ECLI:NL:RBDHA:2023:21136

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
C/09/657079/KG RK 23-1460
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening en gebrek aan (schijn van) partijdigheid

Op 29 december 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van verzoekster, dat was ingediend tegen mr. O. van der Burg, kantonrechter in een lopende zaak. Het wrakingsverzoek was ingediend op 20 november 2023, maar de rechtbank oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend. Verzoekster had aangevoerd dat de kantonrechter vooringenomen en partijdig was, omdat hij haar niet serieus nam en de wederpartij anders behandelde. De kantonrechter had tijdens de zitting opmerkingen gemaakt die verzoekster als kwetsend ervoer, en zij voelde zich niet gehoord. De rechtbank oordeelde echter dat de omstandigheden die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek al eerder bekend waren en dat verzoekster geen gegronde reden had voor de vertraging in de indiening.

De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van concrete feiten die wijzen op partijdigheid. In dit geval was er geen bewijs van (schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid van de kantonrechter. De klachten van verzoekster betroffen voornamelijk de wijze waarop haar gemachtigde door de kantonrechter werd behandeld, wat niet voldoende was voor een wrakingsverzoek. De rechtbank verklaarde het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zou worden.

De beslissing werd genomen door de rechters M. Kramer, E.A.W. Schippers en R.G.C. Veneman, in aanwezigheid van griffier mr. A. Badermann. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/111
zaak- /rekestnummer: C/09/657079 / KG RK 23-1460
Beslissing van 29 december 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
strekkende tot de wraking van
mr. O. van der Burg,
kantonrechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 20 november 2023;
- de schriftelijke aanvullingen op het wrakingsverzoek van 21 november 2023 en 4 december 2023;
- de schriftelijke reactie van de kantonrechter van 11 december 2023.
1.2.
Op 18 december 2023 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- verzoekster, bijgestaan door haar dochter en gemachtigde [gemachtigde] ;
- [wederpartij in de hoofdzaak] , de wederpartij in de hoofdzaak, als toehoorder.
De kantonrechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de kantonrechter in de zaak met nummer 10421674 RL EXPL 23-5229 tussen verzoekster en haar zoon [wederpartij in de hoofdzaak] (hierna: de zoon). In die zaak is tussen partijen in geschil of er tussen hen sprake is van een huurovereenkomst voor een woning in [woonplaats] die in bezit is van de zoon. Ter zitting heeft de kantonrechter zijn voorlopig oordeel gegeven.
2.2.
Verzoekster heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat de kantonrechter vooringenomen en partijdig is omdat hij haar niet serieus neemt. De kantonrechter heeft stukken die in het voordeel van verzoekster zijn aan de kant geschoven, gebagatelliseerd wat er door verzoekster wordt aangevoerd, geen vragen gesteld aan de gemachtigde van verzoekster en niet naar verzoekster geluisterd. Tegelijkertijd werd de wederpartij compleet anders behandeld. Verder heeft de kantonrechter de conclusie van de psychiater dat er sprake is van ouderenmishandeling weggezet met de opmerking: “ouderenmishandeling is wel een erg groot woord”, met daarbij een blik die dat ontkent. Ook heeft de kantonrechter de overduidelijke onrechtmatige uithuiszetting ontkend met de mededeling: “Ja, dat zegt u”. De reactie van de kantonrechter toen bleek dat de zoon een brief aan verzoekster stuurde waarin hij haar dood wenste, was dat de zoon dan maar een briefje naar zijn moeder moest sturen dat het hem spijt. Uit alles was duidelijk dat de kantonrechter zijn oordeel al klaar was, en dat de zitting overbodig was.
