ECLI:NL:RBDHA:2023:21308
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser wegens ongeloofwaardigheid van verklaringen en gebrek aan onderbouwing
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 1995, heeft op 11 september 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 27 oktober 2023 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 18 december 2023 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de eiser als de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.
De eiser stelt dat hij vanwege een escalerend conflict met buren in Algerije niet langer veilig kon verblijven en daarom is gevlucht. De rechtbank oordeelt echter dat de verklaringen van de eiser over de problemen met de buren ongeloofwaardig zijn, vooral omdat hij geen documenten kan overleggen die zijn relaas onderbouwen. De rechtbank merkt op dat de eiser in zijn beroepsschrift in algemene termen verwijst naar zijn eerdere zienswijze, maar dat verweerder hierop gemotiveerd heeft gereageerd. De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van de eiser niet kan leiden tot vernietiging van het bestreden besluit.
De rechtbank stelt vast dat de eiser wisselende verklaringen heeft afgelegd over zijn verblijfplaats en de aangifte tegen de buren. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de verklaringen van de eiser over de bedreigingen vaag zijn en dat het ontbreken van ondersteunende documenten afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.