 3 onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) rechtsmacht om van de verzoeken kennis te nemen, nu verzoekers hun woonplaats in Nederland hebben.
Primair verzoek onder I.: erkenning afstammingsband in buitenlandse beslissing
Toepasselijk recht
Nu het verzoek strekt tot het erkennen van een buitenlandse beslissing in Nederland is op dit verzoek Nederlands recht van toepassing.
Juridisch kader: toetsing Belgische beslissing
De rechtbank dient te beoordelen of de uit de Belgische beslissing voortvloeiende, uit hoofde van afstamming vastgestelde, familierechtelijke rechtsbetrekkingen hier te lande van rechtswege kunnen worden erkend. De rechtbank zal in dit kader de in boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geplaatste erkenningsregeling naar analogie toepassen op de afstammingsrechtelijke gevolgen van draagmoederschap.
Ingevolge art. 10:100 lid 1 BW wordt een buitenslands tot stand gekomen onherroepelijke rechterlijke beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld of gewijzigd in Nederland van rechtswege erkend, tenzij:
a. er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land;
b. aan die beslissing kennelijk geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan, of
c. de erkenning van die beslissing kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde.
De erkenning van de beslissing kan, ook wanneer daarbij een Nederlander betrokken is, niet wegens onverenigbaarheid met de openbare orde worden geweigerd op de enkele grond dat daarop een ander recht is toegepast dan uit deze titel zou zijn gevolgd (lid 2).
Uitgangspunt van de wet is dat de Belgische beslissing waarbij familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming zijn vastgesteld tussen [verzoeker 1] en [minderjarige] wordt erkend. Dit is slechts anders indien er voor de rechtsmacht van de rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond met de rechtssfeer van dat land, aan de beslissing geen behoorlijk onderzoek of behoorlijke rechtspleging is voorafgegaan of de erkenning van de beslissing onverenigbaar is met de openbare orde.
Niet in geschil is dat sprake is geweest van behoorlijk onderzoek en rechtspleging.
Nu het draagmoederschap in België heeft plaatsgevonden en de draagmoeder met haar partner daar woonachtig zijn, kan niet worden geoordeeld dat er voor de rechtsmacht van de Belgische rechter kennelijk onvoldoende aanknoping bestond. In deze zaak gaat het om de vraag of de openbare orde zich verzet tegen erkenning van de in het buitenland tot stand gekomen familierechtelijke betrekkingen zoals vastgesteld in de Belgische beslissing.
Openbare orde exceptie: zorgvuldig draagmoederschapstraject?
De rechtbank stelt vast dat de ambtenaar zich ten aanzien van de toetsing aan de voorwaarden in het kader van het traject van draagmoederschap aan het oordeel van de rechtbank refereert. De ambtenaar verwijst in dit kader naar het rapport van de Staatscommissie Herijking Ouderschap, ‘Kind en ouders in de 21e eeuw’ van 7 december 2016. De ambtenaar heeft zich eveneens ten aanzien van het verzoek onder I. gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht het in het kader van de openbare orde toets van belang om te beoordelen of het in het buitenland gevolgde traject van draagmoederschap zorgvuldig heeft plaatsgevonden, gelet op de ingrijpende gevolgen van draagmoederschap voor de rechten en verplichtingen van zowel het kind, de draagmoeder als de wensouders in kwestie. Hierbij zijn de aanbevelingen van voornoemde Staatscommissie van belang en de door het kabinet in zijn brief van 12 juli 2019 (kamerstukken TK 2018/2019, 33836, nr. 45) geformuleerde waarborgen om het traject zorgvuldig en transparant te laten verlopen en zoveel mogelijk rechtszekerheid te bieden aan de draagmoeder, de wensouders en het kind. Hieruit volgt dat het voor kinderen van groot belang is om te (kunnen) achterhalen uit wie zij zijn geboren, van wie zij genetisch afstammen en onder welke omstandigheden zij zijn ontstaan en geboren. Het recht van het kind om zijn of haar afstamming te kennen is een mensenrecht dat is opgenomen in artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.
