ECLI:NL:RBDHA:2023:21264

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
NL23.16301
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Armeense eiser wegens ongeloofwaardigheid van het asielrelaas en Armenië als veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 juli 2023 uitspraak gedaan in het beroep van een Armeense eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, geboren in 1985, heeft een gewapend conflict meegemaakt in Armenië en is na verschillende bedreigingen en mishandelingen door de KGB naar Nederland gevlucht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag van de eiser op 31 mei 2023 door de verweerder als kennelijk ongegrond is afgewezen, met een opgelegd inreisverbod. De rechtbank heeft het beroep van de eiser behandeld, maar de eiser en zijn gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting. De rechtbank heeft de verklaringen van de eiser als ongeloofwaardig beoordeeld, met name omdat hij zich pas op 21 februari 2023 bij de Nederlandse autoriteiten heeft gemeld, terwijl hij op 30 december 2022 in Nederland was aangekomen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd ter ondersteuning van zijn asielrelaas en dat Armenië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd, met uitzondering van bepaalde groepen zoals LHBTI's. De rechtbank heeft de asielaanvraag van de eiser ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.16301
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. B.A. Palm), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: S. Aboulouafa).

Procesverloop

Bij besluit van 31 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder heeft eiser tevens een inreisverbod opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen (geregistreerd onder zaaknummer NL23.16302).
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening op 13 juli 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich op voorhand afgemeld. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het asielrelaas

1. Eiser heeft de Armeense nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1985. Eind september 2020 is een gewapend conflict ontstaan tussen Armenië en Azerbeidzjan over Nagorno- Karabach. Eiser is als vrijwilliger van een eenheid onder leiding van generaal [A] betrokken geraakt bij de verdediging van de stad Sushi. Eind oktober vernam zijn eenheid dat Sushi was opgegeven en dat de Armeense gevechtseenheden de stad moesten verlaten. Op 30 oktober 2020 is eiser teruggekeerd naar Jerevan. De wapenstilstand en de opgave van gebieden aan Azerbeidzjan heeft op 9 november 2020 geleid tot ongeregeldheden onder de bevolking tegen de Armeense regering. Bij die opstand is een minister mishandeld. Eiser is daarvan ooggetuige geweest. Eiser is opgeroepen om op 1 december 2020 te verklaren over zijn betrokkenheid bij de opstand en over het feit dat hij zijn post in Sushi had verlaten. Eiser heeft toen verklaard dat hij had vernomen dat Sushi was opgegeven en dat hij de stad
moest verlaten. Dit is opgevat als een verklaring die gericht was tegen de regering. Op 20 maart 2021 was eiser opgeroepen door de veiligheidsdienst KGB. Hij is mishandeld en gedwongen om zijn eerdere verklaringen in te trekken en aan te passen. Van dit incident heeft eiser aangifte gedaan bij de politie. Op 25 augustus 2021 is eiser weer opgeroepen door de KGB. Hij is toen weer vastgehouden en mishandeld. Wederom is hem te kennen
gegeven dat hij zijn verklaringen tegen de regering diende in te trekken en aan te passen. In de periode daarna is eiser verschillende keren bedreigd en geïntimideerd. In november 2022 is eiser opnieuw opgeroepen. De generaals [B] en [C] waren in ongenade gevallen bij de regering. Eiser is onder druk gezet om te verklaren dat deze generaals hadden bevolen om Sushi op te geven. Eiser zou bereid zijn om een dergelijke verklaring af te leggen, als de autoriteiten hem zouden helpen met het verkrijgen van een visum voor Griekenland. Op 22 november 2022 vernam eiser telefonisch dat men wist dat hij een valse verklaring zou willen afgeven over [B] en [C] . Op een afgesproken plek is eiser bedreigd en mishandeld door handlangers van deze generaals. Op 7 december 2022 heeft eiser een paspoort en een visum gekregen. Diezelfde dag heeft hij zijn paspoort moeten afgeven aan de KGB. Hij zou het paspoort terugkrijgen, als hij een belastende verklaring over [B] en [C] zou afleggen. De volgende dag is de echtgenote van eiser thuis mishandeld. Eiser vermoedde dat handlangers van [B] en [C] hiervoor verantwoordelijk waren. Op 9 december 2022 heeft eiser zijn echtgenote heimelijk uit het ziekenhuis gehaald en zijn zij ondergedoken. Op 25 december 2022 is eiser alsnog naar de KGB gegaan. Hij heeft een verklaring afgelegd tegen [B] en [C] , waarna hij in het bezit werd gesteld van zijn paspoort en een visum. Eiser en zijn echtgenote hebben Armenië op 29 december 2022 verlaten.

