In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring van eiser, die op 3 december 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser, die stelt de Turkse nationaliteit te hebben, was het niet eens met de maatregel en heeft beroep ingesteld, dat ook als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. De behandeling van het beroep werd aanvankelijk uitgesteld omdat eiser op de zitting niet aanwezig kon zijn vanwege een verkeerde locatie. Op 14 december 2023 vond de zitting plaats, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet op de hoogte was gesteld van de redenen voor zijn bewaring, wat in strijd is met artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000. De rechtbank constateerde dat de informatiebrief die aan eiser was verstrekt, niet voldeed aan de vereisten, omdat deze niet specifiek genoeg was en niet in het dossier was opgenomen. Dit gebrek leidde tot de conclusie dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was. De rechtbank benadrukte dat iemand die in zijn vrijheid wordt beperkt, moet weten waarom dit gebeurt, en dat de verantwoordelijkheid hiervoor bij de Staatssecretaris ligt.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en beval de opheffing van de maatregel van bewaring met terugwerkende kracht tot 15 december 2023. Tevens werd een schadevergoeding van € 1.300,- toegekend voor de onrechtmatige vrijheidsontneming gedurende 13 dagen. Daarnaast werd de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 2.092,50. De uitspraak werd gedaan door rechter J.G. Nicholson en is openbaar gemaakt op 15 december 2023.