Nu [verzoeker 1] in de Belgische beslissing als ouder is aangemerkt van het kind dient hierbij met name te worden beoordeeld of de belangen van het kind en de draagmoeder voldoende in acht zijn genomen.
Op grond van de overgelegde stukken komt de rechtbank tot het oordeel dat het draagmoederschapstraject zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Zowel verzoekers als de draagmoeder en haar partner hebben een eigen advocaat en hebben zich voorafgaand aan de zwangerschap laten voorlichten. De draagmoeder is vrijwillig dit traject aangegaan. Er is een draagmoederschapsovereenkomst opgesteld en ondertekend. De Raad is door verzoekers bij hun voorgenomen traject betrokken door te verzoeken om toestemming voor opname van het kind dat geboren zal worden uit de draagmoeder. De volledige ontstaansgeschiedenis is voor [minderjarige] te achterhalen. De draagmoeder en haar partner zijn immers bekend en er is goed contact tussen partijen.
Gebleken is dat het juridisch ouderschap van [verzoeker 1] van [minderjarige] is vastgesteld en dat het ouderschap van [naam 2] is ontkend, een en ander in overeenstemming met de wetgeving van België. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Belgische beslissing van rechtswege in Nederland kan worden erkend. Het verzoek om voor recht te verklaren dat op grond van de Belgische beslissing de afstammingsband tussen [verzoeker 1] en [minderjarige] is vastgesteld zal dan ook worden toegewezen.
Primair verzoek onder VI.: Verklaring voor recht ten aanzien van buitenlandse geboorteakte
Toepasselijk recht
Nu primair wordt verzocht om voor recht te verklaren dat de buitenlandse geboorteakte naar zijn aard vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage en te gelasten dat de ambtenaar deze akte zal inschrijven in het Nederlandse register van geboorten, zal de rechtbank het Nederlandse recht toepassen.
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:26 lid 1 BW kan een ieder die daarbij een gerechtvaardigd belang heeft de rechtbank verzoeken een verklaring voor recht af te geven dat een op hem betrekking hebbende, buiten Nederland opgemaakte akte of gedane uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand.
De rechtbank stelt vast dat verzoekers met [minderjarige] in Nederland verblijven. Zij beogen met dit verzoek dat het in België vastgestelde juridisch ouderschap van [verzoeker 1] over [minderjarige] hier in Nederland wordt erkend en geregistreerd, zodat hij in Nederland zijn ouderlijke rechten en verplichtingen kan uitoefenen. Tevens betekent een vaststelling van het juridisch ouderschap dat [minderjarige] het Nederlanderschap aan [verzoeker 1] ontleent. Verzoekers hebben dan ook een gerechtvaardigd belang bij de verzochte verklaring voor recht.
Erkenning Belgische geboorteakte
Ook voor de vraag of de Belgische geboorteakte erkend kan worden, zal de rechtbank de in boek 10 BW geplaatste erkenningsregeling naar analogie toepassen.
In artikel 10:101 lid 1 BW is, voor zover hier van belang, de in artikel 10:100 leden 1, onder b en c, 2 en 3 BW opgenomen erkenningsregeling van overeenkomstige toepassing verklaard op buitenslands tot stand gekomen rechtsfeiten of rechtshandelingen, waarbij familierechtelijke betrekkingen zijn vastgesteld of gewijzigd, welke zijn neergelegd in een door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften opgemaakte akte.
