ECLI:NL:RBDHA:2023:2101

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
C/09/624722 / HA ZA 22-134
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van logopedisten tegen zorgverzekeraars over kostendekkende tarieven

In deze bodemzaak vorderen logopedisten dat de rechtbank verklaart dat de zorgverzekeraars tekort zijn geschoten in de nakoming van de Bestuurlijke Afspraken door de tarieven voor logopedische zorg in 2021 en 2022 niet kostendekkend te maken. De logopedisten, die werkzaam zijn in de eerstelijnszorg, hebben voor de jaren 2021 en 2022 overeenkomsten met de zorgverzekeraars gesloten, maar stellen dat de aangeboden tarieven niet in lijn zijn met de werkelijke kosten zoals vastgesteld in een kostenonderzoek. De zorgverzekeraars betwisten dat zij verplicht zijn om kostendekkende tarieven aan te bieden en stellen dat de Bestuurlijke Afspraken niet zo moeten worden uitgelegd. De rechtbank oordeelt dat de logopedisten niet voldoende hebben aangetoond dat de zorgverzekeraars de uitkomsten van het kostenonderzoek niet ter harte hebben genomen. De rechtbank wijst de vorderingen van de logopedisten af en veroordeelt hen in de proceskosten van de zorgverzekeraars.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/624722 / HA ZA 22-134
Vonnis van 1 maart 2023
in de zaak van

1.[eisende partij 1] te [plaats01] ,

2.
[eisende partij 2]te [plaats02] ,
3.
[eisende partij 3]te [plaats03] ,
4.
[eisende partij 4]te [plaats04] ,
5.
[eisende partij 5]te [plaats05] ,
6.
[eisende partij 6]te [plaats06] ,
7.
[eisende partij 7]te [plaats07] ,
eisers,
advocaat mr. M.E. Jannink te Amsterdam,
tegen

1.ZORGVERZEKERAARS NEDERLANDte Zeist,

2.
VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V.te Arnhem,
3.
IZA ZORGVERZEKERAAR N.V.te Arnhem,
4.
N.V. ZORGVERZEKERAAR UMCte Arnhem,
5.
N.V. UNIVÉ ZORGte Arnhem,
6.
MENZIS ZORGVERZEKERAAR N.V.te Wageningen,
7.
MENZIS N.V.te Wageningen,
8.
ANDERZORG N.V.te Groningen,
9.
CZ ZORGVERZEKERINGEN N.V.te Tilburg,
10.
CENTRALE ZORGVERZEKERINGEN NZV N.V.te Tilburg,
11.
OHRA ZORGVERZEKERINGEN N.V.te Tilburg,
12.
ZILVEREN KRUIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.te Leiden,
13.
INTERPOLIS ZORGVERZEKERINGEN N.V.te Leiden,
14.
FBTO ZORGVERZEKERINGEN N.V.te Leeuwarden,
15.
DE FRIESLAND ZORGVERZEKERAAR N.V.te Leeuwarden,
gedaagden,
advocaat mr. A.T.H.J. Mingels te Amsterdam.
Eiseressen worden gezamenlijk aangeduid als ‘de Logopedisten’. Gedaagde onder 1 wordt ‘Zorgverzekeraars Nederland’ genoemd, gedaagden onder 2 tot en met 15 ‘de Zorgverzekeraars’.

1.De procedure

1.1.
Het procesdossier bestaat uit de volgende stukken:
  • de dagvaardingen van 24 januari 2021 met producties 1 t/m 61;
  • de conclusie van antwoord met producties A, B en C;
  • het tussenvonnis van 29 juni 2022 waarin een mondelinge behandeling is bevolen;
  • de brief van de Zorgverzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland van 5 januari 2023 met productie D;
  • de brief van de Logopedisten van 6 januari 2023 met producties 62 t/m 65.
1.2.
De mondelinge behandeling van de zaak vond plaats op 17 januari 2023. Daarbij hebben de advocaten het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen die in het geding zijn gebracht. Partijen hebben over en weer hun standpunten verder toegelicht en vragen van de rechtbank beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen tijdens de zitting hebben verklaard. Die aantekeningen zijn toegevoegd aan het griffiedossier.
1.3.
Partijen hebben tijdens de zitting geen overeenstemming bereikt. Daarop volgt dit vonnis.

