ECLI:NL:RBDHA:2023:21244

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 november 2023
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
C/09/624056 / HA ZA 22-85
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de omvang van de nalatenschap en afwijzing van de vordering tot verdeling

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de nalatenschap van erflaatster, mevrouw [naam 1]. [eiseres] vorderde onder andere een deugdelijke boedelbeschrijving, betaling van grafrechten en een verklaring voor recht over de verdeling van de nalatenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde], de partner van erflaatster, het vruchtgebruik van de nalatenschap heeft en dat de nalatenschap een waarde heeft van € 23.737,18. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] afgewezen, omdat er onvoldoende grond was om te oordelen dat [gedaagde] niet aan zijn verplichtingen voldeed. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de nalatenschap geen vorderingen op [gedaagde] heeft en dat de kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke testamentaire bepalingen en de rol van de executeur in de afhandeling van nalatenschappen.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Civiel recht
Zaaknummer: C/09/624056 / HA ZA 22-85
Vonnis van 29 november 2023
in de zaak van
[eiseres], te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. F.B. Kloppenburg te Leiden,
tegen
[gedaagde] (PRO SÉ+QQ), te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.G. Schnoor te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende.
1.2.
Op 11 januari 2022 heeft [eiseres] een dagvaarding uitgebracht met producties, waarin zij haar vordering heeft toegelicht. Deze vordering hield onder meer in dat [gedaagde] bepaalde stukken moest overleggen.
1.3.
[gedaagde] heeft bij conclusie van antwoord op de vorderingen van [eiseres] gereageerd.
1.4.
Nadat bij vonnis van 15 juni 2022 een mondelinge behandeling is gelast, heeft [eiseres] een brief van 5 augustus 2022 in het geding gebracht met een productie en [gedaagde] , naar aanleiding van een verzoek hiertoe van de rechtbank, een akte met nadere stukken en een korte toelichting op deze stukken.
1.5.
Op 16 augustus 2022 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt die deel uitmaken van het griffiedossier.
1.6.
Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat [gedaagde] nog meer stukken in het geding zou brengen, hetgeen hij bij akte van 19 oktober 2022 heeft gedaan. In deze akte heeft hij ook een korte toelichting op de stukken gegeven. [eiseres] heeft bij akte van 16 november 2022 op deze akte van [gedaagde] gereageerd.
1.7.
Bij rolbeslissing van 23 november 2022 heeft de rechtbank [gedaagde] opgedragen nog meer stukken te overleggen. [gedaagde] heeft bij akte van 21 december 2022 nadere stukken in het geding gebracht en een korte toelichting op deze stukken gegeven. [eiseres] heeft bij akte van 18 januari 2023 op deze laatste akte van [gedaagde] gereageerd. Tevens heeft [eiseres] in deze akte haar eis vermeerderd en zelf nadere stukken overgelegd. [gedaagde] heeft bij akte van 15 februari 2023 op deze laatste akte van [eiseres] gereageerd.
1.8.
Bij rolbeslissing van 22 februari 2023 heeft de rechtbank bepaald dat zij tijdens een mondelinge behandeling de stand van zaken met partijen wil bespreken.
1.9.
Op 24 april 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt die deel uitmaken van het griffiedossier. Na de mondelinge behandeling is de procedure aangehouden voor overleg tussen partijen over een minnelijke regeling. Partijen hebben geen overeenstemming bereikt en de rechtbank gevraagd om vonnis te wijzen.
1.10.
Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] was gedurende 30 jaar de partner van de moeder van [eiseres] , mevrouw [naam 1] (hierna erflaatster). Zij waren niet getrouwd en waren ook geen geregistreerd partner. [gedaagde] is niet de vader van [eiseres] . Erflaatster is op [datum overlijden] 2017 te Den Haag overleden.
2.2.
