ECLI:NL:RBDHA:2023:21198

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
11 januari 2024
Zaaknummer
C/09/658360 / JE RK 23-2455
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in het kader van jeugdzorg

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 december 2023, wordt een machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor vijf kinderen, in het kader van een verzoek van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden. De kinderen, die bij hun ouders wonen, zijn onder toezicht gesteld en er zijn zorgen over hun ontwikkeling en opvoedomgeving. De ouders, die met elkaar zijn gehuwd, hebben het ouderlijk gezag over de kinderen, maar er zijn ernstige zorgen over hun vermogen om een veilige en stabiele omgeving te bieden. De vader is opgenomen in een psychiatrische instelling, wat de situatie verder compliceert. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 december 2023, waarbij de ouders aanwezig waren, werd duidelijk dat de zorgen over de kinderen zijn toegenomen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders recht hebben op bijstand van een advocaat, maar dat de moeder de benodigde toestemmingsformulieren niet had ondertekend. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing voor een korte periode toe te wijzen, tot 21 januari 2024, om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden tot een nader te bepalen zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/658360 / JE RK 23-2455
Datum uitspraak: 21 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te ‘s-Gravenhage,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[kind 1], geboren op [geboortedag 1] 2009 in [geboorteland 1] ( [geboorteland 2] ),
hierna te noemen: [kind 1] ,
[kind 2], geboren op [geboortedag 1] 2010 in [geboorteland 1] ( [geboorteland 2] ),
hierna te noemen: [kind 2] ,
[kind 3], geboren op [geboortedag 2] 2017 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [kind 3] ,
[kind 4], geboren op [geboortedag 3] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [kind 4] ,
[kind 5], geboren op [geboortedag 4] 2022 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [kind 5] ,
hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[vader],
hierna te noemen de vader,
hierna samen te noemen: de ouders, beiden wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 13 december 2023;
  • het verslag van VIG-Zorgt, binnengekomen bij de rechtbank op 19 december 2023;
  • het nagezonden gezinsplan, binnengekomen bij de rechtbank op 20 december 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- [naam 1] namens de gecertificeerde instelling;
- de vader, ondersteund door twee medewerkers van Parnassia;
- de moeder;
- [naam 2] , medewerker van VIG-Zorgt, om via telefonische verbinding te fungeren als tolk.
1.3.
De kinderrechter heeft [kind 1] en [kind 2] uitgenodigd voor een gesprek. [kind 2] heeft hierop niet gereageerd. [kind 1] heeft een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [kind 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

  • De vader en moeder zijn met elkaar gehuwd.
  • De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
  • De kinderen wonen bij de ouders.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 september 2023 de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 4 oktober 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van de ondertoezichtstelling. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling het verzoek deels gewijzigd, in die zin dat voor [kind 3] wordt verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft aan het verzoek het volgende ten grondslag gelegd. De zorgen over de kinderen zijn de afgelopen periode toegenomen. Die zorgen zijn groot en van uiteenlopende aard. Alle kinderen lossen problemen fysiek op en er vinden veel escalaties plaats in de thuissituatie. Er is daarnaast sprake van parentificatie, omkering van de kind-ouderrol. De ouders wonen nu enkele jaren in Nederland en beheersen de Nederlandse taal onvoldoende. Dit zorgt voor een barrière in het hulpverleningstraject. De ouders ontkennen de problemen en zorgen die bij de hulpverlening bestaan. De vader is op 23 november 2023 opgenomen bij Parnassia vanwege een psychose. Het is nog onduidelijk wanneer hij weer naar huis mag, hoe zijn gedrag zal zijn bij thuiskomst en wat het effect daarvan zal zijn op de kinderen. Hier bestaan grote zorgen over. Verder zijn er zorgen over de draaglast van de moeder en haar handelen in stressvolle situaties, gelet op de eerdere melding van het slaan van de kinderen met een riem. De moeder is niet in staat om de kinderen op een gezonde manier te corrigeren. Het lukt de hulpverlening al geruime tijd niet om stappen vooruit te zetten en de draaglast van de moeder te vergroten. De moeder verliest de kinderen uit het oog en heeft haar focus bij de vader liggen. De ouders zijn onvoldoende emotioneel beschikbaar voor de kinderen. Nu de vader is opgenomen vanwege een psychose wordt gezien dat de moeder steeds sterker onbereikbaar is voor de kinderen. De (psychiatrische) problematiek en visie van de ouders lijken voorop te staan en zorgen voor onveiligheid voor de kinderen in de thuissituatie. De ouders zijn ervan overtuigd dat de oplossing in het geloof ligt en niet bij de betrokken hulpverlening. Om de blijvende veiligheid te kunnen waarborgen, moeten de ouders eerst aan hun eigen problematiek werken. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling aanvullend naar voren gebracht dat de situatie de afgelopen dagen is verslechterd, waardoor de acute veiligheid van de kinderen in het geding is. Er zal de komende weken gezocht worden naar een woning waar de kinderen op de lange gezamenlijk kunnen verblijven. Daarnaast geeft de gecertificeerde instelling aan dat de moeder in eerste instantie had aangegeven geen bijstand van een advocaat te willen. Vervolgens heeft de betrokken hulpverlening haar gemotiveerd om hier wel gebruik van te maken en toestemming te verlenen door middel van het benodigde formulier. Uiteindelijk heeft de moeder de aan haar aangereikte toestemmingsformulieren niet ondertekend. Het gevolg is dat zij nu geen advocaat heeft.