De standpunten van partijen

2. Volgens verweerder bevat het asielrelaas van eiser de volgende relevante elementen:
3. identiteit, nationaliteit en herkomst;
4. de problemen met de Armeense nationale veiligheidsdienst en handlangers van [B] en [C] vanwege het afleggen van een verklaring.
Verweerder vindt de verklaringen van eiser onder a. geloofwaardig. De verklaringen onder
b. vindt verweerder daarentegen ongeloofwaardig. De verklaringen onder a. leiden volgens verweerder niet tot inwilliging van de asielaanvraag, omdat Armenië een veilig land van herkomst is.
3. Eiser betwist het standpunt het verweerder en voert daartoe diverse gronden aan. De rechtbank gaat hierna op de geschilpunten in.

Overwegingen van de rechtbank

Over de geloofwaardigheid van het asielrelaas
4. Verweerder heeft eiser niet ten onrechte tegengeworpen dat hij na zijn inreis in Nederland op 30 december 2022 zich niet zo snel mogelijk heeft gemeld bij de Nederlandse autoriteiten voor internationale bescherming. Eiser heeft zich immers pas op
21 februari 2023 gemeld bij een Nederlandse gemeente. Het argument van eiser dat hij aanvankelijk bang was dat de Armeense autoriteiten op de hoogte zouden raken van zijn verblijf in Nederland, heeft verweerder niet ten onrechte aangemerkt als een ongegronde
reden voor de late aanmelding. Van eiser, die stelt uit Armenië te zijn gevlucht uit vrees voor de autoriteiten aldaar, mocht verwacht worden dat hij zich na aankomst in Nederland direct voor internationale bescherming had gemeld bij de Nederlandse autoriteiten. Eiser heeft er ook van meet af aan op mogen vertrouwen dat zijn gegevens door de Nederlandse autoriteiten vertrouwelijk zouden worden behandeld. Niet ten onrechte heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat deze omstandigheid op voorhand afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser.
5. Ter onderbouwing van zijn asielrelaas heeft eiser op 12 juni 2023 een foto van een document overgelegd. Het betreft een oproep voor een verhoor door de Armeense Nationale Veiligheidsdienst op 1 december 2020. Niet ten onrechte stelt verweerder zich op het standpunt dat dit document niet bijdraagt aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser. Hiertoe mag verweerder aanvoeren dat de authenticiteit van dit document niet kan worden gecontroleerd. Ook mag verweerder aan eiser tegenwerpen dat hij geen toelichting heeft gegeven op de inhoud van dit document in het licht van zijn asielrelaas en evenmin op de wijze waarop hij dit document (in zo’n laat stadium) in zijn bezit heeft gekregen. Verder heeft verweerder eiser niet ten onrechte tegengeworpen dat hij zijn asielrelaas op geen enkele andere wijze met documenten heeft gestaafd. Gelet op de verklaring van eiser dat hij zijn uitreis al vanaf eind 2020 heeft voorbereid, had van hem verwacht mogen worden enige onderbouwing aan te dragen. Dat door verweerder aangedragen voorbeelden van mogelijk te overleggen documenten volgens eiser illusoir zijn, laat onverlet dat eiser zijn relaas niet met (andere) documenten heeft gestaafd. Evenmin heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij zich afdoende heeft ingespannen om dergelijke documenten in zijn bezit te krijgen. Niet ten onrechte voert verweerder aan dat ook deze omstandigheid op voorhand afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser.
6. Niet ten onrechte stelt verweerder zich op het standpunt dat eiser summier heeft verklaard over de (aard van de) organisatie bij welke hij op 1 december 2020 een verklaring heeft moeten afleggen. Van eiser mocht verwacht worden dat hij op een dergelijk cruciaal onderdeel van zijn asielrelaas concreet en eenduidig had kunnen verklaren over welke organisatie dit was. Dit vooral omdat hij heeft verklaard dat hij een schriftelijke oproep had ontvangen om op 1 december 2020 te verschijnen voor het afleggen van een verklaring.
7. Eveneens niet ten onrechte heeft verweerder aan eiser tegengeworpen dat hij niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom de KGB er belang bij had om eiser ertoe te bewegen zijn verklaringen van 1 december 2020 in te trekken en aan te passen in het voordeel van de Armeense autoriteiten. Dat de verklaringen van eiser gevoelige informatie zouden bevatten, verklaart nog niet waarom de KGB en/of de Armeense autoriteiten aan deze verklaringen van een vrijwilliger met een lage rang waarde zou hechten. Als hiervan al sprake zou zijn, dan valt niet in te zien waarom de KGB, met alle middelen die die organisatie ter beschikking staan, er uiteindelijk nog zo’n twee jaar over heeft gedaan om eiser zo ver te krijgen dat hij zijn verklaring van 1 december 2020 introk en aanpaste. Eiser heeft hieromtrent geen helderheid verschaft.
8. Op grond van het samenstel van de rechtsoverwegingen 4. tot en met 7. heeft verweerder het asielrelaas van eiser niet ten onrechte als ongeloofwaardig aangemerkt. Verweerder heeft het relevante element onder b. (zie rechtsoverweging 2) terecht niet verder betrokken bij de beoordeling van de asielaanvraag.