Erflaatster heeft bij testament van 23 november 2004 over haar nalatenschap beschikt. Zij heeft [eiseres] en [gedaagde] benoemd tot haar erfgenamen, ieder voor een gelijk deel. [gedaagde] is benoemd tot executeur. Hij heeft deze benoeming aanvaard.
2.3.
In het testament is verder onder meer nog het volgende opgenomen:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
1.
Begripsbepalingen
a.
In dit testament wordt onder mijn partner verstaan: de heer [gedaagde] ,
(…)
HOOFDSTUK 2. LEGATEN GOEDEREN EN VRUCHTGEBRUIK
Ik bepaal voor het geval ik overlijd na huwelijk of na het aangaan van een geregistreerd partnerschap met mijn partner met achterlating van afstammelingen dat titel 3 afdeling 1 van boek 4 Burgerlijk Wetboek buiten toepassing blijft.
Ik beschik voor het geval ik overlijd met achterlating van zowel mijn partner als afstammelingen als volgt:
1.
Keuzelegaat goederen aan partnerIk legateer aan mijn partner die vermogensbestanddelen van mijn nalatenschap die hij kiest, onder de verplichtingen om de waarde daarvan aan de nalatenschap te vergoeden.(…)
2.
Legaat vruchtgebruik aan partnerIk legateer verder aan mijn partner het vruchtgebruik van mijn nalatenschap nadat daaruit de legaten zijn voldaan, en van wat hij moet vergoeden volgens de bepaling van het keuzelegaat.
2.4.
In de door notaris Adegeest afgegeven verklaring van erfrecht van 30 augustus 2019 is onder meer het volgende opgenomen:

Op grond van gemeld testament heeft de heer [gedaagde] , voornoemd, het vruchtgebruik van de hele nalatenschap.
2.5.
Bij brief van 4 januari 2018 heeft (kandidaat-)notaris K. Beens [eiseres] geïnformeerd over de nalatenschap. In deze brief heeft hij onder meer het volgende geschreven:

Ingevolge haar testament heeft uw moeder onder andere u als erfgenaam aangewezen, en heeft haar partner de heer [gedaagde] het vruchtgebruik van de gehele nalatenschap.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, samengevat, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
AI. het bevel aan [gedaagde] een deugdelijke met stukken onderbouwde boedelbeschrijving op te stellen, met hierin opgenomen de gemeenschappelijke goederen en privégoederen van erflaatster, alsmede de waarde daarvan, in onderling overleg vastgesteld;
AII. het bevel aan [gedaagde] de volgende bescheiden aan de advocaat van [eiseres] af te geven:
- de notariële samenlevingsovereenkomst;
- de belastingaangiften en -aanslagen van erflaatster over de periode 2007 tot en met 2017;
- de aangifte en aanslag erfbelasting;
- de bankafschriften van de betaalrekening en de spaarrekening van erflaatster vanaf 2007;
AII. de veroordeling van [gedaagde] om het bedrag van € 3.515 te betalen aan Stichting RK Begraafplaatsen voor Leiden Zijlpoort betreffende de reeds verschuldigde grafrechten op grond van artikel 4:182 BW en hoofdstuk 4 lid 3 van het testament;
AIII. de verklaring voor recht dat niet hoofdstuk 2 maar hoofdstuk 1 van het testament van toepassing is en de nalatenschap bij helfte dient te worden verdeeld tussen [eiseres] en [gedaagde] , althans dat de nalatenschap bij helfte dient te worden verdeeld omdat het in hoofdstuk 2 genoemde vruchtgebruik niet is gevestigd, althans dat gedaagde aan hoofdstuk 2 geen rechten meer kan ontlenen;
AIV. de veroordeling van [gedaagde] om aan [eiseres] een voorschot ter hoogte van € 10.000 op haar erfdeel te betalen;
AV. de veroordeling van [gedaagde] om aan de verdeling op grond van artikel 3:178 BW mee te werken, aldus dat aan [eiseres] wordt uitgekeerd een bedrag gelijk aan de helft van de waarde van de nalatenschap, zoals deze zal worden vastgesteld, na aftrek van het reeds betaalde voorschot;
B. al hetgeen genoemd onder AI tot en met AIII en AV op straffe van een direct opeisbare dwangsom;
C. met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Bij akte van 18 januari 2023 heeft [eiseres] haar eis vermeerderd. Zij vordert:
I. dat de rechtbank [eiseres] machtigt om zelf bankafschriften op te vragen, althans een bevel op grond van artikel 22 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) aan [gedaagde] om alsnog de bankafschriften over de periode 2007 tot en met 2012 te overleggen;
II. de veroordeling van [gedaagde] om een bedrag van € 2.590 aan te veel betaalde belasting aan de boedel terug te betalen;
III. de veroordeling van [gedaagde] om de onderliggende stukken bij de woning aan de [adres] te overleggen en de aangiftes inkomstenbelasting van voor 2007.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Overleggen van stukken op grond van artikel 843a Rv (vordering AII, I en III)
4.1.