2.De feiten

2.1.
De Logopedisten zijn praktijkhoudende logopedisten die werken in de zogenoemde eerstelijnszorg. Logopedie valt onder het basispakket van de zorgverzekering.
2.2.
De Logopedisten sloten – met uitzondering van eiseressen onder 3 en 7 – voor 2021 en 2022 overeenkomsten met de Zorgverzekeraars. Op grond van die overeenkomsten worden zij per verrichte behandeling (prestatie) door de Zorgverzekeraars betaald op grond van daarvoor overeengekomen tarieven. Elk type prestatie heeft een prestatiecode en een tarief. Eiseressen onder 3 en 7 sloten in 2021 geen overeenkomst met CZ, eiseres onder 3 deed dat in loop van 2022 alsnog.
2.3.
De Zorgverzekeraars zijn onderdeel van de vier grootste concerns van zorgverzekeraars in Nederland. Hun marktaandeel bedraagt samen circa 85%.
2.4.
Zorgverzekeraars Nederland is de brancheorganisatie van de bedrijven die in Nederland zorgverzekeringen aanbieden. De hoofdactiviteit van Zorgverzekeraars Nederland is het realiseren van voorwaarden waarbinnen de leden van de brancheorganisatie het vak van zorgverzekeraar optimaal kunnen uitoefenen. De Zorgverzekeraars zijn lid van Zorgverzekeraars Nederland. Zorgverzekeraars Nederland vertegenwoordigt haar leden bij de landelijke overheid en bij landelijke en Europese organen en colleges en sluit (raam)overeenkomsten met landelijke organisaties van aanbieders van zorg.
2.5.
De Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) is de beroepsorganisatie voor logopedisten in Nederland. De Logopedisten zijn lid van de NVLF.
2.6.
De NVLF heeft op 20 juni 2019 als onderdeel van Paramedisch Platform Nederland samen met het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie, Stichting Keurmerk Fysiotherapie, de Patiëntenfederatie Nederland, Zorgverzekeraars Nederland en de minister voor (toen nog) Medische Zorg en Sport afspraken gemaakt: de Bestuurlijke Afspraken paramedische zorg 2019-2022 (hierna: de Bestuurlijke Afspraken).
2.7.
In de Bestuurlijke Afspraken staat (in hoofdstuk 1) dat partijen zich committeren aan de gewenste transformatie naar
de juiste zorg op de juiste plekmet als belangrijke inspiratiebron het rapport ‘De Juiste Zorg op de Juiste Plek’ uit 2018. Aan het realiseren van de met die transformatie beoogde effecten kan paramedische zorg een bijdrage leveren. De Bestuurlijke Afspraken bepalen de richting waarin dat zal gebeuren en de activiteiten die daarvoor zullen worden opgepakt. Dat wordt regionaal uitgewerkt. Daarnaast worden de volgende onderwerpen die bijdragen aan de juiste zorg op de juiste plek op nationaal niveau opgepakt: kwaliteit van zorg, informatie voor de patiënt, organisatiegraad en digitalisering. Die onderwerpen worden achtereenvolgens behandeld in hoofdstuk 2 tot en met 5. Daarna staat in hoofdstuk 6 het volgende.
Overig
a. Partijen onderstrepen in de noodzaak om (onnodige) regeldruk terug te brengen in de paramedische zorg. Daarom committeren partijen zich (nogmaals) aan het actieplan (Ont)regel de zorg waarin concreet wordt beschreven welke onnodige bureaucratie en regeldruk partijen aanpakken en hoe partijen dit doen.
b. Voor de doorontwikkeling van de behandelindex fysiotherapie wordt afgesproken de door Equalis opgestelde agenda ter hand te nemen.
c. Partijen spreken af dat – kijkend naar de uitkomsten van de NZA-monitor paramedische zorg – individuele zorgverzekeraars met de verschillende beroepsverenigingen serieus het gesprek aangaan, ook over de tarieven voor de contractering 2020.
d. Verder spreken partijen af dat ze een gezamenlijk kostenonderzoek uit laten voeren voor fysiotherapie, oefentherapie, logopedie, huidtherapie, ergotherapie en diëtetiek. Het kostenonderzoek richt zich op een kostprijsonderzoek in combinatie met een onderzoek naar de betaalbaarheid van de zorg en biedt inzicht voor de afzonderlijke beroepsgroepen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen kosten en betaalbaarheid van de zorg vallend onder de basisverzekering en de aanvullende verzekering. (…) De uitkomsten van het kostprijsonderzoek dienen vervolgens te worden vertaald in scenario’s voor de betaalbaarheid van de zorg, waarbij de totale beschikbare middelen voor de paramedische zorg niet op voorhand vaststaan. Daarbij worden gevolgen van eventuele tariefaanpassingen onderzocht voor de basisverzekering en de aanvullende verzekering. Naast de tariefeffecten wordt ook gekeken naar de doelmatigheid en het volume van zorg.
e. Met betrekking tot het kostprijsonderzoek zullen zorgverzekeraars de uitkomsten ter harte nemen. De beroepsgroepen op hun beurt zullen zich maximaal inspannen voor een doelmatige en efficiënt zorgverlening om zodoende de zorg betaalbaar te houden.
2.8.
Onderzoeksbureau Gupta Strategists heeft het in hoofdstuk 6 van de Bestuurlijke Afspraken bedoelde kostenonderzoek uitgevoerd. In maart 2020 verscheen het rapport ‘Kostenonderzoek paramedische zorg, kostprijzen en betaalbaarheid van fysiotherapie, oefentherapie, logopedie, huidtherapie, ergotherapie en diëtetiek’ (hierna: het kostenonderzoek).
2.9.
Het kostenonderzoek geeft inzicht in de werkelijke kostprijzen per prestatie in 2018, afgeleid uit door praktijkhoudende logopedisten ingevulde vragenlijsten, jaarcijfers en declaratiegegevens over 2018. Daarnaast is de kostprijs normatief benaderd door ‘de personeelskosten, praktijkkosten en productiviteit
bottom-upop te bouwen’.
2.10.
In de samenvatting van het kostenonderzoek staat onder meer het volgende:
Normatieve benadering van kosten en productiviteitDe huidige of werkelijke kosten hangen nauw samen met de huidige tarieven en manier van werken. Daarom bouwen we per beroepsgroep
bottom-upop wat passende personeels- en praktijkkosten zijn gegeven leeftijd en functieniveau en de eisen die aan de praktijk gesteld worden vanuit verzekeraars, overheid en beroepsvereniging. Ook gaan we in op de vraag wat een op langere termijn haalbare productiviteit is per beroepsgroep. Dit is een normatieve benadering, gebaseerd op beschikbare relevante bronnen, logica en
expert opinion. Het is ook normatief in de zin dat de benadering uit gaat van effectief gebruik van de gewerkte tijd, waaronder een goede bezetting van de agenda en optimale bedrijfsvoering. Deze norm is dan ook niet van de ene op de andere dag haalbaar voor alle praktijen voor alle beroepsgroepen en vergt mogelijk een structureel andere manier van werken en organiseren.
(…)
Per beroepsgroep is een vergelijking gemaakt tussen de huidige en de normatieve kostprijs in verschillende scenario’s, waarbij we de kosten per werkbaar uur en de productiviteit variëren. (…)
Impact op premie en dekking
Een eventuele verandering in de tarieven voor paramedische zorg heeft direct effect op de zorgkosten en de BV en de AV [de rechtbank begrijpt: basisverzekering en aanvullende verzekering]. Het effect in de AV is het sterkst, omdat het aandeel paramedische zorg hier veel groter is. (…)
Samenhang tussen kosten, betaalbaarheid en toegankelijkheid
Wanneer de verschillen tussen de normatieve en huidige kostprijs 1-op-1 vertaald zouden worden in een stijging van tarieven of het vergoeden van tot dusver niet declarabele zorg, groeien de zorgkosten (bij gelijkblijvende overige omstandigheden) in de basisverzekering met €95 mln (0,2%) en in de aanvullende verzekering €132 mln (6,6%). Naast de werkelijke en normatieve kostprijs is daarom ook onderzocht wat de ‘knoppen om aan te draaien’ zijn om totaal volume of kosten te beperken en zo de betaalbaarheid en toegankelijkheid van paramedische zorg op de langere termijn te waarborgen. (…)
Na een eerste inventarisatie is van kansrijk geachte acties een grove inschatting gemaakt van financiële impact en haalbaarheid (…). Voor alle genoemde maatregelen geldt dat zij nader onderzoek vragen, niet van de ene op de andere dag uitgevoerd kunnen worden en dat het tijd zal vergen om het maximale effect te bereiken. (…)
2.11.
In het kostenonderzoek is de gemiddelde kostprijs (in 2018) per prestatie op vier verschillende manieren benaderd:
Kostprijs 1
de gemiddelde kostprijs uitgaande van de huidige kosten en huidige productiviteit
€ 34
Kostprijs 2
de gemiddelde kostprijs uitgaande van de normatieve kosten en de huidige productiviteit
€ 48
Kostprijs 3
de gemiddelde kostprijs uitgaande van de huidige kosten en normatieve productiviteit
€ 26
Kostprijs 4
de normatieve kostprijs uitgaande van de normatieve kosten en de normatieve productiviteit
€ 38
Geïndexeerd naar het prijspeil van 2021 en 2022 gaat het dan om de volgende bedragen:
prijspeil 2018
prijspeil 2021
prijspeil 2022
Kostprijs 1
€ 34
€ 36,89
€ 38,09
Kostprijs 2
€ 48
€ 52,08
€ 53,77
Kostprijs 3
€ 26
€ 28,21
€ 29,13
Kostprijs 4
€ 38
€ 41,23
€ 42,57
2.12.
De Zorgverzekeraars boden in 2021 voor prestatiecode 4000 ‘individuele zitting reguliere logopedie’ tarieven aan tussen € 32,32 en € 38,92, afhankelijk van het soort verzekeringsovereenkomst [1] . In 2022 was dat tussen € 33,29 en € 39,01 [2] .