Over Armenië als veilig land van herkomst

9. Verweerder heeft Armenië aangewezen als veilig land van herkomst.1 Hiervan zijn uitgezonderd LHBTI´s en personen van wie aannemelijk is dat zij in strafrechtelijke detentie worden geplaatst. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder zich in dit verband geen zorgvuldig beeld heeft gevormd van de relevante ontwikkelingen in Armenië op het gebied van de mensenrechtensituatie en de bescherming die de autoriteiten van dat land bieden tegen vervolging en behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Met zijn enkele verwijzing naar de omstandigheid dat in Armenië veel opposanten van het regiem gedetineerd zijn2, heeft eiser onvoldoende onderbouwd gesteld dat Armenië in het algemeen geen veilig land van herkomst is. Evenmin heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij tot één van de genoemde uitzonderingen behoort.
10. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat Armenië in zijn specifieke geval niet als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Zijn verklaringen over zijn problemen met de KGB en met aanhangers van [B] en [C] zijn ongeloofwaardig bevonden. Het is daardoor ook niet geloofwaardig dat de Armeense autoriteiten eiser geen bescherming kunnen of willen bieden in verband met deze gestelde problemen. Verder heeft verweerder bij deze beoordeling mogen betrekken dat eiser in Armenië op gebruikelijke wijze heeft deelgenomen aan het maatschappelijke leven, dat hij in het bezit is gesteld van diverse officiële documenten en dat hij Armenië gecontroleerd en op legale wijze heeft kunnen verlaten.
Conclusie
11. Op grond van al het vorenstaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiser terecht als ongegrond afgewezen. Daarbij heeft verweerder deze aanvraag niet ten onrechte als “kennelijk” ongegrond afgewezen met toepassing van het bepaalde in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen geen beroepsgronden gericht.
12. Uit de beslissing van verweerder op de asielaanvraag van eiser vloeit verder voort dat verweerder aan eiser terecht een inreisverbod heeft opgelegd. Ook tegen dit onderdeel heeft eiser geen beroepsgronden gericht.
13. Het beroep van eiser is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W. Van Dijk, griffier.
1. Zie de Kamerbrief van 26 april 2022 “Herbeoordeling veilige landen van herkomst –Armenië”.
2 “ Report on the human right situation covering 2022 in Armenia” van Amnesty International van 27 maart 2023.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 28 juli 2023.
28 juli 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.