[eiseres] heeft veel vragen over de nalatenschap van erflaatster. Zij stelt dat haar oma grote bedragen aan haar moeder heeft nagelaten, die er volgens de opgave van [gedaagde] nu niet meer zijn en geen deel uitmaken van de nalatenschap van erflaatster. Volgens de advocaat van [eiseres] gaat het om enkele tonnen of miljoenen. Het vermoeden is dat er contante opnames zijn gedaan of geld is overgemaakt naar [gedaagde] . [eiseres] wil kunnen beoordelen of er veel geld is geschonken, zodat zij kan overwegen een beroep te doen op haar legitieme portie.
4.2.
In deze procedure hebben twee mondelinge behandelingen plaatsgevonden en heeft de rechtbank op diverse momenten [gedaagde] opgedragen stukken te overleggen en deze stukken nader toe te lichten. In de loop van de procedure heeft [gedaagde] , steeds op eerste verzoek, de volgende stukken overgelegd:
- een boedelbeschrijving, met als bijlagen een afschrift van het testament, een afschrift van de betaalrekening per datum overlijden, een afschrift van de spaarrekening per datum overlijden en nota’s van de uitvaart;
- een overzicht van de uitgaven van de ervenrekening na datum overlijden;
- een verkoopnota van de boot die tot de nalatenschap van erflaatster behoorde en die na aftrek van de provisie € 20.500 heeft opgebracht;
- een afschrift van de opname door de executeur van een bedrag van de ervenrekening van € 5.000;
- een overzicht van de tijdens het overlijden aanwezige (gemeenschappelijke) inboedel, die [gedaagde] op € 2.000 heeft gewaardeerd;
- de aangiften inkomstenbelasting van erflaatster over de periode 2008 tot en met 2017;
- bankafschriften van de bankrekeningen ten name van erflaatster over de periode van 1 januari 2013 tot en met 25 augustus 2022;
- uittreksels uit het kadaster met historische gegevens van de woning(en) die op de belastingaangifte 2016 zijn vermeld.
4.3.
Van de door [eiseres] opgevraagde stukken ontbreken thans nog de volgende:
- aangifte en aanslag erfbelasting: [gedaagde] heeft onbetwist gesteld dat hij geen aangifte heeft gedaan en dat dat ook niet hoefde, gelet op de omvang van de nalatenschap;
- de bankafschriften van de ING betaalrekening eindigend op 740 en de spaarrekening voor de periode 2007 tot en met 2012: [gedaagde] heeft met stukken onderbouwd toegelicht dat ING niet bereid is deze stukken te overleggen, omdat ze niet in staat is stukken van langer dan zeven jaar geleden op te leveren. Tijdens de mondelinge behandeling van 24 april 2023 heeft de advocaat van [eiseres] bevestigd dat ING de stukken niet kan opleveren. Volgens hem probeert [eiseres] de bankafschriften nu met een andere procedure boven water te krijgen.
