ECLI:NL:RBDHA:2023:21296

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
nl 23.2595 en nl 23.2596
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een opvolgende asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag en zijn verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld. Eiser, van Guinese nationaliteit, had eerder een asielaanvraag ingediend die was afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de opvolgende asielaanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de deskundigenverklaring van Bureau Documenten aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen leggen. Eiser heeft nieuwe documenten overgelegd, maar deze zijn niet relevant voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. De rechtbank concludeert dat de nieuwe overgelegde documenten, samen met de verklaringen van eiser, de kans dat hij in aanmerking komt voor internationale bescherming niet aanzienlijk vergroten. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat de rechtbank op het beroep beslist. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, in aanwezigheid van mr. J.A.E. Delhaes, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.2595 (beroep)
NL23.2596 (voorlopige voorziening)
[V-Nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser/verzoeker, hierna: eiser

(gemachtigde: mr. R.J. Portegies),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) het beroep van eiser tegen het niet-ontvankelijk verklaren van zijn asielaanvraag en zijn verzoek om een voorlopige voorziening.
1.1
Met het besluit van 23 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. Ook is in dit besluit aan eiser een vertrektermijn onthouden en bepaald dat hem een inreisverbod voor de duur van twee jaar wordt opgelegd.
1.2
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
1.3
De rechtbank heeft beide zaken op 14 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam 1] als tolk in de taal Frans en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

