ECLI:NL:RBDHA:2023:21133

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
C/09/657438/KG RK 23-1480
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak

Op 29 december 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag het wrakingsverzoek van verzoeker afgewezen. Verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.J. de Vries, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank om twee getuigen niet te horen in een lopende strafzaak. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechtbank de schijn van vooringenomenheid wekte door de onderzoekswensen van verzoeker te negeren. De rechters hebben echter aangegeven dat het horen van de getuigen geen relevante bijdrage zou leveren aan de zaak, aangezien de verkeerswethouder niet kon verklaren over de specifieke gebeurtenissen tussen de verdachte en de fietser op 10 maart 2023.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid, en dat een procesbeslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn. De rechtbank benadrukte dat verzoeker concrete omstandigheden moet aanvoeren die wijzen op partijdigheid, wat in dit geval niet is gebeurd. De beslissing om het wrakingsverzoek ongegrond te verklaren, houdt in dat de strafzaak in de hoofdzaak voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
wrakingnummer 2023/113
zaak- /rekestnummer: C/09/657438 / KG RK 23-1480
Beslissing van 29 december 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
advocaat mr. K.J. de Vries te Oegstgeest,
strekkende tot de wraking van
mrs. V.J. de Haan, F.X. Cozijn en A.M. de Wit,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het proces-verbaal van 21 november 2023 waarin het mondelinge wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zijn vermeld;
- de schriftelijke reactie van de rechters van 5 december 2023.
1.2.
Op 18 december 2023 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de raadsman van verzoeker mr. K.J. de Vries, advocaat te Oegstgeest;
- de officier van justitie in de hoofdzaak mr. J. Roosma, als toehoorder.
De rechters hebben laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de zaak met parketnummer 09/116415 tegen verzoeker als verdachte. Deze strafzaak is op 21 november 2023 ter zitting behandeld door een meervoudige kamer, bestaande uit de rechters.
2.2.
Verzoeker heeft blijkens het proces-verbaal van het mondelinge verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Namens verzoeker zijn onderzoekswensen geuit, namelijk het horen van twee getuigen. De rechtbank heeft deze onderzoekswensen eerder al eens afgewezen en doet dat nu weer. Verzoeker vindt dat de daarvoor gegeven redenering nog steeds niet juist is. Het gaat volgens verzoeker niet alleen over de verdenking maar ook over een eventueel door de rechtbank op te leggen straf, mocht het tot een veroordeling komen. Het pleidooi biedt onvoldoende mogelijkheden om de omstandigheden van het verkeerskruispunt naar voren te brengen. Omdat de onderzoekswensen tot twee maal toe zijn afgewezen, wekt de rechtbank de schijn van vooringenomenheid.
2.3.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek gereageerd. Volgens hen kan de verkeerswethouder niets verklaren over wat er nu precies tussen de verdachte (in zijn vrachtwagen) en de fietser is gebeurd op 10 maart 2023. Daardoor levert het horen van de verkeerswethouder naar het oordeel van de rechters geen bijdrage op aan de te beantwoorden vragen over de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering. Hetzelfde geldt ten aanzien van het verzoek voor het benoemen van een verkeersdeskundige. Daarbij zij vermeld dat de rechters zich op basis van de vele, door de raadsman overgelegde stukken, voldoende ingelicht achten wat betreft de verkeerssituatie ter plaatse.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Hieruit volgt dat het wrakingsverzoek, voor zover het is gebaseerd op de (tussen)beslissing, niet toewijsbaar is.
3.3
Uit het wrakingsverzoek volgt dat verzoeker het niet eens is met de beslissing van de rechtbank om de twee aangedragen getuigen niet te (laten) horen. Dat kan niet anders worden opgevat dan als gericht tegen een door de rechtbank genomen procesbeslissing. Zoals uit het voorgaande volgt, kan een dergelijke beslissing geen grond vormen voor wraking, zodat het verzoek in zoverre ongegrond is.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
bepaalt dat de strafzaak in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn advocaat mr. K.J. de Vries;
• de officier van justitie mr. J. Roosma;
• de rechters.
Deze beslissing is gegeven door mrs. M. Kramer, E.A.W. Schippers en R.G.C. Veneman, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Badermann en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.