Omdat tussen partijen vaststaat dat ING de gevraagde stukken niet kan opleveren, zal de rechtbank [gedaagde] niet veroordelen deze stukken alsnog bij ING op te vragen. Gelet op deze onmogelijkheid ziet de rechtbank ook geen aanleiding om [eiseres] te machtigen deze stukken zelf bij ING op te vragen.
- de onderliggende stukken bij de woning aan de [adres] : tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van [eiseres] bevestigd dat deze woning alleen op naam van [gedaagde] staat;
- de aangiftes inkomstenbelasting van voor 2007: [eiseres] heeft haar vordering op dit punt enkel toegelicht met de stelling dat uit deze aangiftes mogelijk blijkt dat [eiseres] in deze jaren ten onrechte te veel belasting heeft betaald in verband met een ten onrechte op haar naam gezet huurwaardeforfait. Mede onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank onder 4.15 overweegt, is dit een onvoldoende reden om [gedaagde] te verplichten aangiftes van voor 2007 te overleggen.
4.4.
Gelet op dit een en ander heeft [gedaagde] ofwel de gevraagde stukken overgelegd, ofwel beschikt hij niet over deze stukken ofwel bestaat er geen grond voor toewijzing van de vordering van [eiseres] tot overleggen van de gevraagde stukken. De rechtbank zal dan ook de vordering van [eiseres] tot het overleggen van stukken afwijzen.
Opstellen deugdelijke met stukken onderbouwde boedelbeschrijving (vordering AI)
4.5.
[gedaagde] heeft bij akte van 16 augustus 2022 een boedelbeschrijving met bijlagen overgelegd. Bij akte van 19 oktober 2022 heeft hij nog een overzicht van de aanwezige inboedel overgelegd. Bij akte van 21 december 2022 heeft [gedaagde] met stukken toegelicht dat tot de nalatenschap van erflaatster geen onroerende goederen behoren. Verder bezwaren tegen de overgelegde boedelbeschrijving heeft [eiseres] niet opgebracht.
Gelet op dit een ander is de rechtbank van oordeel dat inmiddels een deugdelijke met stukken onderbouwde boedelbeschrijving van de nalatenschap van erflaatster voorhanden is.
Dit gedeelte van de vordering van [eiseres] wordt dan ook afgewezen.
De veroordeling van [gedaagde] om een bedrag te betalen van € 3.515 aan Stichting RK Begraafplaatsen voor Leiden Zijlpoort betreffende de reeds verschuldigde grafrechten (vordering AII)
4.6.
Erflaatster ligt begraven in een familiegraf, hetgeen ze volgens [eiseres] ook graag wilde. Toen erflaatster overleed was het familiegraf van de familie van erflaatster er al. De grafrechten liepen tot ongeveer 2024. Bijzetten van erflaatster betekende dat de grafrechten moesten worden verlengd. In eerste instantie stuurde de begraafplaats een rekening van ongeveer € 3.500 voor een verlenging met 20 jaar. Niemand van de familie van erflaatster wilde betalen voor deze verlenging en [gedaagde] heeft de begraafplaats geïnformeerd dat er geen geld was in de nalatenschap. Met de familie is vervolgens een grafrecht van tien jaar overeengekomen. [gedaagde] heeft vervolgens een bedrag van ongeveer € 300 betaald om het familiegraf te verlengen tot en met 2027. [gedaagde] voert aan dat verlenging na 2027 niet mogelijk is omdat de onderhandelingen tussen de begraafplaats en de familie over de verlenging moeizaam zijn verlopen. Volgens [eiseres] mag [gedaagde] niet langer verlengen omdat de begraafplaats er achter is gekomen dat er wel degelijk geld was. Zij wil heel graag dat de grafrechten worden verlengd voor de periode zoals oorspronkelijk voorgesteld door de begraafplaats en zij vordert dat [gedaagde] de rekening daarvoor van € 3.515 betaalt.
