ECLI:NL:RBDHA:2023:21199

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
NL23.38059
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en verantwoordelijkheidsbepaling onder de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 4 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 19 december 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de Staatssecretaris aanwezig was, maar eiseres en haar gemachtigde zich afmeldden.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiseres had aangevoerd dat haar asielaanvraag op grond van artikel 9 van de Dublinverordening in behandeling had moeten worden genomen, omdat zij nooit asiel in Duitsland had aangevraagd. De rechtbank oordeelt echter dat uit het Eurodac-systeem blijkt dat eiseres geregistreerd staat met een Duits Eurodac-nummer, wat betekent dat Duitsland verantwoordelijk is voor haar asielaanvraag. De rechtbank stelt vast dat de Staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat er sprake is van een terugnamesituatie, en dat artikel 9 van de Dublinverordening niet van toepassing is.

Eiseres heeft ook aangevoerd dat zij een afhankelijkheidsrelatie heeft met haar familie in Nederland en dat het onevenredig hard zou zijn om van hen gescheiden te worden. De rechtbank oordeelt echter dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zij voldoet aan de voorwaarden van artikel 16 van de Dublinverordening. De rechtbank concludeert dat de familiebanden op zichzelf niet voldoende zijn om een uitzondering te maken op de verantwoordelijkheidsbepaling van de Dublinverordening. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.38059
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer 1] , eiseres, mede namens haar minderjarige zoon:
[zoon], V-nummer: [V-nummer 2] (gemachtigde: mr. J. Sinnema),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. L. Hartog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 4 december 2023 niet in behandeling genomen omdat volgens de staatssecretaris Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. In dit geval heeft
Artikel 9 van de Dublinverordening
5. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris haar asielaanvraag op grond van artikel 9 van de Dublinverordening in behandeling had moeten nemen. Eiseres stelt dat zij nooit asiel in Duitsland heeft aangevraagd, maar enkel vingerafdrukken dacht af te moeten staan vanwege criminele antecedenten. De staatssecretaris werpt haar daarom ten onrechte tegen dat sprake is van een terugnameverzoek, waardoor artikel 9 van de Dublinverordening in haar geval niet van toepassing zou zijn. Eiseres betoogt dat zij behoort tot het gezin van haar ouders. Dit blijkt volgens eiseres uit het feit dat zij in eerste instantie een positieve beschikking had gekregen om middels nareis naar haar ouders en overige familieleden in Nederland te komen. Zij is toen niet naar Nederland gekomen, omdat haar zoontje dan niet mee zou mogen.
6. De rechtbank overweegt als volgt. Uit het onderzoek in het Eurodac-systeem blijkt dat eiseres geregistreerd staat met een Duits Eurodac-nummer dat begint met “DE1”. De staatssecretaris mag bij een dergelijke categorie 1-registratie, behoudens tegenbewijs, ervan uitgaan dat de vreemdeling in dat land om internationale bescherming heeft verzocht.² Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de categorie 1-registratie in Eurodac niet juist is. De enkele verklaring van eiseres is daarvoor onvoldoende. Daarnaast heeft Duitsland het claimverzoek geaccepteerd op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening, waaruit volgt dat haar asielverzoek in Duitsland nog in behandeling is. Er is dus sprake van een terugnamesituatie. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake H. en R. van 2 april 2019 volgt dat hoofdstuk III van de Dublinverordening dan niet van toepassing is, tenzij sprake is van een terugnamesituatie als bedoeld in artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening. Dat is in het bij eiseres niet het geval. Zij kan dus geen beroep doen op artikel 9 van de Dublinverordening. Overigens blijkt uit het dossier dat de aanvraag van eiseres voor nareis is afgewezen. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 16 van de Dublinverordening
7. Eiseres voert aan dat er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie met haar familie in Nederland. Door de scheiding met haar man behoort eiseres tot het gezin van haar ouders en ze wil graag bij hen zijn. Zij heeft ook een verklaring overgelegd van haar familieleden, waarin staat dat zij voor vertrek samenwoonden en dit hier in Nederland ook graag zouden willen blijven doen.
8. De rechtbank overweegt als volgt. Hoewel het begrijpelijk is dat eiseres graag in de buurt van haar familie in Nederland wil verblijven, is de rechtbank van oordeel dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat is voldaan aan de voorwaarden in artikel 16 van de Dublinverordening. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij afhankelijk is van de hulp van haar familieleden. De verklaring van de familieleden is daarvoor onvoldoende. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17 van de Dublinverordening
9. Eiseres voert aan dat het onevenredig hard zou zijn wanneer zij van haar ouders en broers en zussen gescheiden zou moeten leven. Dit past immers ook niet in de
1. ECLI:EU:C:2019:280.
achterliggende gedacht van de Dublinverordening, namelijk dat gezinsleden bij elkaar moeten blijven. De staatssecretaris had daarom toepassing moeten geven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
10. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden, die maken dat overdracht naar Duitsland onevenredig hard is. De familiebanden in Nederland zijn daarvoor op zichzelf onvoldoende. De staatssecretaris heeft in dit verband terecht opgemerkt dat eiseres meerderjarig is, haar familieleden al lange tijd in Nederland verblijven en zij in het aanmeldgehoor heeft verklaard dat zij enkel dichtbij hen wil verblijven. De staatssecretaris heeft daarom geen toepassing hoeven geven aan artikel 17 van de Dublinverordening. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J.M. Mol, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 december 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.