ECLI:NL:RBDHA:2023:21117

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 november 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
NL23.35619
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting van Algerijnse vreemdeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 november 2023 uitspraak gedaan in een procedure over de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou, had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 29 juli 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 20 november 2023, waarbij de eiser zich liet vertegenwoordigen door mr. S.A.M. Fikken als waarnemer voor zijn gemachtigde.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek in een eerdere zaak. De eiser voerde aan dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko bestond, omdat de Marokkaanse autoriteiten de nationaliteit van eiser niet konden bevestigen. Dit zou betekenen dat er geen laissez-passer afgegeven zou worden. De verweerder, de Staatssecretaris, stelde echter dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, omdat er een nieuwe consulaire vertegenwoordiger voor de Algerijnse autoriteiten was aangetreden en dat er recentelijk een laissez-passer was afgegeven voor een andere Algerijnse vreemdeling.

De rechtbank concludeert dat er voldoende aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat er zicht op uitzetting naar Algerije bestaat, gezien de omstandigheden waaronder de laissez-passer is afgegeven. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig is en verklaart het beroep ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 22 november 2023 en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35619

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.K.E. van den Heuvel),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Procesverloop

Verweerder heeft op 29 juli 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 november 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.A.M. Fikken, als waarnemer voor zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 17 oktober 2023 (in de zaak NL23.32466) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.
3. Eiser voert aan dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko bestaat sinds 24 oktober 2023 omdat de Marokkaanse autoriteiten hebben aangegeven dat zij de Marokkaanse nationaliteit van eiser niet kunnen bevestigen. Daaruit volgt volgens eiser dat er door de Marokkaanse autoriteiten geen laissez-passer (lp) zal worden afgegeven. Dit betekent volgens eiser ook dat het verdere voortduren van de aan hem op 29 juli 2023 opgelegde maatregel van bewaring onrechtmatig is omdat het bestaan van zicht op uitzetting naar Algerije nog steeds niet kan worden aangenomen. Eiser verwijst hiervoor naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 4 mei 2022 [1] waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije ontbreekt.
4. Verweerder heeft in zijn verweerschrift aangevoerd dat ten opzichte van voornoemde uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2022 sprake is van een wijziging van omstandigheden, voor zover Algerijnse vreemdelingen beschikken over (een kopie van) identiteitsdocumenten. Eind september 2023 is een nieuwe consulaire vertegenwoordiger voor de Algerijnse autoriteiten aangetreden en is het presentatieproces voor Algerijnse vreemdelingen hervat. De Algerijnse autoriteiten hebben volgens verweerder op 4 oktober 2023 daadwerkelijk ten behoeve van gedwongen vertrek een lp afgegeven aan een Algerijnse vreemdeling waarbij de DT&V beschikte over een kopie van een paspoort en een identiteitskaart. Nu DT&V voor eiser kan beschikken over een kopie geboorteakte bestaat er volgens verweerder geen reden om aan te nemen dat de Algerijnse autoriteiten ten behoeve van de uitzetting van eiser, na presentatie, geen lp zal afgeven. Ter zitting heeft verweerder gemeld dat eiser op 7 december 2023 zal worden gepresenteerd aan de Algerijnse autoriteiten.
5. In hetgeen verweerder in zijn verweerschrift en ter zitting heeft toegelicht ziet de rechtbank voldoende aanknopingspunten dat in het geval van eiser wel zicht op uitzetting naar Algerije moet worden aangenomen. Daartoe acht de rechtbank doorslaggevend dat de omstandigheden waaronder op 4 oktober 2023 een lp is afgegeven voor gedwongen vertrek vanuit vreemdelingenbewaring ook op eiser van toepassing zijn. Eiser is immers in het bezit van een kopie van zijn geboorteakte en zal op 7 december 2023 gepresenteerd worden aan Algerijnse autoriteiten.
6. Gezien het voorgaande ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is [2] ziet de rechtbank evenmin grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van 't Klooster, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C.M. van Dommele, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 22 november 2023
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

2.Hetgeen blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.