ECLI:NL:RBDHA:2023:21265

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
NL23.11757
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en uitstel van vertrek op medische gronden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Marokkaanse nationaliteit, had op 25 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag werd door verweerder afgewezen op 11 april 2023, waarbij werd gesteld dat de aanvraag kennelijk ongegrond was en dat eiser geen uitstel van vertrek zou krijgen. Eiser was in detentie en voerde aan dat hij vanwege hartproblemen niet terug kon naar Marokko, waar hij geen sociaal vangnet had. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 13 juni 2023, maar eiser was niet verschenen. Verweerder heeft zijn standpunt verdedigd en de rechtbank heeft geoordeeld dat eiser zijn medische problemen niet voldoende had onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt en dat er geen reële kans op schade was bij terugkeer. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.11757
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. C. Orthmann).

Procesverloop

Bij besluit van 11 april 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure met toepassing van 31, eerste lid juncto 30b, onder a, b en h van de Vreemdelingenwet 2000 afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook heeft verweerder aan eiser geen uitstel van vertrek verleend in de zin van artikel 64 van de Vw 2000 en heeft verweerder bepaald dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening (zaak NL23.11758) op 13 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1974. Eisers verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd is bij besluit van 7 september 2016 ingetrokken met terugwerkende kracht tot 7 april 2015. Daarnaast is aan eiser een zwaar inreisverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar. Dit besluit staat in rechte vast.1 Eiser heeft Nederland nooit verlaten en bevindt zich op dit moment in een penitentiaire inrichting in [verblijfplaats].
2. Eiser heeft op 25 januari 2023 zijn asielaanvraag ingediend. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij niet terug kan naar Marokko omdat hij geen sociaal of financieel vangnet heeft in Marokko en op straat zou belanden. Ook heeft hij hartproblemen en kan hij de zorgkosten hiervoor niet betalen.
Bestreden besluit
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- Nationaliteit, identiteit en herkomst.
Verweerder heeft deze relevante elementen geloofwaardig geacht. Eiser is echter afkomstig uit een veilig land van herkomst en heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij tot één van de uitzonderingsgroepen behoort voor wie Marokko niet valt aan te merken als een veilig land van herkomst. Hierom moet Marokko voor eiser worden aangemerkt als een veilig land van herkomst. Daarnaast stelt verweerder dat het relaas van eiser geen feiten of omstandigheden bevat waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat sprake is van vluchtelingschap, dan wel reële kans op schade als bedoeld in artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verweerder heeft daarom de aanvraag afgewezen. Verweerder heeft verder gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw, omdat eiser geen stukken heeft overgelegd waaruit blijkt dat hij onder behandeling staat van een medisch specialist, en het aan betrokkene is om aannemelijk te maken dat hij onder behandeling staat en dat onderbouwt met medische stukken.
1. ABRvS, 31 oktober 2019, 201901466/1/ V1.
Zienwijze en eerder ingediende stukken
4. Eiser verzoekt de rechtbank om de ingediende zienswijze en eerder ingediende stukken als herhaald en ingelast te beschouwen bij de gronden van beroep en het verzoek om voorlopige voorziening, omdat verweerder de eerdere argumenten in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel heeft verworpen.
5. De rechtbank is van oordeel dat eisers verzoek om de ingediende zienswijzen en ingediende stukken als herhaald en ingelast te beschouwen niet een beroepsgrond is die bespreking behoeft. Verweerder is in het bestreden besluit ingegaan op de zienswijze van eiser. Het is dan aan eiser om aan te geven waar en waarom de reactie van verweerder in het bestreden besluit op die zienswijze niet juist of niet toereikend is.
Medische problemen
6. Eiser voert aan dat verweerder niet van hem kan vergen dat hij terugkeert naar Marokko omdat hij hartproblemen heeft. Eiser zal op zo kort mogelijke termijn trachten nadere medische informatie in te brengen ter onderbouwing van zijn stellingen betreffende de noodzaak van behandeling en de onmogelijkheid daartoe in Marokko. Verder voert eiser aan dat hij in een penitentiaire inrichting verblijft waarbij medisch onderzoek deel van het protocol zal zijn en verweerder reeds daarom op de hoogte moet zijn van zijn gesteldheid.
7. De rechtbank stelt vast dat eiser alleen beroepsgronden heeft ingediend tegen verweerders besluitonderdeel dat hij niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64Vw. De rechtbank stelt verder vast dat eiser op 9 juni 2023 in het kader van deze beroepsgrond een voortgangsrapportage heeft overgelegd waarin aantekeningen zijn opgenomen van hetgeen eiser met GZ- psychologen in de penitentiaire inrichting in [verblijfplaats] heeft besproken.
8. De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 64 Vw in combinatie met paragraaf A3/7.1.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) volgt dat verweerder uitstel van vertrek kan verlenen als de vreemdeling niet in staat is om te reizen dan wel als er sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 EVRM om medische redenen.
9. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht heeft gesteld dat eiser zijn medische problemen niet afdoende heeft onderbouwd. Eiser heeft daartoe ten behoeve van het bestreden besluit in het geheel geen medische stukken aangeleverd. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat verweerder op de hoogte had moeten zijn van zijn medische problematiek vanwege het feit dat eiser in een penitentiaire inrichting verblijft. Eiser heeft deze stelling niet onderbouwd en verweerder heeft dit ter zitting ook uitdrukkelijk weersproken. Verweerder heeft daarom geen rekening hoeven houden met deze informatie, c.q. geen informatie bij de penitentiaire inrichting ten behoeve van het bestreden besluit hoeven opvragen.
10. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat ook uit de door eiser in dit beroep overgelegde
voortgangsrapportage niet blijkt dat de medische situatie van eiser dusdanig is dat sprake is van een situatie in de zin van artikel 64 Vw. Uit de door eiser overgelegde medische informatie blijkt alleen dat eiser psychische klachten heeft. Uit die informatie blijkt niet dat sprake is van hartproblemen. Uit die informatie blijkt ook niet dat sprake is van een medische noodsituatie wanneer een behandeling in het land van herkomst op grond van eisers gestelde hartproblematiek of andere medische klachten uitblijft. De beroepsgrond slaagt niet.
11. Nu voornoemde beroepsgrond niet slaagt, komt de rechtbank niet toe aan de behandeling van het standpunt van eiser met betrekking tot de feitelijke toegankelijkheid van eiser tot medische zorg in Marokko.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W. Van Dijk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de
dag van bekendmaking van deze uitspraak. U ziet deze datum hierboven.
07 juli 2023

Documentcode: [documentcode]