ECLI:NL:RBDHA:2023:21216

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
NL23.38272
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 6 december 2023 afgewezen, met het argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 19 december 2023 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat hij ervan uit mag gaan dat andere lidstaten, zoals Duitsland, het unierecht en de grondrechten respecteren. Eiser heeft echter niet aangetoond dat hij bij overdracht aan Duitsland een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat er structurele tekortkomingen zijn in het Duitse asiel- en opvangsysteem die zijn situatie zouden kunnen schaden.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de staatssecretaris in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 december 2023, en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.38272
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. D. van Elp),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. L. Hartog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. D. van Erp als waarnemer van de gemachtigde van eiser, M. Bozaslam als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.¹ In dit geval heeft
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Nederland bij Duitsland een verzoek om overname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiser voert aan dat ten aanzien van Duitsland niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, gelet op het toenemend geweld en de problemen in de opvang. Eiser verwijst daartoe naar de artikelen van het Duitsland Instituut, InfoMigrants, BNN Vara en het rapport van Human Rights Watch van 13 januari 2021 en naar artikelen van Nu.nl, het Nederlands Dagblad, NOS en De Standaard. De staatssecretaris is niet afdoende op die artikelen ingegaan, omdat de staatssecretaris enkel stelt dat eiser niet heeft onderbouwd hoe die informatie zich tot hem verhoudt. Verder werpt de staatssecretaris hem ten onrechte tegen dat hij kan klagen bij de Duitse autoriteiten, omdat uit de artikelen blijkt dat deze autoriteiten niet in staat waren om de problemen te beëindigen. Eiser heeft in beroep ook verwezen naar een artikel van De Standaard van 26 september 2023², Duitsland Instituut van 28 november 2023³ en NOS van 7 december 2023⁴.
6. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in zijn algemeenheid ten aanzien van alle lidstaten mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dat betekent dat de staatssecretaris, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, ervan uit mag gaan dat alle lidstaten het unierecht en met name de door dat recht erkende grondrechten in acht nemen. Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Duitsland, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Duitse autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die strijdig is met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Daarvan is sprake in geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn, die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken.
7. De rechtbank oordeelt dat eiser hier niet in is geslaagd. Uit het gehoor blijkt niet dat eiser in Duitsland zelf te maken heeft gehad met discriminatie of slachtoffer is geworden van geweld. Uit landeninformatie is wel bekend dat in Duitsland rechtsextremistisch geweld plaatsvindt tegen asielzoekers, maar de staatssecretaris heeft terecht overwogen dat niet is gebleken dat eiser hiertegen geen bescherming kan vragen van de Duitse autoriteiten. Ook is niet gebleken dat de gemelde problemen de Duitse autoriteiten onverschillig laten. Dit blijkt ook niet uit de artikelen die eiser in beroep heeft overgelegd. De staatssecretaris heeft verder terecht opgemerkt dat uit de rapportage van de Human Rights Watch⁵ blijkt dat de Duitse autoriteiten juist stappen hebben ondernomen tegen extreemrechtse infiltratie in veiligheidstroepen.
Daarnaast heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de aangehaalde stukken blijkt dat de opvangcapaciteit en de leefomstandigheden in veel opvanglocaties wordt bekritiseerd, maar dat daaruit niet geconcludeerd kan worden dat Dublinclaimanten in Duitsland geen toegang hebben tot de opvangvoorzieningen. Dit blijkt ook niet uit de artikelen die eiser in beroep heeft overgelegd. Niet is gebleken dat sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure. Daarbij heeft de staatssecretaris
2 https://www.standaard.be/cnt/dmf20230925_97138579.
3 https://duitslandinstituut.nl/artikel/57486/migratie-beheerst-opnieuw-duitse-publieke-debat.
4 https://nos.nl/artikel/2500653-onder-toenemende-druk-pakt-duitsland-migratie-aan.
5 https://www.hrw.org/world-report/2021/country-chapters/germany.
kunnen betrekken dat de Duitse autoriteiten met het claimakkoord hebben gegarandeerd dat zij eiser conform de geldende regels zullen behandelen. Als eiser vindt dat hij onrechtmatig wordt behandeld, hij bang is voor de mensensmokkelaar en/of dat zijn opvang niet aan de (minimum)normen voldoet, kan hij daarover klagen of aangifte doen bij de daarvoor geschikte instanties in Duitsland. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hem niet mogelijk is, en dat de Duitse autoriteiten hem niet kunnen of willen helpen. Dit kan niet worden afgeleid uit de omstandigheid dat de genoemde problemen zich nog steeds voordoen. Ook heeft eiser geen eigen ervaringen met het asielsysteem in Duitsland. Er is geen sprake van een motiveringsgebrek. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
21 december 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.