ECLI:NL:RBDHA:2023:21289

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 november 2023
Publicatiedatum
15 januari 2024
Zaaknummer
NL 23.29920
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldige behandeling van asielaanvraag en medisch onderzoek in vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning beoordeeld. Eiser, van Turkse nationaliteit, heeft asiel aangevraagd en stelt dat hij HDP-sympathisant is. De rechtbank oordeelt dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door eiser niet medisch te onderzoeken voorafgaand aan het nader gehoor. Dit medisch onderzoek vond pas een maand na het gehoor plaats, terwijl eiser tijdens het aanmeldgehoor had aangegeven gebruik te willen maken van een medisch advies. De rechtbank stelt vast dat de geconstateerde beperkingen van eiser, zoals vermoeidheidsklachten en gehoorproblemen, niet zijn meegenomen in de beoordeling van zijn asielaanvraag. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit van verweerder, waarbij verweerder wordt opgedragen binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt tevens een proceskostenvergoeding van € 1.674,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL23.29920
[V-Nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] 1983, van Turkse nationaliteit, eiser
(gemachtigde: mr. M.F. Wijngaarden),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. F. Saglik).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
1.1.
De rechtbank heeft op 20 september 2023 het beroepschrift van eiser ontvangen.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M.A.A. Prim als tolk in de Turkse taal en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Tijdslijn asielprocedure
4. Eiser heeft op 21 mei 2022 asiel aangevraagd. Het aanmeldgehoor heeft op 27 mei 2022 plaatsgevonden. Verweerder heeft eiser vervolgens schriftelijk vragen gesteld over de redenen voor zijn asielaanvraag. Eiser heeft die vragen beantwoord in het formulier van 16 februari 2023. Vervolgens heeft verweerder besloten eiser alsnog in persoon te horen. Het nader gehoor heeft plaatsgevonden op 28 april 2023. Op 9 mei 2023 heeft verweerder een voornemen uitgebracht. Eiser heeft in reactie hierop op 10 mei 2023 een zienswijze ingediend. Op 22 mei 2023 heeft Medifirst medisch advies uitgebracht. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit van 14 september 2023 genomen.
Het asielrelaas
5. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is geboren op
[geboortedatum] 1983 en hij heeft de Turkse nationaliteit. Eiser stelt dat hij HDP [1] -sympathisant is. Hij heeft in 2019 op twee verschillende gelegenheden onderdak geboden aan HDP-leden die werden gezocht door de overheid. Daarna kwam eiser erachter dat er een geheime zaak tegen hem is aangespannen, waardoor hij heeft besloten om Turkije te verlaten.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Sympathiseren met de HDP;
- Problemen vanwege het helpen van HDP-leden;
- Discriminatie wegens Koerdische etniciteit.
6.1.
Verweerder acht de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig. Ook acht verweerder de discriminatie wegens zijn Koerdische etniciteit geloofwaardig. Het sympathiseren met de HDP en de problemen vanwege het helpen van HDP-leden acht verweerder niet geloofwaardig. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw.
Heeft verweerder eiser zorgvuldig gehoord?
7. Eiser voert onder meer aan dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 3:2 van de Awb [2] en onvoldoende zorgvuldig is voorbereid. Eiser legt hieraan ten grondslag dat het medisch onderzoek een kleine maand na het gehoor heeft plaatsgevonden. Dat met de in het medische onderzoek geconstateerde beperkingen tijdens het gehoor een maand eerder al rekening is gehouden is daarom logischerwijs onmogelijk. Ook uit de inhoud van de stukken blijkt dat onvoldoende rekening is gehouden met de geconstateerde beperkingen tijdens het horen. Zo blijkt niet dat rekening is gehouden met de opstelling in de gespreksruimte tijdens het horen vanwege de gehoorproblemen van eiser. Evenmin zijn eiser drinken of extra pauzes aangeboden op emotionele momenten vanwege de emotionele blokkades. Verder is sprake van wisselende concentratie en/of een vertraagd vermogen om de vraagstelling te begrijpen. Eiser is niet meer tijd geboden en verder waren de vragen die werden gesteld niet kort en gericht, maar zeer uitvoerig. Eiser vindt het onvoldoende dat tijdens het nader gehoor drie keer is gevraagd hoe het met hem ging en dat de gehoorambtenaar niet alert was op de signalen waaruit bleek dat hij vermoeidheidsklachten had.
7.1
Verweerder heeft op de zitting beaamd dat deze werkwijze niet de schoonheidsprijs verdient. Waarom het medisch onderzoek niet voor het nader gehoor heeft plaatsgevonden, kan verweerder niet achterhalen. De beslisambtenaar heeft in de aanloop naar het nemen van het bestreden besluit (alsnog) opdracht gegeven om een medisch rapport op te stellen. Ondanks dat dit niet de gang van zaken is, is in het bestreden besluit wel toegelicht waarom het gehoor alsnog op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De hoormedewerker heeft tijdens het gehoor meermaals gevraagd of het goed gaat met eiser. Ook heeft de hoormedewerker benadrukt dat eiser moet aangeven als het niet goed gaat. Om die reden is ook om een pauze verzocht. Hoormedewerkers worden opgeleid om met emoties om te gaan. Verder is de afstand in de gehoorruimtes tussen de hoormedewerker en de vreemdeling niet heel groot en uit het verslag blijkt niet van gehoorproblemen. Verweerder heeft de rechtbank verzocht om, indien de rechtbank oordeelt dat er sprake is van een gebrek, dit te passeren op grond van artikel 6:22 van de Awb.
