ECLI:NL:RBDHA:2023:21108

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
8 januari 2024
Zaaknummer
NL23.37790
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling in het kader van asielprocedure en de rechtsgeldigheid van de tolkvoorziening

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 18 december 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die de Marokkaanse nationaliteit claimt. Eiser is op 27 november 2023 in vreemdelingenbewaring gesteld op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij aanvoert dat de staatssecretaris in strijd heeft gehandeld met de Vreemdelingencirculaire 2000 door gebruik te maken van een niet-beëdigde tolk tijdens het gehoor voorafgaand aan de bewaring. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom een niet-beëdigde tolk is ingeschakeld, gezien de spoedeisendheid van de situatie en het feit dat er geen beëdigde tolk beschikbaar was. Eiser heeft tijdens het gehoor bevestigd dat hij de tolk goed kon verstaan.

Daarnaast heeft eiser betoogd dat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan de informatieplicht zoals vastgelegd in artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000, omdat hij niet schriftelijk in een begrijpelijke taal op de hoogte is gesteld van de redenen van zijn bewaring. De rechtbank oordeelt dat er inderdaad een gebrek is in de informatievoorziening, maar dat dit niet automatisch leidt tot onrechtmatigheid van de bewaring. De rechtbank verwijst naar eerdere jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en concludeert dat de staatssecretaris voldoende gronden heeft aangevoerd voor de bewaring, ondanks de geconstateerde tekortkomingen.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het beroep van eiser ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank benadrukt dat eiser in staat is gesteld om rechtsmiddelen effectief in te stellen en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 18 december 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.37790
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. E. Schoneveld), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen-Theodoulou).