De rechtbank stelt vast dat voor [minderjarige] een Belgische geboorteakte is opgemaakt, waarin de draagmoeder en [verzoeker 1] – overeenkomstig de Belgische beslissing – als ouders zijn opgenomen. Op het volledige afschrift van de geboorteakte staan de draagmoeder en haar partner als oorspronkelijke ouders vermeld. Hierop is de beslissing van 16 juni 2022 van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling [woonplaats 2] vermeld. Niet in geschil is dat dit door een bevoegde instantie overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is gedaan. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat aan deze rechtshandelingen geen behoorlijk onderzoek is voorafgegaan. Ook is niet gebleken dat erkenning van de Belgische geboorteakte onverenigbaar is met de openbare orde, zoals bedoeld in artikel 10:100 lid 1 sub c BW. De ambtenaar heeft aangegeven dat uit de geboorteakte de volledige historie van het kind te herleiden is en dat de akte in aanmerking komt voor inschrijving in de registers van de burgerlijke stand.
De rechtbank zal dan ook voor recht verklaren dat de Belgische geboorteakte van [minderjarige] , met daarop de beslissing van 16 juni 2022 van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout, naar zijn aard vatbaar is voor opneming in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand te ’s-Gravenhage.
De rechtbank zal de ambtenaar op grond van artikel 1:26b BW in samenhang met 1:25 BW gelasten de in België opgemaakte geboorteakte van [minderjarige] in te schrijven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
De ambtenaar heeft in zijn brief van 4 november 2022 aangegeven dat van de ontkenning van het vaderschap en de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap een latere vermelding aan de geboorteakte wordt toegevoegd waaruit blijkt dat het vaderschap van de partner van de draagmoeder is ontkend en het vaderschap van [verzoeker 1] is vastgesteld.
De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de ambtenaar de Belgische geboorteakte met daarop de Belgische beslissing op die wijze in de registers zal verwerken, nu de rechtbank ook de Belgische beslissing in het hiervoor gaande heeft getoetst.
Primair verzoek onder II.: Gezag
Toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] in Nederland is, zal de rechtbank naar Nederlands recht beslissen op het verzoek ten aanzien van het gezag.
Juridisch kader
Uit het voorgaande blijkt dat de in de Belgische beslissing en de Belgische geboorteakte vastgestelde afstammingsrelatie in Nederland wordt erkend. Hieruit volgt dat op dit moment de draagmoeder en [verzoeker 1] van rechtswege het gezag over [minderjarige] hebben. Immers de draagmoeder is naar Belgisch recht – als zijnde de vrouw die bevallen is van het kind – de juridische moeder. [verzoeker 1] is door de ontkenning van het ouderschap van [naam 2] en de vaststelling van het ouderschap van [verzoeker 1] eveneens juridische ouder. Naar Belgisch recht hebben de juridische ouders gezamenlijk het gezag over hun kinderen (artikel 372 van het Belgisch Burgerlijk Wetboek). Ouders die niet samenleven blijven naar Belgisch recht (artikel 374 van het Belgisch Burgerlijke Wetboek) gezamenlijk het gezag uitoefenen.
Verzoekers verzoeken in hun brief van 15 september 2023 het gezag van de draagmoeder te beëindigen op grond van artikel 1:253n BW en [verzoeker 1] allereerst alleen te belasten met het ouderlijk gezag, zodat daarna de weg vrij is voor het uitspreken van de adoptie door [verzoeker 2] .
De rechtbank zal beoordelen of er naar het op die vraag toepasselijke Nederlandse recht goede redenen bestaan om het naar Belgisch recht vanaf de geboorte van rechtswege ontstane gezamenlijke gezag van de draagmoeder en [verzoeker 1] nu te wijzigen naar eenhoofdig gezag van [verzoeker 1] .
Op grond van artikel 1:253n lid 1 BW kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag onder meer beëindigen indien de omstandigheden zijn gewijzigd. Vast staat dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden.
Op grond van artikel 1:253n lid 2 BW zijn de gronden van artikel 1:251a leden 1 en 3 BW van overeenkomstige toepassing. Derhalve kan het gezamenlijk gezag worden beëindigd, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zal raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen, of wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
De rechtbank stelt vast dat de draagmoeder in deze procedure een instemmingsverklaring heeft ingediend, waaruit blijkt dat zij en haar partner [naam 2] nooit de intentie hebben gehad om [minderjarige] zelf te verzorgen en op te voeden en dat zij ook niet zijn juridische ouders wensen te zijn. De draagmoeder heeft hiermee afstand gedaan van haar ouderlijke rechten en verantwoordelijkheden. Ook de Raad heeft in zijn rapport geconcludeerd dat [minderjarige] niets meer te verwachten heeft van de draagmoeder en haar partner.
