ECLI:NL:RBDHA:2023:21324

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
AWB 23/07204
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit over de toekenning van een verblijfsvergunning regulier en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een Nigeriaanse eiser die een verblijfsvergunning regulier had aangevraagd. De rechtbank ontving op 30 juni 2023 een beroepschrift van de eiser, gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag van 31 januari 2023. Eiser trok zijn beroep in op 28 augustus 2023, nadat hij een brief van verweerder had ontvangen waarin werd aangegeven dat men van plan was om hem het gevraagde verblijfsdocument te verstrekken. Eiser verzocht in zijn intrekking om vergoeding van de proceskosten, die de rechtbank als kennelijk gegrond heeft aangemerkt.

De rechtbank overwoog dat de brief van verweerder van 21 augustus 2023, waarin werd aangegeven dat het verblijfsdocument zou worden verstrekt, als een besluit moet worden aangemerkt. Dit besluit was van belang voor de vraag of aan het beroep van eiser was tegemoetgekomen. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet had aangetoond dat eiser nog aan voorwaarden moest voldoen voor de verstrekking van het document. Daarom werd de intrekking van het beroep geaccepteerd en werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50. Daarnaast diende verweerder het betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden.

De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens waren met de uitspraak. De rechtbank baseerde haar beslissing op de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/07204

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiser], V-nr. [nummer] , geboren op [geboortedatum] 1980 , van Nigeriaanse nationaliteit, eiser,
(gemachtigde: mr. F.L. Spoek),
en

de staatsecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 30 juni 2023 een beroepschrift ontvangen gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning regulier van
31 januari 2023.
Op 28 augustus 2023 heeft eiser het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.

Overwegingen

1. Eiser heeft bij de intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van de proceskosten, bestaande uit de forfaitaire vergoeding in beroep. [1] De rechtbank sluit het onderzoek en zal uitspraak doen buiten zitting. Het verzoek is kennelijk gegrond. [2]
Beoordeling
Besluitvraag
2. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder aan het beroep van eiser is tegemoetgekomen. Eiser heeft het beroep ingetrokken, onder meer naar aanleiding van een brief van verweerder van 21 augustus 2023, waarin verweerder eiser bericht van plan te zijn om hem het gevraagde verblijfsdocument te verstrekken. Verweerder heeft in deze brief nadrukkelijk vermeld dat tegen het schrijven geen bezwaar kan worden gemaakt. Pas nadat het verblijfsdocument aan eiser is uitgereikt kan bezwaar worden gemaakt tegen het besluit.
3. Eiser heeft een verblijfsvergunning regulier aangevraagd. Verweerder heeft eiser in reactie op die aanvraag bericht dat hem het verblijfsdocument wordt verstrekt en hem daarbij over de geldigheidsduur, de beperking en aantekeningen geïnformeerd. Tot voor kort was het gebruikelijk dat dezelfde informatie in een besluit werd vastgelegd. Tegen een besluit kan een rechtsmiddel worden aangewend. De inhoud van een besluit is, anders dan die van een vooraankondiging, van belang voor de vraag of aan een ingesteld rechtsmiddel is tegemoetgekomen. [3] Verweerder kan met de aankondiging van plan te zijn het in dat schrijven genoemde besluit te nemen de procedure niet (onnodig) verlengen. Uit verweerders brief blijkt niet dat eiser nog aan een voorwaarde moet voldoen waardoor alsnog op de verstrekking wordt teruggekomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerders schrijven van 21 augustus 2023 als een besluit moet worden aangemerkt.
Is tegemoetgekomen?
4. De rechtbank stelt vast dat tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag namens eiser een beroepschrift is ingediend. Bij besluit van 21 augustus 2023 heeft verweerder op het verzoek beslist, bij besluit van 21 augustus 2023 heeft verweerder beslist over het verschuldigd zijn van de dwangsom. [4] De rechtbank stelt tevens vast dat eiser het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan eiser is tegemoetgekomen. Verweerder heeft de in verband met de intrekking van het beroep gemaakte aanspraak op proceskosten niet bestreden. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De hoogte wordt forfaitair vastgesteld op € 418,50 als kosten van verleende rechtsbijstand. [5]
5. Verweerder dient aan eiser het betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. [6]

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.C. Langendoen, rechter, in aanwezigheid van
M.P. Osinga Sanders, de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
14 december 2023
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak, dan kunt u een verzetschrift opsturen naar deze rechtbank. U kunt een verzetschrift opsturen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In het verzetschrift kunt u vragen om te worden gehoord. In dat geval vindt alsnog een zitting plaats.
Coll: M.P.O.
D: B

Voetnoten

1.onder toepassing van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.onder toepassing van artikel 8:54, eerste lid, Awb op grond van artikel 8:75a, derde lid, Awb
3.ABRS 4 september 1997, JB 1997/235, NA 1997/434
4.als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb
5.onder toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend: 1 punt voor
6.ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb