ECLI:NL:RBDHA:2023:21020

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
C/09/646283 / JE RK 23-786
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting van omgangsregeling in het belang van de kinderen vanwege veiligheidsrisico's en gebrek aan emotieregulatie van de vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 december 2023 uitspraak gedaan over de omgangsregeling tussen een vader en zijn twee minderjarige kinderen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omgang met de vader moet worden opgeschort vanwege aanhoudende veiligheidsrisico's voor de kinderen. Eerder, op 15 juni 2023, was het contact tussen de vader en de kinderen voorlopig stopgezet, omdat er ernstige zorgen bestonden over het gedrag van de vader, die zich dreigend had geuit naar de moeder en jeugdbeschermers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader nog niet heeft gewerkt aan zijn emotieregulatie, wat een vereiste is voor het hervatten van de omgang. De rechtbank heeft de veiligheid van de kinderen als hoogste prioriteit gesteld en geconcludeerd dat de omgang met de vader een ernstig nadeel oplevert voor hun geestelijke en lichamelijke ontwikkeling. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de kinderen momenteel op een geheime locatie verblijven, wat de noodzaak van de opschorting van de omgang verder onderstreept. De rechtbank heeft de vader aangespoord om samen te werken met de gecertificeerde instelling en zich open te stellen voor hulpverlening, met het doel om in de toekomst contactherstel mogelijk te maken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/646283 / JE RK 23-786
Datum uitspraak: 15 december 2023

Beschikking van de meervoudige kamer

Wijziging omgangsregeling (ex artikel 1:265g lid 2 BW)

in de zaak naar aanleiding van het op 21 april 2023 ingekomen verzoekschrift van:

Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
advocaat: mr. J. Brouwer, gevestigd te Den Haag,
betreffende:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2016 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] ,

[moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H.E.M. Davidson, gevestigd te Rijswijk.

Het procesverloop

Bij beschikking van 15 juni 2023 van de meervoudige kamer van de rechtbank is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd van 27 juli 2023 tot 27 juli 2024 en is het contact tussen de vader en de kinderen voorlopig stopgezet. Het verzoek tot wijziging van de zorgregeling is voor het overige aangehouden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder thans ook:
- voornoemde beschikking van 15 juni 2023;
- de brief met aanvullende producties van de moeder van 22 november 2023;
- de schriftelijke update (bestemd voor alle partijen) van het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming (LET), binnengekomen bij de rechtbank op 28 november 2023.
Het LET heeft op 28 november 2023 een verzoek ingediend tot het achterhouden van een stuk voor de vader, op welk verzoek ter zitting zou worden beslist. Het LET heeft ter zitting mondeling de update verstrekt en het verzoek tot achterhouding ter zitting ingetrokken. De rechtbank heeft geen kennisgenomen van het stuk en het stuk zal dan ook niet toegevoegd worden aan het procesdossier.
De rechtbank heeft besloten de vader en de moeder gescheiden te horen. De belanghebbenden zijn in de oproepbrieven geïnformeerd over het feit dat de behandeling gescheiden plaats zou vinden. Het gecertificeerde instelling, de advocaat van de gecertificeerde instelling en de advocaat van de moeder zijn opgeroepen voor beide tijdstippen waarop de mondelinge behandeling plaats zou vinden.
Op 1 december 2023 heeft de meervoudige kamer van de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij zijn voor het eerste deel van de behandeling verschenen:
- [naam 1] en [naam 2] namens het LET;
- de advocaat van de gecertificeerde instelling;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat.
Voor het tweede deel van de behandeling zijn verschenen:
- [naam 1] en [naam 2] namens het LET;
- de advocaat van de gecertificeerde instelling;
- de advocaat van de moeder;
- de vader.

Feiten

- De rechtbank heeft bij beschikking van 14 augustus 2023 bepaald dat het gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voortaan alleen aan de moeder toekomt.
- Voor de overige feiten verwijst de rechtbank naar de beschikking van 15 juni 2023.

