ECLI:NL:RBDHA:2023:2108

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 januari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
NL22.13009
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat haar aanvraag voor een verblijfsvergunning voor het verblijfsdoel 'Verblijf als familie- of gezinslid bij [A]' op 13 juni 2022 was afgewezen. In het primaire besluit werd ook bepaald dat verzoekster zich onmiddellijk naar Griekenland diende te begeven.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten. Op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De voorzieningenrechter oordeelt dat de werking van het besluit van 13 juni 2022 niet geschorst wordt, ook niet als er bezwaar is gemaakt. Verzoekster heeft een voldoende spoedeisend belang, en verweerder heeft zich niet verzet tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft besloten dat verzoekster niet uit Nederland verwijderd mag worden totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar. Tevens is bepaald dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden en dat verweerder ook de proceskosten van verzoekster, tot een bedrag van € 759,00, moet betalen. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, in aanwezigheid van griffier mr. R.P. Stehouwer, en is openbaar gemaakt op 2 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.13009
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster] , verzoekster V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.J.W. Melchers),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M.G. Meyboom-de Jong).

Procesverloop

In het besluit van 13 juni 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoekster voor een verblijfsvergunning voor het verblijfsdoel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [A] ’ afgewezen en bepaald dat zij zich onmiddellijk naar het grondgebied van Griekenland dient te begeven.
Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting verder achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. De voorzieningenrechter overweegt dat de werking van het besluit van 13 juni 2022 op grond van artikel 6:16 van de Awb in samenhang met artikel 73, tweede lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) niet geschorst wordt, ook niet als tegen dat besluit bezwaar is gemaakt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster daarmee een voldoende spoedeisend belang.
3. Verweerder heeft op 9 december 2022 medegedeeld zich niet te verzetten tegen toewijzing van de voorlopige voorziening.
4. Nu gezien het voorgaande tussen partijen niet langer in geschil is dat van uitzetting van verzoekster behoort te worden afgezien in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure, bestaat aanleiding om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen en uitzetting te verbieden tot op het bezwaar is beslist
5. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6. Omdat het verzoek wordt toegewezen, krijgt verzoekster een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift). Die punten hebben een waarde van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 759,00. Omdat aan verzoekster een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de gemachtigde.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt verweerder verzoekster uit Nederland te verwijderen tot op het bezwaar is beslist;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184 aan verzoekster te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 759,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.P. Stehouwer, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
02 januari 2023

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.