ECLI:NL:RBDHA:2023:21236
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de ingangsdatum van de verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige
Op 17 juli 2019 heeft eiser een verblijfsvergunning regulier voor het doel 'arbeid als zelfstandige' aangevraagd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen, zelfs na een bezwaar van eiser. De rechtbank Den Haag verklaarde in een eerdere uitspraak op 14 oktober 2021 het beroep van eiser gegrond, vernietigde de afwijzing en droeg de Staatssecretaris op om opnieuw op het bezwaar te beslissen. In reactie hierop verzocht de Staatssecretaris eiser op 3 mei 2023 om aanvullende stukken. Eiser diende op 16 mei 2023 en 6 juni 2023 nadere stukken in. Uiteindelijk verleende de Staatssecretaris op 22 juni 2023 de gevraagde verblijfsvergunning, met een ingangsdatum van 6 juni 2023 tot en met 6 juni 2025. Eiser was het echter niet eens met deze ingangsdatum en stelde beroep in.
De zitting vond plaats op 7 december 2023, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. De rechtbank overwoog dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning afhankelijk is van het moment waarop eiser aan de voorwaarden voor verlening voldeed, zoals vastgelegd in artikel 26, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank concludeerde dat eiser niet tijdig de benodigde bewijsstukken had ingediend en dat er geen aanleiding was om de ingangsdatum te vervroegen naar de datum van de aanvraag. De rechtbank wees erop dat de bewijslast bij eiser ligt en dat de ingediende stukken pas na de hernieuwde uitvraag van de Staatssecretaris op 6 juni 2023 compleet waren. De rechtbank gaf aan dat een verlengingsbeslissing zoals door eiser gesuggereerd, niet aan de orde was. De uitspraak werd openbaar gedaan op 7 december 2023.