ECLI:NL:RBDHA:2023:21207

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
NL23.24318
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Pakistaanse eiser op grond van onvoldoende bewijs van vervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van een Pakistaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 1983, heeft op 26 januari 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 17 augustus 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 17 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren.

Eiser stelt dat hij problemen ondervindt vanwege zijn etniciteit als Pashtun en zijn betrokkenheid bij de Pashtun Tahafuz Movement (PTM). Hij beweert dat hij in Pakistan is aangevallen door autoriteiten en vreest voor zijn leven bij terugkeer. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk problemen heeft ondervonden door zijn etniciteit. De rechtbank wijst erop dat de Pashtun niet als risicogroep wordt beschouwd en dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd van persoonlijke vervolging.

De rechtbank concludeert dat de verklaringen van eiser te algemeen en onpersoonlijk zijn, en dat de verweerder terecht heeft vastgesteld dat de asielaanvraag op basis van de Vreemdelingenwet 2000 als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen asielvergunning krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.24318

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. J.G. Wiebes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G.L. Wischhoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Pakistaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 1983. Hij heeft op 26 januari 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 17 augustus 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser, H. Neazi als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser heeft verklaard dat hij de Pashtun Tahafuz Movement (PTM) heeft gesteund, de politieke partij die opkomt voor de belangen van de Pashtun. Eiser heeft in 2018 kort deelgenomen aan een aantal protestacties in Pakistan waarbij arrestaties zijn verricht en eiser aangevallen zou zijn door de autoriteiten. Eiser stelt dat de Pashtun in Pakistan worden onderdrukt. Eiser is toen teruggekeerd naar Cyprus, waar hij woonde en werkte, en heeft geld overgemaakt naar de partij. De Pakistaanse autoriteiten zijn daarachter gekomen. Eiser wordt nu gezocht door de Pakistaande autoriteiten, die bij zijn vader en vrienden naar hem hebben gevraagd. Hij vreest bij terugkeer vermoord te worden door de militaire inlichtingendienst van Pakistan.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
ondervonden problemen in het land van herkomst als gevolg van etniciteit Pashtun;
PTM-lidmaatschap, activiteiten en ondervonden problemen.
Verweerder heeft het eerste element geloofwaardig geacht, het tweede en derde element niet.
4.1
Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder d van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat eiser zich moedwillig heeft ontdaan van zijn paspoort en andere identificerende documenten. Daarnaast heeft hij de aanvraag kennelijk ongegrond verklaard op grond van artikel 30b, eerste lid, onder h, van de Vw omdat eiser zich niet onverwijld heeft gemeld om asiel aan te vragen. Eiser is op 16 november 2021 Nederland ingereisd, maar heeft eerst nog een aantal andere Europese landen bezocht voor hij op 26 januari 2022 zijn asielaanvraag indiende in Nederland.
4.2
Vanwege de psychische gesteldheid van eiser heeft verweerder hem wel voorlopig uitstel van vertrek verleend op grond van artikel 64 van de Vw.
Heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij problemen heeft ondervonden als gevolg van zijn Pashtun-etniciteit?
5. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Pakistan problemen heeft ondervonden door zijn Pashtun-etniciteit. Verweerder heeft terecht geconstateerd dat de Pashtun niet als risicogroep is aangemerkt en dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij persoonlijke problemen heeft ondervonden vanwege zijn etniciteit. Eiser heeft verklaard over de situatie van de Pashtun in het algemeen, maar niet over door hem persoonlijk ervaren problemen als gevolg van zijn etniciteit. De gestelde problemen zijn een gevolg van zijn gestelde politieke activiteiten en niet van zijn etniciteit. Dat eiser zijn politieke activiteiten heeft ontplooid omdat hij Pashtun is, maakt niet dat verweerder de relevante elementen 2 en 3 niet los van elkaar kan beoordelen.