4.7.
Dit gedeelte van de vordering van [eiseres] wijst de rechtbank af. Beide partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling van 16 augustus 2022 bevestigd dat de begraafplaats de grafrechten niet meer op verzoek van [gedaagde] wil verlengen. Het is dan ook niet duidelijk of er nog een factuur is van € 3.515 die [gedaagde] kan betalen, waarna de grafrechten dan op naam van de nalatenschap alsnog tot 2037 worden verlengd. Bij gebrek aan een factuur is de uitvoering van een eventuele veroordeling feitelijk onmogelijk. Voorts ontbreekt een juridische grondslag voor toewijzing van deze vordering. Zo vormt de omstandigheid dat de nalatenschap nu relatief goedkoop voor een periode van tien jaar een graf voor erflaatster heeft kunnen vastleggen, geen juridische grondslag voor een veroordeling van de boedel om de grafrechten te verlengen. Desgevraagd heeft de advocaat van [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling opgemerkt dat het met name een emotionele kwestie is.
De verklaring voor recht dat niet hoofdstuk 2 maar hoofdstuk 1 van het testament van erflaatster van toepassing is en dat de nalatenschap bij helfte moet worden verdeeld en de verklaring voor recht dat het vruchtgebruik niet is gevestigd (vordering AIII)
4.8.
De rechtbank is van oordeel dat de bepalingen van het testament van erflaatster duidelijk zijn. [gedaagde] is in hoofdstuk 1 als partner gedefinieerd. Partner en dochter zijn als erfgenamen benoemd.
Vervolgens is in hoofdstuk 2, dat als kopje heeft “
LEGATEN GOEDEREN EN VRUCHTGEBRUIK”, eerst de wettelijke verdeling uitgesloten voor zover erflaatster getrouwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan. Daarna is de bepaling opgenomen dat de partner van erflaatster het vruchtgebruik van de nalatenschap krijgt.
De notaris die de verklaring van erfrecht heeft opgesteld, heeft dit zo begrepen dat [gedaagde] recht heeft op het vruchtgebruik en de notaris heeft ook in de verklaring van erfrecht opgenomen dat het vruchtgebruik is gevestigd.
Ook de rechtbank is van oordeel dat het testament van erflaatster zo moet worden uitgelegd dat erflaatster in haar testament heeft gekozen voor een situatie dat in alle gevallen haar partner een beroep kon doen op het in hoofdstuk 2 opgenomen legaat of het vruchtgebruik. Om dat te bewerkstelligen moest uitdrukkelijk worden bepaald dat in geval van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap de wettelijke verdeling werd uitgesloten. Dat heeft erflaatster gedaan. Dat betekent echter niet, zoals [eiseres] stelt, dat hoofdstuk 2 alleen in geval van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap van toepassing is. Het kopje bij hoofdstuk 2 wijst daar niet toe, nu dit alleen verwijst naar af te geven legaten en naar vruchtgebruik. Het is voorts zo niet uitdrukkelijk opgenomen in hoofdstuk 2 en er zou ook geen logische verklaring voor zijn: waarom zou erflaatster alleen in die twee gevallen voor de oude dag van [gedaagde] willen zorgen, die al 30 jaar haar partner was. Een en ander betekent dat [gedaagde] een beroep kan doen op de bepalingen van hoofdstuk 2 van het testament.
4.9.