Gelet op de feitelijke situatie waarin [minderjarige] reeds sinds zijn geboorte door verzoekers wordt verzorgd en de draagmoeder afstand heeft gedaan van al haar ouderlijke rechten en verantwoordelijkheden, is de rechtbank van oordeel dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is en dat [verzoeker 1] , de juridische vader van [minderjarige] , wordt belast met het eenhoofdig gezag over hem. De rechtbank zal het verzoek daartoe dan ook toewijzen.
Primaire verzoek onder III., IV. en V.: adoptie
Adoptie
Verzoekers verzoeken de adoptie van [minderjarige] door [verzoeker 2] uit te spreken.
Toepasselijk recht
Op grond van artikel 10:105 BW is op het verzoek tot adoptie het Nederlandse recht van toepassing. De vraag welke betekenis toekomt aan de toestemming van de ouders van het kind wordt in beginsel beantwoord naar de regels die het nationale recht van het kind daarvoor bevat, in dit geval het Belgische recht.
De rechtbank stelt voorop dat uit de Belgische beslissing volgt dat de draagmoeder en [verzoeker 1] de (biologische en juridische) ouders zijn van [minderjarige] . De toestemming van de draagmoeder voor adoptie is dan nodig. Naar Belgisch recht dient de ouder zijn instemming te geven voor adoptie. Deze toestemming moet in een authentieke akte worden opgenomen, of voor de rechtbank die het verzoek behandelt worden verklaard. De rechtbank stelt vast dat de draagmoeder bij deze rechtbank een verklaring heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij instemt met de adoptie.
[verzoeker 2] verzoekt de adoptie van [minderjarige] . In dit geval is dan ook sprake van een adoptie door de partner van de ouder. De artikelen 1:227 en 1:228 BW zijn van toepassing.
Op grond van artikel 1:227 lid 1 lid BW geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan een dergelijk verzoek door twee personen tezamen worden gedaan indien zij tenminste zij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd.
Ingevolge artikel 1:227 lid 3 BW kan een adoptie vervolgens slechts alleen worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang is van het kind en op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
Op grond van artikel 1:228 lid 1 BW dient voorts aan de navolgende voorwaarden voor adoptie te worden voldaan:
a. dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;
b. het kind niet een kleinkind van een adoptant is;
c. dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
d. dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e. dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
f. dat de adoptant of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed;
g. dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.
De rechtbank stelt vast dat verzoekers meer dan drie jaar samen wonen en dat inmiddels ook is voldaan aan de in artikel 1:228 lid 1 onder f BW gestelde eis van gedurende tenminste een jaar gezamenlijk verzorgen en opvoeden van [minderjarige] . Vanaf de geboorte verblijft [minderjarige] bij de wensouders. [minderjarige] was op het moment van indiening van het verzoekschrift één maand oud. Op dit moment is [minderjarige] 1 jaar oud.
De Raad heeft in zijn brief van 18 augustus 2022 aangegeven in deze zaak niet opnieuw onderzoek te doen gelet op hun eerdere onderzoek in verband met toestemming voor opname van een kind onder zes maanden. De Raad ziet geen bezwaar tegen het ingediende verzoek bij de rechtbank.
Nu voorts vaststaat dat in dit geval feitelijk aan alle overige wettelijke vereisten van de artikelen 1:227 en 1:228 BW is voldaan, zal de rechtbank het verzoek tot adoptie in het belang van [minderjarige] toewijzen.
De rechtbank zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder sub k van het Besluit gezagsregisters tevens bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
Geslachtsnaam
Verzoekers verzoeken vast te stellen dat [minderjarige] na de adoptie de achternaam [verzoeker 1] krijgt.