Het verzoek

De gecertificeerde instelling handhaaft het verzoek, inhoudende dat wordt verzocht om de bij beschikking van 25 januari 2023 vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen en te bepalen dat de zorgregeling in het belang van de kinderen wordt gestaakt voor een onbepaalde periode.
De gecertificeerde instelling legt aan dit verzoek het volgende ten grondslag. Het LET is sinds april 2023 betrokken, omdat er sprake was van bedreigingen en intimidatie door de vader aan het adres van de destijds betrokken jeugdbeschermers. In eerste instantie heeft de vader het contact met het LET afgehouden. De vader had aangegeven niet in gesprek te willen met de jeugdbeschermers en niet geïnformeerd te willen worden over de kinderen. Indien de vader toch benaderd zou worden, zou hij aangifte doen van stalking. Contact was echter noodzakelijk omdat de vader op dat moment nog belast was met het gezag over de kinderen en hij geïnformeerd diende te worden. Inmiddels heeft de rechtbank bij beschikking van 14 augustus 2023 bepaald dat aan de moeder het eenhoofdig gezag toekomt. De vader heeft nadien contact gezocht met het LET. Er hebben twee gesprekken plaatsgevonden met de vader. De vader reageert daarbij nog altijd dreigend en agressief. Het lukt niet om met de vader in gesprek te gaan over de zorgen. De vader wil geen inzicht geven in zijn persoonlijkheid en wil geen behandeling volgen voor zijn emotieregulatie. Het LET stelt dat wel als voorwaarde om te starten met contactherstel. Aangezien er nog geen verbetering zichtbaar is in het gedrag van de vader en er nog altijd grote veiligheidsrisico’s zijn, meent de gecertificeerde instelling dat de omgang tussen de vader en de kinderen opgeschort moet blijven. De kinderen verblijven op een voor de vader geheime locatie en naar omstandigheden gaat het goed met hen. Het is noodzakelijk dat de verblijfplaats van de moeder en de kinderen geheim blijft voor de vader. Het risico is te groot dat de verblijfplaats uitlekt als de omgang wordt hervat. Daarnaast moet er eerst zicht komen op de interactie tussen de vader en de kinderen. Het lijkt erop dat de vader de kinderen fors heeft belast. Het is nu aan de vader om de eerste stap te zetten en te starten met behandeling. Het LET stuurt de vader wel maandelijks een update over de kinderen.

De standpunten van de belanghebbenden

Door en namens de moeder is ingestemd met het verzochte. Daartoe heeft de moeder naar voren gebracht dat er geen verbetering is opgetreden in de veiligheidssituatie van de moeder en de kinderen. De moeder en de kinderen verblijven op een voor de vader geheime locatie. De kinderen hebben wat rust gevonden nu zij op een andere plek verblijven. Het gaat goed met de kinderen op school en zij hebben nieuwe vriendschappen opgebouwd. Hoewel de vader niet op de hoogte is van de huidige verblijfplaats van de moeder en de kinderen, blijft de moeder de angst houden dat de vader hier achter komt met alle gevolgen van dien. De vader lijkt zijn handen overal vanaf getrokken te hebben. In een e-mail van 20 juni 2023 aan de advocaat van de moeder geeft de vader aan dat het gezag geheel overgedragen mag worden aan de moeder en haar partner. De vader wenst verder dat de moeder hem niet contacteert en hij laat de opvoeding van de kinderen aan haar over. Bij beschikking van 14 augustus 2023 heeft de rechtbank bepaald dat het gezag over de kinderen alleen aan de moeder toekomt. De moeder betreurt het dat de kinderen geen omgang met de vader hebben, maar hij heeft niet voldaan aan de voorwaarden om de omgang op een veilige manier te laten verlopen. De moeder staat daarom achter het verzoek van de gecertificeerde instelling.
De vader heeft zich niet uitdrukkelijk uitgelaten over het verzoek. De vader heeft naar voren gebracht dat hij al jaren een strijd voert over de kinderen. Volgens de vader is de ellende begonnen na een zwemfeestje van [minderjarige 1] . De moeder probeert de kinderen al jarenlang weg te houden van de vader en slaagt daar ook in. Er wordt echter niet naar hem geluisterd. De vader heeft geen vertrouwen in de gecertificeerde instelling en ook niet in het rechtssysteem. De vader heeft het dan ook losgelaten en hoopt dat de kinderen op latere leeftijd zelf contact met hem opnemen. De vader vindt het kwalijk dat de gecertificeerde instelling stellingen inneemt zonder die te onderbouwen. Zo is de vader niet op zoek naar de verblijfplaats van de kinderen en is er ook geen sprake van suïcidale gedachten bij hem. Ook klopt het niet dat de vader agressief en dreigend is. De vader erkent wel dat hij in het verleden uitspraken heeft gedaan waar hij nu spijt van heeft. De vader heeft echter geen problemen met zijn emotieregulatie. De vader geeft aan dat het naar omstandigheden goed met hem gaat. Hij is stabiel, werkt en heeft een steunend netwerk. Dat neemt niet weg dat hij de kinderen ontzettend mist en hij graag weer contact met ze wil.

