ECLI:NL:RBDHA:2023:21199
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en verantwoordelijkheidsbepaling onder de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 4 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 19 december 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de Staatssecretaris aanwezig was, maar eiseres en haar gemachtigde zich afmeldden.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiseres had aangevoerd dat haar asielaanvraag op grond van artikel 9 van de Dublinverordening in behandeling had moeten worden genomen, omdat zij nooit asiel in Duitsland had aangevraagd. De rechtbank oordeelt echter dat uit het Eurodac-systeem blijkt dat eiseres geregistreerd staat met een Duits Eurodac-nummer, wat betekent dat Duitsland verantwoordelijk is voor haar asielaanvraag. De rechtbank stelt vast dat de Staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat er sprake is van een terugnamesituatie, en dat artikel 9 van de Dublinverordening niet van toepassing is.
Eiseres heeft ook aangevoerd dat zij een afhankelijkheidsrelatie heeft met haar familie in Nederland en dat het onevenredig hard zou zijn om van hen gescheiden te worden. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zij voldoet aan de voorwaarden van artikel 16 van de Dublinverordening. De rechtbank concludeert dat de familiebanden op zichzelf niet voldoende zijn om een uitzondering te maken op de verantwoordelijkheidsbepaling van de Dublinverordening. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.