3.Het geschil

3.1.
De Logopedisten vorderen dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart
A. dat de Zorgverzekeraars toerekenbaar tekort zijn geschoten in de nakoming van de Bestuurlijke Afspraken doordat zij de uitkomsten van het kostenonderzoek niet ter harte hebben genomen bij de aangeboden tarieven voor logopedische zorg 2021 en 2022;
B. dat Zorgverzekeraars Nederland toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de Bestuurlijke Afspraken door na te laten te bewerkstelligen dat haar leden de Bestuurlijke Afspraken nakomen door de uitkomsten van het kostenonderzoek ter harte te nemen bij de aangeboden tarieven voor logopedische zorg 2021 en 2022;
II
A. de Zorgverzekeraars veroordeelt om de schade die de Logopedisten hebben geleden en nog lijden vanwege het niet-nakomen van de Bestuurlijke Afspraken te betalen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de dag dat de Zorgverzekeraars in gebreke zijn geraakt tot de dag van de voldoening;
B. Zorgverzekeraars Nederland veroordeelt om de schade die de Logopedisten hebben geleden en nog lijden vanwege het niet-nakomen van de Bestuurlijke Afspraken te betalen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat de Zorgverzekeraars in gebreke zijn geraakt tot de dag van de voldoening;
III De Zorgverzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
De Logopedisten stellen dat de Zorgverzekeraars de uitkomsten van het kostenonderzoek niet ter harte hebben genomen bij het bepalen van de tarieven voor 2021 en 2022 omdat de door de Zorgverzekeraars aangeboden tarieven lager zijn dan de gemiddelde kostprijs. Volgens de Logopedisten schoten de Zorgverzekeraars – en Zorgverzekeraars Nederland als brancheorganisatie die bij het totstandkomen van de Bestuurlijke Afspraken betrokken was – toerekenbaar tekort in de nakoming van hun verplichtingen jegens hen uit de Bestuurlijke Afspraken. Zij wijzen er daarbij op dat de Logopedisten al jaren niet kostendekkend kunnen werken en dat het hen ondanks alle pogingen daartoe niet is gelukt om tot andere afspraken met de Zorgverzekeraars te komen. Zij trekken aan het kortste eind en kunnen door financiële problemen onvoldoende investeringen doen, geen reserveringen maken voor pensioenen en geen goed personeel aantrekken. Daarmee komt de kwaliteit van de zorg ook in het gedrang.
De Zorgverzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland zijn volgens de Logopedisten aansprakelijk voor de schade die zij lijden door de te lage tarieven over 2021 en 2022. Die schade zou in een schadestaatprocedure verder begroot moeten worden.
3.3.
De Zorgverzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen. Zij betwisten dat is overeengekomen dat er een bepaald – op het kostenonderzoek gebaseerd – tarief zou worden aangeboden en dat zij de uitkomsten van het kostenonderzoek niet ter harte hebben genomen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de verplichtingen die voor partijen voortvloeien uit de Bestuurlijke Afspraken. Volgens de Logopedisten houden de Bestuurlijke Afspraken – en dan in het bijzonder de zin (in hoofdstuk 6, onder e) dat de uitkomsten van het kostenonderzoek ter harte zullen worden genomen – in, dat na dat onderzoek tarieven zouden worden aangeboden die – uitgaande van de geïndexeerde werkelijke kosten als berekend in het kostenonderzoek – kostendekkend zijn. Dat is in geschil. Het komt dus aan op de uitleg van de Bestuurlijke Afspraken die volgens partijen moeten worden gezien als (wederkerige) overeenkomst waaruit voor hen over en weer rechten en verplichtingen voortvloeien.
