ECLI:NL:RBDHA:2023:21205
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 23 november 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 19 december 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de Staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser had aangevoerd dat hij in Duitsland gedwongen vingerafdrukken heeft moeten afstaan en dat hij zich door de Duitse autoriteiten misleid voelt. De rechtbank stelt echter vast dat de intentie van eiser niet relevant is voor de toepassing van de Dublinverordening. Uit het Eurodac-systeem blijkt dat eiser geregistreerd staat met een Duits Eurodac-nummer, wat betekent dat de Staatssecretaris mag aannemen dat eiser in Duitsland om internationale bescherming heeft verzocht.
Eiser voerde ook aan dat er een risico bestaat op indirect refoulement bij overdracht naar Duitsland, maar de rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van systeemfouten in de Duitse asielprocedure. De rechtbank concludeert dat de enkele omstandigheid dat de zus van eiser in Nederland woont, niet voldoende is om de asielaanvraag aan zich te trekken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.