Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
de staatsecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
€ 418,50.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een Nigeriaanse eiser die een verblijfsvergunning regulier had aangevraagd. De rechtbank ontving op 30 juni 2023 een beroepschrift van de eiser, gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag van 31 januari 2023. Eiser trok zijn beroep in op 28 augustus 2023, nadat hij een brief van verweerder had ontvangen waarin werd aangegeven dat men van plan was om hem het gevraagde verblijfsdocument te verstrekken. Eiser verzocht in zijn intrekking om vergoeding van de proceskosten, die de rechtbank als kennelijk gegrond heeft aangemerkt.
De rechtbank overwoog dat de brief van verweerder van 21 augustus 2023, waarin werd aangegeven dat het verblijfsdocument zou worden verstrekt, als een besluit moet worden aangemerkt. Dit besluit was van belang voor de vraag of aan het beroep van eiser was tegemoetgekomen. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet had aangetoond dat eiser nog aan voorwaarden moest voldoen voor de verstrekking van het document. Daarom werd de intrekking van het beroep geaccepteerd en werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50. Daarnaast diende verweerder het betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens waren met de uitspraak. De rechtbank baseerde haar beslissing op de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).