4.2.
Bij de uitleg van de Bestuurlijke Afspraken gaat het niet alleen om de taalkundige uitleg, maar ook op wat partijen – gelet op alle omstandigheden van het geval – over en weer redelijkerwijs mochten verwachten. Daarbij moet in het oog worden gehouden dat het hier gaat om een overeenkomst waarbij de afzonderlijke Logopedisten en Zorgverzekeraars zelf niet direct betrokken waren, maar om de uitkomst van overkoepelend landelijk overleg tussen de overheid en de betrokken branche- en belangenorganisaties.
4.3.
Volgens de Logopedisten betekent ‘ter harte nemen’ hetzelfde als ‘zich er naar richten’ en moet het ‘ter harte nemen van de uitkomsten van het kostenonderzoek’ door de Zorgverzekeraars, redelijkerwijs zo worden uitgelegd dat de Zorgverzekeraars – uitgaande van de dan berekende gemiddelde kostprijs – in ieder geval kostendekkende tarieven zouden aanbieden. Volgens de Logopedisten is het redelijk om daarbij uit te gaan van de normatieve kostprijs per prestatie bij de geldende productiviteit (kostprijs 2, die volgens het kostenonderzoek in 2018 € 48 is, zie 2.11). In die kostprijs zijn immers ook de – nu vaak niet gemaakte – kosten voor opleiding, verzekeringen en pensioenvoorziening meegenomen, terwijl de bij de normatieve productiviteit aangenomen aanpassingen nog niet gerealiseerd zijn. In ieder geval waren de Zorgverzekeraars volgens de Logopedisten gehouden om fors hogere tarieven aan te bieden omdat het kostenonderzoek uitwees dat de werkelijke kosten per verrichting (in 2018) niet door de toen geldende tarieven werden gedekt. Daarbij wijzen de Logopedisten op de omstandigheid dat er al tien jaar breed is geklaagd over de te lage tarieven en dat duidelijk was dat de beroepsgroep het op deze manier niet kan volhouden en dat de kwaliteit van de zorg in het gedrang is. Tegen die achtergrond werden de Bestuurlijke Afspraken gemaakt.
4.4.
Volgens de Zorgverzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland moet de passage zo worden uitgelegd, dat zij de uitkomsten van het kostenonderzoek aannemen en integraal meenemen in hun overwegingen rondom beleidsvorming en tariefstelling. Een verplichting om de tarieven tot een bepaald bedrag te verhogen ligt daarin volgens hen niet besloten. Of de uitkomsten van het kostenonderzoek uiteindelijk daadwerkelijk een uitwerking hebben op de tarieven, wanneer en hoe, is aan de individuele zorgverzekeraar en mede afhankelijk van de vorderingen die de betreffende brancheverenigingen maken.
4.5.