De nalatenschap van erflaatster omvat alleen roerende zaken. Dat betekent dat voor het vestigen van het vruchtgebruik geen notariële akte nodig is. Voorts heeft de notaris in de verklaring van erfrecht opgenomen dat het vruchtgebruik is gevestigd. Kennelijk was dat de keuze van [gedaagde] die voor het opstellen van de verklaring van erfrecht contact heeft gehad met de notaris. Dit vruchtgebruik rust op de roerende zaken van de nalatenschap zoals die blijken uit de boedelbeschrijving en op de banksaldi. Daarover kan tussen partijen geen geschil bestaan. Gelet hierop ziet de rechtbank geen grond om te stellen dat het vruchtgebruik nog niet is gevestigd en de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat dit ook niet meer kan worden gevestigd.
Uitbetaling voorschot (vordering AIV)
4.10.
Er rust een vruchtgebruik op het deel van de nalatenschap dat aan [eiseres] toekomt. Daarom kan de rechtbank [gedaagde] niet veroordelen om een voorschot te betalen.
Veroordeling gedaagde mee te werken aan de verdeling aldus dat aan [eiseres] wordt uitgekeerd een bedrag gelijk aan de helft van de waarde van de nalatenschap (AV en II)
4.11.
Meewerken aan de verdeling zoals [eiseres] vordert, kan van [gedaagde] niet worden gevraagd vanwege het vruchtgebruik. De rechtbank leest echter in de verwijzing van [eiseres] naar de helft van de waarde van de nalatenschap dat zij vordert dat de rechtbank bepaalt wat de omvang is van de nalatenschap en daarmee wat de hoogte is van haar (met vruchtgebruik belaste) erfdeel.
4.12.
De rechtbank stelt de nalatenschap van erflaatster vast op een bedrag van € 23.737,18.
Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
Activa
Saldo betaalrekening ***740
€ 2.108,69
Saldo spaarrekening(en)
€ 2.929,76
rente
€ 4,64
Inhouding SVB
- € 359,35
Contant geld
€ 2.750,00
Roerende goederen
€ 1.000,00
Boot
€ 20.500,00
Totaal
€ 28.934,00
Passiva
Nota [naam 2]
€ 1.887,50
Restaurant de Poort
€ 966,15
Kosten gedenksteen
€ 775,00
Kosten begraafplaats
€ 292,75
Kosten notaris
€ 439,80
Bankkosten ING
€ 141,43
Kosten executeur
€ 693,93
Totaal
€ 5.196,56
Saldo
€ 23.737,18
4.13.
In de boedelbeschrijving die [gedaagde] bij akte van 16 augustus 2022 in het geding heeft gebracht, heeft hij de roerende goederen gewaardeerd op € 250. In een eerdere opgave heeft hij een bedrag genoemd van € 1.000. Tijdens de mondelinge behandeling van 24 april 2023 heeft hij bevestigd dat een bedrag van € 2.000 een reële waarde is voor de gezamenlijke inboedel van hem en erflaatster. Gelet hierop heeft de rechtbank de waarde van de inboedel van de nalatenschap vastgesteld op een bedrag van € 1.000.
4.14.
[eiseres] heeft nog gesteld dat de nalatenschap verschillende vorderingen heeft op [gedaagde] in verband met bedragen die vanaf de bankrekening van erflaatster naar een bankrekening van [gedaagde] zijn overgemaakt of contant zijn opgenomen. Het gaat volgens [eiseres] om een totaal bedrag van € 34.220. Hiervan is na overlijden van erflaatster een totaal bedrag van € 7.900 overgemaakt naar de bankrekening van [gedaagde] dan wel opgenomen. Met deze bedragen houdt de rechtbank bij het vaststellen van de omvang van de nalatenschap inderdaad geen rekening. Opgenomen is het saldo van de bankrekeningen per datum overlijden.