Inleiding

Op 27 november 2023 heeft verweerder (de staatssecretaris) eiser in vreemdelingenbewaring (bewaring) gesteld, op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser is het hier niet mee eens en heeft beroep ingesteld. Dit beroep wordt ook aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 11 december 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Op 13 december 2023 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om de gemachtigde van eiser de gelegenheid te geven het medische dossier van eiser te uploaden in het digitale systeem. De gemachtigde van de staatssecretaris heeft daar dezelfde dag nog op gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek opnieuw gesloten.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of de bewaring van eiser rechtmatig is.
Overwegingen
1. Eiser stelt dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en dat hij is geboren op [2000] .
Het gehoor voorafgaand aan de bewaring
2. Eiser voert aan dat de staatssecretaris heeft gehandeld in strijd met paragraaf A2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). Tijdens het gehoor voorafgaand aan de bewaring is gebruik gemaakt van een niet-beëdigde tolk. Deze tolk heeft geen VOG
getoond. Volgens eiser volstaat de mogelijkheid om de VOG achteraf op te vragen niet. Verder stelt eiser dat hij en de tolk elkaar niet goed konden verstaan. Volgens eiser is niet aan hem gevraagd of hij de tolk had begrepen.
3. De rechtbank overweegt als volgt. Op pagina 2 en 3 van de maatregel van bewaring is toegelicht waarom gebruik is gemaakt van een niet-beëdigde tolk. Er is gebeld met het tolk- en vertaalcentrum Global Talk, maar de medewerker gaf aan dat er niet op tijd een beëdigde tolk beschikbaar was. Er is vervolgens voor gekozen te maken van een niet- beëdigde tolk, omdat het niet in het belang was van eiser om voor onbepaalde tijd te wachten met het gehoor tot er een beëdigde tolk beschikbaar was. Daarbij komt dat een gehoor langer kan duren dan verwacht en dat het ook tijd kost om de bewaringsmaatregel binnen de ophoudingstijd van 6 uren uit te werken. Tijdens de communicatie is niet gebleken dat eiser de tolk niet heeft bestaan of begrepen. Daarbij wordt de naam en het referentienummer van de tolk genoemd.
In de maatregel van bewaring is vervolgens ingegaan op het overleggen van een recente VOG. Daarover is opgemerkt dat alle niet-beëdigde telefonische tolken die werkzaam zijn voor Global Talk in het bezit zijn van een VOG. Om de eerdergenoemde spoedeisende redenen was het vooraf overleggen van deze verklaring niet mogelijk. Onder het bovengenoemde referentienummer is de verklaring achteraf op te vragen bij Global Talk. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris hiermee heeft voldaan aan wat is bepaald in paragraaf A2/5 van de Vc.
4. De rechtbank volgt eiser verder niet in zijn betoog dat hij en de tolk elkaar niet goed konden verstaan, en dat hierover aan hem geen vragen zijn gesteld. Uit pagina 2, 3 en 9 van het proces-verbaal van het gehoor blijkt dat meerdere keren aan eiser is gevraagd of hij de tolk goed kon verstaan en hem begreep. Eiser heeft toen geantwoord dat hij de tolk goed kon verstaan en begrijpen, en heeft dit ook na afloop van het gehoor bevestigd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de juistheid hiervan te twijfelen, omdat het proces
-verbaal op ambtseed is opgemaakt en uit het verslag van het gehoor blijkt dat eiser normaal antwoord gaf op de vragen. De beroepsgrond slaagt niet.
De uitreiking van de maatregel van bewaring
5. Eiser voert aan dat de staatssecretaris heeft gehandeld in strijd met artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Bij de uitreiking van de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris hem namelijk niet schriftelijk, in een taal die hij verstaat, op de hoogte gebracht van de redenen van bewaring.
6. De rechtbank oordeelt dat de uitreiking van de maatregel van bewaring niet heeft plaatsgevonden met inachtneming van de informatieplicht van artikel 5.3, eerste lid, van het Vb. Uit niets blijkt immers dat eiser bij de uitreiking van de maatregel schriftelijk, in een taal die hij verstaat, op de hoogte is gebracht van de redenen van de maatregel. In de maatregel van bewaring staat dat aan eiser de informatiebrief ‘Waarom u in bewaring bent gesteld’ is uitgereikt in de Arabische taal, maar deze is niet toegevoegd aan het dossier. Hierdoor kan de rechtbank niet vaststellen of in het geval van eiser is voldaan aan de informatieplicht. Er is daarom sprake van een gebrek. Dit leidt niet zonder meer tot het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Wel moet er een belangenafweging plaatsvinden. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 november 2023¹, waaruit dit volgt. De
rechtbank overweegt dat het gaat om een relatief gering gebrek, omdat tijdens het gehoor voorafgaand aan de bewaring - met behulp van een tolk in de Marokkaans Arabische taal - met eiser is gesproken over de redenen waarom hij mogelijk in bewaring zal worden gesteld. De rechtbank leidt hieruit af dat eiser bij de uitreiking al op de hoogte was van de redenen van bewaring. Verder is aan eiser wel kosteloze rechtsbijstand toegekend en heeft zijn advocaat namens hem ook kort na het opleggen van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser wel in staat is gesteld om rechtsmiddelen effectief in te stellen tegen de bewaring en dat niet is gebleken dat hij in zijn belangen is geschaad. Hoewel sprake is van een gebrek, heeft eiser geen recht op vergoeding van de proceskosten. De rechtbank verwijst daarvoor naar rechtsoverweging 10 van de uitspraak van de Afdeling van 15 november 2023. De beroepsgrond slaagt niet.