Toepasselijk recht
De rechtbank ziet aanleiding om met betrekking tot de geslachtsnaam gelet op artikel 10:20 en 10:22 BW en nu [minderjarige] de Nederlandse nationaliteit aan [verzoeker 1] ontleent Nederlands recht toe te passen.
De rechtbank zal gelet op de gezamenlijke verklaring van verzoekers en op grond van artikel 1:5 lid 3 BW verklaren dat [minderjarige] na de adoptie de geslachtsnaam “ [verzoeker 1] ” zal dragen.
Familierechtelijke betrekking [verzoeker 1] en [minderjarige] na adoptie
Verzoekers verzoeken te verstaan dat de familierechtelijke betrekking tussen [verzoeker 1] en [minderjarige] in stand blijft na adoptie door [verzoeker 2] . De rechtbank zal dit verzoek toewijzen.
[verzoeker 1] is – zoals hiervoor is gebleken – de juridische ouder over [minderjarige] . [verzoeker 2] zal, wanneer de uitspraak over de adoptie onherroepelijk is geworden, eveneens juridisch ouder zijn. Uit artikel 1:229 lid 3 BW volgt dat de familierechtelijke betrekking tussen de geadopteerde en zijn ouder en diens bloedverwanten blijft bestaan, indien de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van die ouder het kind adopteert. Hieruit volgt dan ook dat vanaf het moment dat de adoptie onherroepelijk is geworden verzoekers gezamenlijk het gezag over [minderjarige] zullen uitoefenen.
Nu de primaire verzoeken van verzoekers worden toegewezen, komt de rechtbank niet toe aan de subsidiaire verzoeken.

Beslissing

De rechtbank:
*
verklaart voor recht dat bij de beslissing van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling [woonplaats 2] , van 16 juni 2022 familierechtelijke betrekkingen uit hoofde van afstamming tussen [verzoeker 1] en het kind [minderjarige] zijn vastgesteld, welke afstammingsband van rechtswege in Nederland wordt erkend;
*
verklaart voor recht dat de Belgische geboorteakte van [minderjarige] , geboren op
[geboortedag 3] te [woonplaats 2] , België, met daarop de beslissing van 16 juni 2022 van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling [woonplaats 2] , van rechtswege in Nederland wordt erkend en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in het register van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage;
*
gelast de inschrijving in het register van geboorten van de gemeente ’s-Gravenhage van (het volledige afschrift) van de Belgische akte van geboorte, nummer: 2022-0029.0774-14, relaterend de geboorte van [minderjarige] , opgemaakt op 22 juli 2022, en waarop de beslissing van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling [woonplaats 2] , op 27 juli 2022 is geregistreerd, waarvan een fotokopie aan deze beschikking is gehecht;
*
bepaalt dat voortaan alleen aan [verzoeker 1] , geboren op 21 juli 1989 te Rotterdam, het gezag zal toekomen over de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedag 3] te [woonplaats 2] , België,
en verklaart deze gezagsvoorziening uitvoerbaar bij voorraad;
*
spreekt uit de adoptie van:
[minderjarige] , geboren op [geboortedag 3] te [woonplaats 2] , België,
door [verzoeker 2] , geboren op 15 januari 1990 te ’s-Hertogenbosch;
onder vermelding van de verklaring van verzoekers ten overstaan van de rechtbank dat [minderjarige] de geslachtsnaam “ [verzoeker 1] ” zal hebben;
*
verstaat dat de familierechtelijke betrekking tussen [verzoeker 1] en [minderjarige] in stand blijft na adoptie door [verzoeker 2] , hetgeen betekent dat vanaf het moment dat de adoptie onherroepelijk is geworden verzoekers gezamenlijk het gezag over [minderjarige] zullen uitoefenen;
*
bepaalt dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin aantekening te doen van deze beschikking;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.S.F. de Nijs, rechter, bijgestaan door
mr. M.T.E. Krijger-van Huut als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 oktober 2023.