Beoordeling

Op het moment van indiening van het verzoek was de vader belast met het ouderlijk gezag over de kinderen. De rechtbank stelt vast dat het gezag van de vader over de kinderen bij beschikking van 14 augustus 2023 is beëindigd. Daarmee is er niet langer sprake van een zorgregeling, maar van een omgangsregeling. De rechtbank zal in het vervolg dan ook spreken van een omgangsregeling.
De rechtbank kan op verzoek van de gecertificeerde instelling de tijdens de ondertoezichtstelling door de rechter vastgestelde zorg- of omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan (art. 1:265g lid 2 BW). De rechtbank is van oordeel dat er in deze zaak sprake is van gewijzigde omstandigheden die maken dat het opschorten van de omgang van de vader met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Bij beschikking van 15 juni 2023 heeft de rechtbank bepaald dat het contact van de kinderen met de vader voorlopig werd stopgezet. Daartoe overwoog de rechtbank dat er een situatie was ontstaan waarin het niet mogelijk was om de omgang tussen de vader en de kinderen op een veilige manier vorm te geven. De vader had zich in toenemende mate dreigend geuit naar de moeder, de jeugdbeschermers en andere betrokken professionals, waardoor er vergaande veiligheidsmaatregelen waren getroffen. Aangezien de rechtbank nog mogelijkheden zag voor een verbetering van de situatie, is het contact voor de duur van zes maanden stopgezet met aanhouding van het verzoek voor het overige. De rechtbank constateert dat er de afgelopen maanden geen verbeteringen in de situatie zijn aangebracht. De moeder en de kinderen verblijven nog altijd op een voor de vader geheime locatie. Hoewel de rechtbank het positief vindt dat er iets meer rust is gekomen voor de kinderen, is het allesbehalve wenselijk voor de kinderen om ondergedoken te zitten en weggerukt te zijn van hun oude leven. Het is nog altijd niet gelukt om een constructieve samenwerkingsrelatie op te bouwen tussen de gecertificeerde instelling en de vader. De vader heeft geen vertrouwen in de gecertificeerde instelling en stelt zich onvoldoende open voor het contact met de gecertificeerde instelling. Daarnaast toont de vader weinig inzicht in zijn eigen aandeel in de problemen en is hij niet bereid om aan zijn emotieregulatie te werken. De rechtbank heeft al eerder geoordeeld dat behandeling van zijn emotieregulatie een vereiste is om de omgang met de kinderen te hervatten. Aangezien de vader nog niet heeft gewerkt aan zijn emotieregulatie en er dus nog steeds gegronde zorgen bestaan over zijn dreigende gedrag, is er volgens de rechtbank nog altijd sprake van een situatie waarbij de veiligheid van de kinderen en alle andere betrokken onvoldoende gewaarborgd is bij het opstarten van (begeleide) omgang. De rechtbank oordeelt dat daarmee voldaan is aan de in de wet genoemde limitatieve gronden om de omgang tussen een ouder en een kind te ontzeggen (art. 1:377a lid 3 BW), te weten dat de omgang een ernstig nadeel oplevert voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de kinderen en dat de omgang in strijd is met zwaarwegende belangen van de kinderen. Het hebben van omgang met de vader brengt nog altijd grote veiligheidsrisico’s met zich mee. Er zijn grote zorgen dat de verblijfplaats van de moeder en de kinderen bij de vader bekend wordt, waardoor zij weer afscheid moeten nemen van hun nieuwe school en nieuwe vriendjes en vriendinnetjes. De rechtbank ziet daarom de noodzaak om de omgangsregeling tussen de vader en de kinderen op te schorten. De rechtbank benadrukt dat het doel nog altijd moet zijn dat er wordt gewerkt aan contactherstel. Voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is en blijft het belangrijk dat zij onbelast contact kunnen hebben met beide ouders. De rechtbank geeft de vader dan ook mee dat het belangrijk blijft dat hij de samenwerking opzoekt met de gecertificeerde instelling en zich openstelt voor individuele hulpverlening.
Daarom zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt – met wijziging in zoverre van de beschikking van 25 januari 2023 van het gerechtshof Den Haag – :
dat de omgang van de minderjarigen:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats] ,
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2016 te [geboorteplaats] ,
met de vader wordt opgeschort;
en verklaart deze regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. B. Martinez-Hammer, mr. J.C. van den Dries en mr. L. Koper, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2023, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.