Van de overige bedragen staat vast dat deze voor overlijden van erflaatster zijn overgemaakt of contant zijn opgenomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om te bepalen dat de nalatenschap voor dit bedrag van € 26.320 een vordering heeft op [gedaagde] . Niet is gesteld of anderszins gebleken dat erflaatster voor haar overlijden niet in staat was om haar wil te bepalen of dat zij niet zelf het beheer over haar financiën en haar bankrekeningen heeft gevoerd. Gelet hierop is de conclusie gerechtvaardigd dat erflaatster zelf over deze bedragen heeft beschikt en zelf ervoor heeft gekozen deze op te nemen of aan [gedaagde] over te maken. Daar kunnen ook tal van redenen voor zijn geweest. Niet is gesteld of anderszins gebleken dat erflaatster deze bedragen aan [gedaagde] heeft willen lenen. [eiseres] heeft ervan afgezien om een beroep te doen op haar legitieme portie, zodat de rechtbank ook niet hoeft te onderzoeken of mogelijk sprake is geweest van schenkingen. Voor zover het contante opnamen betreft bestaat geen aanleiding te veronderstellen dat erflaatster de bedragen niet zelf heeft uitgegeven.
4.15.
Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat erflaatster in bepaalde jaren belasting heeft betaald over een huurwaardeforfait van een woning waarvan [gedaagde] de eigenaar was. Zoals [gedaagde] terecht heeft gesteld was het aan erflaatster zelf om te bepalen welk gedeelte van de belastingclaim zoals die voortvloeide uit de gezamenlijke aangifte, op haar naam werd gezet. De rechtbank ziet geen aanleiding om jaren later [gedaagde] te veroordelen deze door erflaatster voor haar rekening genomen belastingclaim aan de boedel te betalen.
4.16.
Tijdens de mondelinge behandeling van 16 augustus 2022 hebben partijen ook nog gesproken over een bedrag aan AOW dat erflaatster terug had gekregen en had doorgestort naar [gedaagde] . Partijen hebben hier later ook nog stellingen over ingenomen. Volgens [eiseres] kwam de AOW alleen toe aan erflaatster. Volgens [gedaagde] had hij recht op dit bedrag. Wat hier van zij, niet is komen vast te staan dat erflaatster ten tijde van het overmaken van het geld niet zelf kon bepalen wat zij met haar geld wilde doen. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat het de eigen keuze is geweest van erflaatster om dit bedrag aan [gedaagde] te betalen.
4.17.
Een en ander betekent dat de rechtbank van oordeel is dat de nalatenschap geen vorderingen heeft op [gedaagde] . Deze hoeven dan ook niet in de boedelbeschrijving te worden opgenomen.
4.18.
[gedaagde] heeft nog gesteld dat een bedrag van € 514 per jaar is betaald voor de ligplaats van de boot. Tijdens de mondelinge behandeling van 16 augustus 2022 heeft zijn advocaat gezegd dat dit bedrag van de eigen rekening van [gedaagde] is betaald en daarom niet is opgenomen in de gemaakte kosten. Nu [gedaagde] dit bedrag niet als kostenpost heeft opgenomen, ziet de rechtbank geen aanleiding dit wel te doen. Kennelijk was afgesproken tussen partijen dat deze kosten voor rekening van [gedaagde] kwamen.
4.19.
Ten aanzien van de overige posten van de boedelbeschrijving hebben partijen geen stellingen ingenomen. Een en ander betekent dat het saldo van de nalatenschap van erflaatster kan worden vastgesteld op een bedrag van € 23.737,18. De waarde van het erfdeel van [eiseres] is de helft hiervan, € 11.868,59. Op dit erfdeel rust een vruchtgebruik ten behoeve van [gedaagde] .
Conclusie
4.20.
Een en ander betekent dat de rechtbank in dit vonnis alleen de omvang van de nalatenschap van erflaatster zal vaststellen. Gelet hierop behoeft de vordering van [eiseres] om dwangsommen op te leggen geen bespreking.
Proceskosten
4.21.
Gelet op de aard van het geschil tussen partijen, zal de rechtbank de proceskosten compenseren waarbij iedere partij de eigen proceskosten zal dragen.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
bepaalt dat de omvang van de nalatenschap van [naam 1] € 23.737,18bedraagt;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2023.
1958