7.2.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit artikel 3.109, zesde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 volgt dat een vreemdeling bij een asielaanvraag een medisch onderzoek wordt aangeboden. In het beleid van verweerder staat dat het doel van het medisch advies is “het vaststellen van eventuele functionele beperkingen bij vreemdelingen die voortkomen uit medische problematiek en die zouden kunnen leiden tot het niet goed kunnen verklaren over het asielrelaas” en “het adviseren aan de IND over deze beperkingen bij de gehoren en het beslissen op de asielaanvraag”. Ook staat in het beleid dat als sprake is van lichamelijke en psychische factoren die ertoe kunnen leiden dat een vreemdeling niet of onvoldoende in staat is om ‘coherent, consistent en compleet’ te verklaren, dit allereerst kan blijken uit het medisch advies.
7.3
De rechtbank stelt vast dat eiser in het aanmeldgehoor heeft aangegeven gebruik te willen maken van een medisch advies. In het verslag van het aanmeldgehoor staat dat eiser uitgenodigd zal worden voor een afspraak bij Medifirst. Ook is eiser gevraagd om toestemming te verlenen voor het medisch onderzoek en eiser heeft deze toestemming verleend. Het medisch onderzoek heeft echter pas een maand ná het nader gehoor plaatsgevonden, nadat al een voornemen was uitgebracht. De rechtbank stelt verder vast dat eiser in de zienswijze ook gewezen heeft op het ontbreken van een medisch onderzoek, terwijl dat in zijn ogen wel nodig was.
7.4.
Uit het Medifirst rapport van eiser volgt dat eiser last heeft van vermoeidheidsklachten, gehoorproblemen, emotionele blokkade over het verleden, een wisselende, verkorte concentratie en/of een vertraagd vermogen om de vraagstelling te begrijpen. Hierdoor heeft het de voorkeur om eiser korte en gerichte vragen te stellen. Verder staat in het medisch advies dat verweerder de vragen zo nodig moet herhalen, verduidelijken of de vragen op een andere manier moet stellen. Ook zou eiser niet in staat zijn om exacte data te benoemen over zijn asielrelaas. Verder is in het medisch advies opgenomen dat eiser de tijd moet worden gegeven om de gevraagde informatie over te kunnen brengen. Bovendien heeft eiser hoofdpijn klachten en moet hij in de gelegenheid worden gesteld om medicatie in te nemen indien sprake is van hoofdpijn tijdens het gehoor. Met betrekking tot de gehoorproblemen van eiser dient verweerder hierbij rekening te houden met de opstelling tijdens het gehoor in de gespreksruimte.
7.5.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door eiser niet medisch te onderzoeken voorafgaand aan het nader gehoor. De rechtbank volgt verweerder niet in zijn stelling dat in het nader gehoor alsnog rekening is gehouden met de geconstateerde beperkingen die een maand na het gehoor zijn vastgesteld. Het medisch onderzoek is immers bedoeld om medische problemen die gevolgen kunnen hebben voor het gehoor en de interpretatie daarvan vroegtijdig op te sporen. [3] De stelling dat de hoormedewerker volgens protocol heeft gehandeld en is opgeleid om te horen, neemt niet weg dat het doel van het Medifirst rapport en de functie van het medisch onderzoek is ondermijnd nu het medisch onderzoek na het nader gehoor heeft plaatsgevonden. De stelling van verweerder dat het opnieuw horen van eiser geen andere uitkomst zal bieden, volgt de rechtbank dan ook niet.
7.6.
Overigens, zelfs als de rechtbank deze ‘met terugwerkende kracht-redenering’ zou volgen, dan is de rechtbank het met eiser eens dat uit de verslaglegging van het nader gehoor niet expliciet of impliciet blijkt dat met alle zes geconstateerde beperkingen (toevalligerwijs) is rekening gehouden. Uit de verslaglegging valt alleen op te maken dat is rekening gehouden met dat eiser niet in staat is om exacte data te noemen en daarvoor meer tijd nodig heeft.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is hierom al gegrond. Verweerder heeft het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid en zal eiser opnieuw moeten horen. In verband met het nog te verrichten onderzoek ziet de rechtbank, anders dan verweerder op zitting heeft verzocht, geen aanleiding om het gebrek te passeren of de rechtsgevolgen in stand te laten. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit en bepaalt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor acht weken.
8.1.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 14 september 2023;
- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.F.J. Bernt, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Göbel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Halklarin Demokratik Partisi (de Democratische Partij van de Volkeren).
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Vergelijk ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2085.