Verzoekster is zich er van bewust dat het wrakingsverzoek laat is ingediend. De reden daarvoor was echter dat verzoekster tot het weekend van 18-19 november nodig heeft gehad om bij te komen van de uitspraken die de kantonrechter op zitting heeft gedaan. Nadat verzoeksters gemachtigde haar daarvan op de hoogte stelde is verzoekster ingestort en het was pas het genoemde weekend verantwoord om de mogelijkheid tot wraking met haar door te spreken. Hoewel het verzoek dus laat is ingediend, is het wel ingediend ‘zodra’ de feiten en omstandigheden kenbaar geworden zijn, aldus verzoekster
2.3.
De kantonrechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Het verzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen.
3.3
Uit het proces verbaal van de zitting van 24 oktober 2023 volgt dat [gemachtigde] een volmacht heeft overgelegd op grond waarvan zij het woord namens verzoekster kon voeren. Dat betekent dat het er (juridisch) voor moet worden gehouden, dat verzoekster (bij volmacht) op de zitting is verschenen. Een wrakingsverzoek moet worden ingediend zodra de omstandigheden die daaraan ten grondslag liggen aan degene die wraakt bekend zijn geworden. De omstandigheden waar het wrakingsverzoek op is gebaseerd, zijn direct terug te voeren op de gang van zaken ter zitting. Nu verzoekster geacht moet worden daar te zijn verschenen, zijn die omstandigheden haar (althans haar gevolmachtigde) dus ook toen bekend geworden. Dat betekent dat een wrakingsverzoek al op dat moment, of heel kort daarna, had moeten worden gedaan. Voor het tijdsverloop van een maand tussen de zitting en het indienen van het wrakingsverzoek is geen gegronde reden. De (mentale) gezondheidstoestand van verzoekster maakt dat niet anders. Zij heeft immers haar dochter gemachtigd om namens haar het woord te doen in die procedure, daarmee was zij ook bevoegd tot het indienen van een wrakingsverzoek. Het verzoek is gelet op het voorgaande te laat ingediend. Verzoekster zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard.
3.4
Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat de wrakingskamer geen oordeel toekomt over de juistheid van het voorlopige oordeel van de kantonrechter zoals hij dat ter zitting gegeven heeft. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
3.5
Verder betreffen de meeste klachten van verzoekster in wezen de manier waarop haar gemachtigde door de kantonrechter is bejegend. Voor dergelijke klachten is de wrakingsprocedure niet bedoeld. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in deze bejegening (de schijn van) partijdigheid van de rechter besloten ligt, zijn gesteld noch gebleken. De wrakingskamer overweegt verder dat het een rechter vrij staat partijen, naar eigen inzicht en op kritische wijze, vragen te stellen en daarbij de afweging te maken welke vragen voor de beoordeling van het geschil relevant zijn. Uit de in deze zaak gestelde vragen valt naar het oordeel van de wrakingskamer geen (schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid af te leiden.
3.6
Tot slot gaat de wrakingskamer bij de beoordeling van het verzoek in beginsel uit van de juistheid van het proces-verbaal van de zitting. Dat heeft immers te gelden als de kenbron van dat wat op de zitting is voorgevallen. Verzoekster heeft op de wrakingszitting aangevoerd dat het proces-verbaal niet volledig is en onjuistheden bevat. Hieruit volgt volgens haar dat de kantonrechter vooringenomen is. De wrakingskamer volgt verzoekster hierin niet. Een proces-verbaal is namelijk een zakelijke en verkorte – en dus niet een letterlijke – weergave van dat wat op de zitting is besproken. Onvolledigheid van het proces-verbaal is dan ook geen geldige grond voor wraking. Als er al sprake van zou zijn dat het proces-verbaal onjuistheden bevat, dan rechtvaardigen de door verzoekster aangehaalde voorbeelden nog niet de conclusie dat de rechter vooringenomen is of de schijn van vooringenomenheid heeft gewekt.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoekster p/a haar gemachtigde [gemachtigde] ;
• de wederpartij in de hoofdzaak;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M. Kramer, E.A.W. Schippers en R.G.C. Veneman, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Badermann en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.