ECLI:NL:RBDHA:2023:21078
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om vergoeding van proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. Grigorjan, had in beroep gegaan omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag. Na een kennisgeving van verweerder op 22 maart 2023, waarin de aanvraag werd ingewilligd, trok verzoeker zijn beroep in en vroeg de rechtbank om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, gezien de aard van de zaak.
De rechtbank overweegt dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van € 418,50 voor de gemaakte proceskosten, omdat verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de waarde per punt en een wegingsfactor, waarbij rekening is gehouden met de aard van de zaak.
Daarnaast is verweerder verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. De rechtbank heeft de beslissing openbaar gemaakt en verzoeker geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.