4.De standpunten

De ouders stemmen niet in met het verzochte. De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij toestemming zal verlenen om zich bij te laten staan door een advocaat.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter stelt vast dat de ouders recht hebben op bijstand van een advocaat in het kader van de pilot rechtsbijstand. Ter zitting is gebleken dat moeder de benodigde toestemmingsformulieren niet heeft ondertekend. Tijdens de zitting is gesproken over het belang van de ouders om zich te laten bijstaan door een advocaat. Gelet op de taalbarrière van de ouders en het feit dat er geen tolk aanwezig was tijdens de zitting, betwijfelt de kinderrechter of de ouders zich de consequenties van het verzoek van de gecertificeerde instelling voldoende realiseren. Te meer daar de moeder ter zitting toch leek aan te geven bijstand te willen van een advocaat, is de kinderrechter van oordeel dat de mogelijkheid alsnog geboden moet worden dat de ouders in het kader van de pilot worden bijgestaan door een advocaat om hun belangen te behartigen. De moeder heeft ter zitting verklaard dat zij de hiervoor benodigde toestemmingsformulieren zal ondertekenen.
5.2.
De kinderrechter vindt het noodzakelijk reeds nu te beslissen op het verzoek voor een korte periode. Daartoe wordt in aanmerking genomen dat thans voldoende gebleken is dat de in artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. Daartoe overweegt de kinderrechter dat de zorgen over de ontwikkeling en de opvoedomgeving van de kinderen de afgelopen periode zijn toegenomen en heel serieuze proporties aannemen. De moeder lijkt in beslag genomen te worden door haar eigen problematiek en de problematiek omtrent de vader, waardoor zij onvoldoende in staat is om de emotionele en fysieke veiligheid van de kinderen te waarborgen. Het is daarnaast nog onduidelijk hoe lang de opname van de vader bij Parnassia voortduurt. Het is van belang dat de kinderen in een veilige en stabiele omgeving verblijven, waar zij toekomen aan hun ontwikkeling. De kinderrechter is er niet van overtuigd dat de ouders die opvoedsituatie op dit moment kunnen bieden. Gelet hierop zal de kinderrechter het verzoek voor korte periode toewijzen, te weten tot 21 januari 2024 en het verzoek voor het overige aangehouden

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 5] , [kind 4] , [kind 2] en [kind 1] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 21 december 2023 tot 21 januari 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind 3] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 21 december 2023 tot 21 januari 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan tot een nader te bepalen zitting, gelegen
vóór 21 januari 2024;
6.5.
gelast de griffier tegen voormelde zitting op te roepen:
  • Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
  • de vader;
  • de moeder;
  • de advocaat van de ouders;
  • [kind 1] en [kind 2] voor het kindgesprek.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Smolders als griffier, en op schrift gesteld op 9 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.