Eerdere procedure
2. Eiser stelt van Guinese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2000. Eiser heeft op 19 september 2018 zijn eerste asielaanvraag ingediend. Met het besluit van
17 december 2019 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, heeft met de uitspraak van 13 februari 2020 het beroep van eiser gegrond verklaard en het besluit vernietigd wegens een motiveringsgebrek. [1] Op 29 mei 2020 heeft verweerder een nieuw besluit genomen waarin de aanvraag opnieuw is afgewezen als ongegrond. Volgens verweerder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij problemen heeft gekregen met de familie van zijn vriendin [naam 3] (de dochter van een hoge legerfunctionaris) en het leger vanwege [naam 3] ’s zwangerschap en haar overlijden. Het beroep van eiser tegen dat besluit is op 23 september 2020 ongegrond verklaard. [2] Het hoger beroep is op 8 januari 2021 ongegrond verklaard. [3] De uitkomst van deze eerste asielprocedure staat daarmee in rechte vast.
3. Eiser heeft op 15 oktober 2021 een tweede, opvolgende asielaanvraag ingediend die heeft geleid tot het bestreden besluit. Bij deze aanvraag heeft eiser de volgende documenten overgelegd:
- een getuigenverklaring van [naam 2] van [medio september] 2021;
- een politieoproep van [medio mei] 2018, met nummer [nummer 1] ; en,
- een politieoproep van [medio eind mei] 2018, met nummer [nummer 2] .
Volgens eiser bevestigen deze documenten dat hij in zijn land gezocht wordt door de autoriteiten naar aanleiding van zijn relatie met [naam 3] , haar zwangerschap en overlijden.
Bestreden besluit
4. Met het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk verklaard [4] , omdat eiser geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Uit de verklaring van onderzoek van 17 december 2021 van Bureau Documenten volgt dat de overgelegde politieoproepen hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. Verweerder heeft daarom overwogen dat de politieoproepen weliswaar als nieuw zijn aan te merken, maar dat zij niet relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag. Omdat uit de getuigenverklaring volgt dat de heer [naam 2] de vals bevonden documenten heeft opgehaald en meegenomen uit Guinee, is de verklaring weliswaar als nieuw element aangemerkt, maar is deze verklaring evenmin relevant voor de beoordeling. Verweerder heeft aan eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd en hem een vertrektermijn onthouden.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt of verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Tegen het onthouden van een vertrektermijn en het opgelegde inreisverbod zijn geen beroepsgronden gericht.
6. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft verweerder terecht de politieoproepen en de getuigenverklaring niet overtuigend en relevant gevonden?
7. Eiser stelt zich op het standpunt dat de door hem overlegde documenten relevant zijn voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. Hij voert aan dat hij daarmee overtuigend heeft onderbouwd dat hij moet vrezen voor zijn veiligheid bij terugkeer naar Guinee. In een land als Guinee beschikt niemand over dergelijke papieren, behalve de overheid en in dit geval de politie. Hieruit volgt volgens eiser dat, ook als een niet-bevoegde ambtenaar de documenten heeft opgemaakt, daaruit nog steeds valt af te leiden dat eiser van de overheid te vrezen heeft. De documenten moeten volgens eiser in samenhang met het hele dossier gelezen worden. Voorafgaand aan de zitting heeft eiser diverse oproepbrieven uit verschillende regio’s overgelegd die allemaal verschillend in opmaak zijn. Eiser heeft op de zitting toegelicht dat niet duidelijk is gemaakt met welk vergelijkingsmateriaal Bureau Documenten de politieoproepen heeft vergeleken en hij vraagt zich af of wel het goede vergelijkingsmateriaal is gebruikt.
7.1
De rechtbank stelt voorop dat de afwijzing van eisers eerdere asielaanvraag in rechte vaststaat. [5] Dit heeft tot gevolg dat het oordeel in de eerdere asielprocedure, waaronder het oordeel dat eiser de gestelde problemen met de familie van [naam 3] en het leger niet aannemelijk heeft gemaakt, in de opvolgende asielprocedure als uitgangspunt heeft te gelden. Het ligt op de weg van eiser om bij zijn herhaalde aanvraag relevante nieuwe elementen of bevindingen naar voren te brengen die tot een ander oordeel kunnen leiden.
7.2
Verweerder heeft de door eiser ingebrachte politieoproepen door Bureau Documenten laten onderzoeken. Uit de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten blijkt dat de door eiser ingebrachte politieoproepen hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd zijn opgemaakt en afgegeven. Ook kan niet worden vastgesteld of de documenten inhoudelijk juist zijn. Volgens vaste rechtspraak is een verklaring van onderzoek van Bureau Documenten een deskundigenadvies, waar verweerder in beginsel van uit mag gaan. [6] Wel moet verweerder zich, als hij een dergelijk advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, ervan vergewissen dat dit naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk is en dat de getrokken conclusie daarop aansluit. Met het overleggen van de vergewisbrief van 10 januari 2022 is gebleken dat verweerder aan zijn vergewisplicht heeft voldaan. Het is vervolgens aan eiser om aanknopingspunten te geven dat aan de juistheid of volledigheid van de conclusie van Bureau Documenten getwijfeld moet worden. Eiser heeft de authenticiteit van de documenten niet aannemelijk gemaakt. Het enkele stellen dat de politieoproepen misschien niet bevoegd zijn opgemaakt, maar wel authentiek zijn, is daarvoor niet voldoende. Eisers stelling dat niet duidelijk is of voldoende vergelijkingsmateriaal beschikbaar was en met welk materiaal is vergeleken, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft hierover terecht opgemerkt dat als Bureau Documenten niet goed had kunnen vergelijken, de motivering van de verklaring anders zou zijn geweest, namelijk dat onvoldoende vergelijkingsmateriaal aanwezig is. Dat de verklaring van onderzoek geen duidelijkheid geeft over in hoeverre de oproepbrieven afwijken van het gebruikte vergelijkingsmateriaal heeft bovendien een reden, namelijk dat deze informatie gebruikt kan worden in nieuwe vervalsingen. [7] Ook vindt de rechtbank van belang dat eiser in zijn reactie op de uitslag van het documentonderzoek geen uitleg heeft kunnen geven hoe hij, via de heer [naam 2] , aan de politieoproepen is gekomen. De conclusie dat de politieoproepen hoogstwaarschijnlijk niet bevoegd zijn opgemaakt, betekent dat aan deze stukken, en daarmee ook aan de getuigenverklaring, niet de door eiser gewenste waarde kan worden gehecht.
7.3
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder de deskundigenverklaring van Bureau Documenten aan het bestreden besluit ten grondslag heeft kunnen leggen.
Verweerder heeft mogen concluderen dat de nieuwe overgelegde documenten niet relevant zijn voor de (her)beoordeling van eisers asielaanvraag omdat deze stukken, samen met de verklaringen van eiser hierover, de kans dat eiser in aanmerking komt voor internationale bescherming niet aanzienlijk groter maken. Verweerder was dan ook niet gehouden de stukken te beoordelen in samenhang met het hele dossier. Voor een dergelijke (inhoudelijke) beoordeling is namelijk nodig dat stukken zowel nieuw zijn als relevant. [8] De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
8. Verweerder heeft de asielaanvraag niet-ontvankelijk kunnen verklaren. Het beroep is ongegrond.
Over het verzoek om een voorlopige voorziening
9. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat bij deze uitspraak op het beroep wordt beslist.
Over het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr.J.A.E. Delhaes, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Tegen de beslissing op het verzoek om een voorlopige voorziening kan geen rechtsmiddel worden aangewend.

Voetnoten

1.NL19.31248.
2.NL20.12275.
3.202005527/1/V3.
4.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
5.Zie overweging 2.
6.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 28 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:628 en ECLI:NL:RVS:2020:636.
7.Zie bijvoorbeeld ook de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg van 28 oktober 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:11422, overweging 12.
8.Zie de uitspraak van de Afdeling van 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:208 over het arrest L.H. tegen Nederland.