In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 november 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van V.O.F. [verzoekster] afgewezen. De zaak betreft de buiten behandelingstelling van een aanvraag voor een bedrijfsactiviteitenvergunning door de burgemeester van Den Haag. De burgemeester heeft deze beslissing genomen omdat de verzoekster onvoldoende gegevens heeft verstrekt over de herkomst van de financiering van de onderneming. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat de exploitatie van de supermarkt kon worden voortgezet.
De voorzieningenrechter heeft de zaak op 16 november 2023 behandeld. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde C.F. Fasseur, stelde dat zij voldoende inzicht had gegeven in de herkomst van de investeringen, die voornamelijk afkomstig waren uit privébezit en gespaarde gelden. De burgemeester had echter aangegeven dat de aanvraag buiten behandeling was gesteld omdat de verzoekster niet had voldaan aan de verzoeken om aanvullende informatie, waaronder een kopie van de vennootschapsakte en bewijs van de herkomst van de investeringen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het bezwaar van de verzoekster geen redelijke kans van slagen had, omdat de burgemeester terecht had vastgesteld dat de aanvraag incompleet was. De voorzieningenrechter benadrukte het belang van transparantie over de financiering van de onderneming en oordeelde dat het belang van de burgemeester om te waarborgen dat er geen verband is met strafbare feiten zwaarder weegt dan het belang van de verzoekster bij de voortzetting van de onderneming. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en besliste dat de verzoekster het door haar betaalde griffierecht niet terugkrijgt.