ECLI:NL:RBDHA:2023:21268
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door niet-tijdige beslissing van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiseres, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet op tijd beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet indienen. Eiseres heeft dit gedaan op 17 juni 2023, maar de rechtbank stelt vast dat deze ingebrekestelling te vroeg was, omdat de beslistermijn met negen maanden was verlengd door het besluit WBV 2022/22, dat op 27 september 2022 in werking is getreden. Hierdoor moest verweerder uiterlijk op 1 december 2023 beslissen op de aanvraag van eiseres.
Daarnaast voert eiseres aan dat verweerder voorrang moet geven aan de behandeling van haar asielaanvraag op basis van artikel 31, zevende lid, onder b, van de Procedurerichtlijn (Pri). De rechtbank oordeelt echter dat deze bepaling geen verplichting inhoudt voor verweerder om de aanvraag met voorrang te behandelen, maar slechts een bevoegdheid biedt. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van N. Khalloufi, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt op 28 juli 2023.