ECLI:NL:RBDHA:2023:21076
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van proceskosten door verzoekster, vertegenwoordigd door mr. W.C. Boelens. Verzoekster had in beroep gegaan tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig had beslist op haar aanvraag. Na een kennisgeving van de verweerder op 8 juni 2023, waarin werd aangegeven dat de aanvraag zou worden ingewilligd, trok verzoekster haar beroep in en verzocht de rechtbank om vergoeding van de gemaakte proceskosten.
De rechtbank heeft besloten dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. De rechtbank overweegt dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Aangezien de verweerder pas na het indienen van het beroep een beslissing heeft genomen, heeft de rechtbank geoordeeld dat verzoekster recht heeft op vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verweerder verplicht is om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184,- aan haar te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.