Heeft eiser zijn problemen als gevolg van zijn lidmaatschap en activiteiten voor de PTM aannemelijk gemaakt?
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eisers verklaringen te algemeen en onpersoonlijk zijn om de gestelde problemen geloofwaardig te achten. Daarbij heeft verweerder concrete tegenstrijdigheden en opmerkelijke punten uit eisers verklaringen kunnen benoemen die dit illustreren en ook doen twijfelen aan de geloofwaardigheid van eisers relaas. De rechtbank benoemt een aantal hiervan. Zo heeft verweerder het vreemd kunnen vinden dat eiser tot zijn 24e in Pakistan heeft gewoond, maar zich pas na 15 jaar op Cyprus te hebben gewoond bekommert om de onderdrukking van de Pashtun en actief wordt voor de PTM. Verweerder heeft het ook opmerkelijk kunnen vinden dat de door eiser tijdens de gehoren genoemde periode van overlijden van zijn moeder zozeer verschilt van de datum die hij alsnog in beroep noemt. Verweerder heeft van belang kunnen vinden dat eiser niet zelf en direct iets heeft gemerkt van de interesse van de Pakistaanse autoriteiten voor hem, maar dat hij alleen van zijn vader en vrienden heeft vernomen dat er naar hem is gevraagd. Eiser heeft ook nooit zelf, direct contact gehad met de Pakistaanse autoriteiten. Verder heeft verweerder het opmerkelijk kunnen vinden dat eiser een paspoort aanvraagt en daarbij zijn adresgegevens opgeeft, wetende dat de Pakistaanse autoriteiten hem zoeken.
Dat eiser enkele onduidelijkheden of tegenstrijdigheden in zijn verklaringen heeft gecorrigeerd of achteraf heeft toegelicht, maakt het voorgaande niet anders. Ook het gegeven dat verweerder eiser niet meer tegenwerpt dat hij met een schijnreden donateurs in Cyprus heeft geworven, doet dit niet. Verweerder heeft eiser onverkort kunnen tegenwerpen dat zijn verklaringen als geheel te algemeen en onpersoonlijk zijn gebleven en op onderdelen tegenstrijdig en vreemd zijn.
6.1
Eiser heeft in beroep een verklaring van de leider van de PTM ingebracht over eisers lidmaatschap van en activiteiten voor de PTM, samen met foto’s van eisers broer waarop deze de verklaring in ontvangst neemt. Verweerder heeft deze aanvullende stukken ook niet overtuigend hoeven vinden. Het gaat niet om originele documenten maar om kopieën, waarvan de echtheid niet is na te gaan. En uit de verklaring noch uit de foto’s blijkt de juistheid van eisers verklaringen.
6.2
Eiser heeft verder gewezen op zijn psychische klachten. Eiser is gezien en beoordeeld door MediFirst voordat het nader gehoor is afgenomen. Daaruit is gebleken dat eiser onder behandeling is voor een psychische aandoening en dat eiser hoofdpijn kan ervaren. Uit de rapporten van het nadere gehoor en het aanvullende gehoor blijkt dat hiermee rekening is gehouden tijden die gehoren. Eiser heeft geen nadere informatie gegeven over zijn psychische klachten of een behandeling daarvan en heeft ook niet toegelicht hoe deze klachten hem hebben belemmerd bij het afleggen van verklaringen. De rechtbank ziet dan ook geen reden om te oordelen dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met eisers psychische klachten of om aan te nemen dat eisers ongeloofwaardige verklaringen veroorzaakt zijn door die psychische klachten.
6.3
De conclusie is dat verweerder het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft beschouwd.
Heeft verweerder de aanvraag mogen afwijzen als kennelijk ongegrond?
7. Eiser heeft verklaard zijn documenten opzettelijk te hebben verscheurd. Daarnaast heeft eiser zich niet onverwijld gemeld in Nederland voor asiel. Eiser heeft gesteld dit te hebben gedaan omdat hij overvallen was door angst wegens de gebeurtenissen en niet helder na kon denken. Omdat verweerder de bedreigingen en bijkomende problemen ongeloofwaardig heeft kunnen vinden, heeft hij deze verklaring van eiser niet hoeven volgen en daarin dus ook geen verschonende reden voor eisers handelen hoeven zien. Verweerder heeft eisers asielaanvraag daarom op beide gronden als kennelijk ongegrond mogen afwijzen.
Conclusie en gevolgen
8. Verweerder heeft eisers asielaanvraag kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen asielvergunning krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Molenkamp-Lopar, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.