De grondslag van de maatregel van bewaring
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij op de grondslag van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw in bewaring is gesteld. De staatssecretaris heeft namelijk volstaan met een standaardmotivering.
8. De beroepsgrond slaagt niet. Dat de staatssecretaris een standaardmotivering zou hebben gebruikt, maakt niet dat de grondslag onjuist is of onvoldoende gemotiveerd. Op pagina 6 van de maatregel van bewaring is bij de grondslag van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw een toelichting gegeven. In het besluit is het risico op onttrekking aan het toezicht gemotiveerd aan de hand van de lichte en zware gronden in artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vb. Daarmee is ook gegeven dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, omdat anders die gegevens niet kunnen worden verkregen. De rechtbank is van oordeel dat deze toelichting volstaat.
De gronden van de maatregel van bewaring
9. In de maatregel van bewaring heeft de staatssecretaris overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Er is namelijk een risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser ontwijkt of belemmert de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure. De staatssecretaris moet dit motiveren aan de hand van de gronden in artikel 5.1b, derde en vierde lid, van het Vb. De staatssecretaris heeft als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat; en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet
tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid; 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4f. arbeid heeft verricht in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen.
De staatssecretaris heeft ter zitting de lichte grond onder 4f laten vallen.
10. Eiser betwist de gronden onder 3e, 4c en 4d. De rechtbank stelt vast dat eiser de zware gronden onder 3a, 3b en 3c niet heeft betwist. De rechtbank is van oordeel dat deze gronden feitelijk juist en voldoende gemotiveerd zijn. Verder heeft eiser over de zware grond onder 3e alleen opgemerkt dat deze aan het begin van de maatregel niet is aangekruist. Deze grond is echter verderop in de maatregel wel gemotiveerd. Eiser heeft bij zijn asielaanvraag opgegeven dat hij is geboren op [1999] , maar verklaart in het gehoor voorafgaand aan de bewaring dat dit eigenlijk [2000] moet zijn. Hieruit blijkt dat eiser ten behoeve van zijn asielaanvraag in Nederland onjuiste en/of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt. Deze grond is daarom ook terecht aan eiser tegengeworpen.
11. De zware gronden onder 3a, 3b, 3b en 3c zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Hieruit volgt ook het risico dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. De geschilpunten over de overige gronden behoeven daarom geen bespreking. De beroepsgrond slaagt niet.
Het lichter middel
12. Eiser voert aan dat de staatssecretaris had moeten volstaan met een lichter middel dan bewaring, vanwege zijn psychische/medische omstandigheden. In de maatregel van bewaring is hierover alleen een standaardmotivering opgenomen. Eiser heeft na de zitting ook zijn medische dossier overgelegd om te onderbouwen dat hij ernstige psychische klachten heeft. Uit het dossier blijkt dat de medische dienst met hem heeft gesproken via Google Translate. Hij heeft nog niet met een psycholoog gesproken. Volgens eiser schiet de behandeling in het detentiecentrum tekort, terwijl zijn klachten vanwege de detentie verslechteren.
13. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de gronden van de maatregel van bewaring volgt dat er een risico is dat eiser zich aan het toezicht op vreemdelingen zal onttrekken. Verder is in de maatregel van bewaring voldoende gemotiveerd waarom in de medische/psychische situatie van eiser geen aanleiding is gezien een lichter middel op te leggen. De medische zorgverlening binnen het detentiecentrum is gelijkwaardig aan die aan de vrije maatschappij. Ook is er gespecialiseerde zorg aanwezig voor mensen met psychische klachten, en kunnen zij eventueel overgeplaatst worden. Dat dit een standaardmotivering is, maakt niet dat dit onjuist of onvoldoende is. Verder blijkt uit het medische dossier dat eiser heeft overgelegd niet dat hij detentieongeschikt is. De rechtbank ziet in het dossier ook geen aanleiding om te veronderstellen dat eiser geen passende zorg krijgt. Dat met eiser gecommuniceerd is met Google Translate is daarvoor onvoldoende. Als eiser vindt dat hij detentieongeschikt is of dat zijn gezondheidssituatie verslechtert doordat hij in bewaring zit, moet hij dat aannemelijk maken met concrete medische informatie. Verder blijkt uit het dossier dat eiser bezocht zou worden door een psycholoog, maar dat dit nog niet is gebeurd. Verder heeft de staatssecretaris terecht opgemerkt dat het aan eiser is om te klagen bij de medische dienst bij het detentiecentrum als hij niet tevreden is over de behandeling. De beroepsgrond slaagt niet.
Ambtshalve toetsing
14. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
15. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
18 december 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.