Voor zover de Logopedisten betogen dat een zuiver taalkundige uitleg van de betreffende passage van de Bestuurlijke Afspraken meebrengt dat de tarieven voor 2021 en 2022 de in het kostenonderzoek berekende normatieve kosten zouden moeten dekken, volgt de rechtbank hen daarin niet. De woorden ‘ter harte nemen’ in de Bestuurlijke Afspraken (hoofdstuk 6, punt e) zien taalkundig op het omgaan met – in dit geval – de uitkomsten van het kostenonderzoek en niet op het resultaat daarvan; wat dat precies betekent voor de aan te bieden tarieven. De alinea erboven (hoofdstuk 6, punt d) wijst er ook niet op dat de passage onder e zo moet worden uitgelegd dat de Zorgverzekeraars na het onderzoek in ieder geval tarieven zullen aanbieden die aansluiten bij de (geïndexeerde) werkelijke of – zoals de Logopedisten in deze zaak betogen – de kostprijs bij normatieve kosten en geldende productiviteit (kostprijs 2) zoals die naar voren komt uit het kostenonderzoek. Daar staat over het uit te voeren kostenonderzoek en over de te nemen vervolgstappen immers dat de uitkomsten van het kostprijsonderzoek moeten worden vertaald in scenario’s voor de betaalbaarheid van de zorg, waarbij gevolgen van eventuele tariefaanpassingen onderzocht worden en wordt gekeken naar de doelmatigheid van het volume van zorg.
4.6.
De Logopedisten hebben ook geen feiten en omstandigheden aangedragen over de totstandkoming van de Bestuurlijke Afspraken en/of wat daarbij is besproken die de conclusie rechtvaardigen dat de passage niettemin zo moet worden uitgelegd dat de Zorgverzekeraars tarieven zullen aanbieden die aansluiten bij de (geïndexeerde) kostprijs bij normatieve kosten en geldende productiviteit (kostprijs 2) zoals die naar voren komt uit het kostenonderzoek. Dat er al jaren onvrede was over de tarieven voor logopedische behandelingen is daarvoor niet voldoende. Het bestuurlijk overleg waar de Bestuurlijke Afspraken uit zijn voortgekomen was blijkens de tekst van de Bestuurlijke Afspraken en de inhoud van de door partijen overgelegde stukken over de aanleiding daarvoor, niet zozeer gericht op het maken van afspraken over kostendekkende tarieven, maar op de veel bredere vraag hoe de zorg – en in het bijzonder de paramedische zorg – de komende jaren zou kunnen worden vormgegeven. De Zorgverzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland hebben er terecht op gewezen dat de betaalbaarheid van de zorg daarbij is benadrukt. Het uit te voeren kostenonderzoek zou inzicht geven in de kostprijs en de betaalbaarheid en betaalbaarheid wordt genoemd bij de vervolgstappen en de inspanningen die van de beroepsgroepen worden verwacht. In het kostenonderzoek hangen de berekende werkelijke en normatieve kosten ook nauw samen met de productiviteit, waarbij aanknopingspunten zijn gegeven voor de beroepsgroepen om tot een verhoging van de productiviteit te komen. Er wordt niets gezegd over de manier waarop de uitkomst van het kostenonderzoek in de tarieven moet doorwerken.
Het komt de rechtbank aannemelijk voor dat beoogd is om – al dan niet op termijn – kostendekkende tarieven te bieden. Als de logopedisten immers moeten toeleggen op de door hen te leveren zorg en daarom hun praktijk beëindigen, komt dat de toegankelijkheid van de zorg bepaald niet ten goede. Daar staat echter tegenover dat de kosten in de Bestuurlijke Afspraken worden benaderd in samenhang met productiviteit en aanpassingen waardoor de (hogere, normatieve) kosten ook op termijn betaalbaar blijven. De tekst van de Bestuurlijke Afspraken en de door partijen geschetste achtergrond en context daarvan wijzen er niet op dat is afgesproken dat zorgverzekeraars na het kostenonderzoek in ieder geval meteen tarieven zouden aanbieden gelijk aan of hoger dan de uit het kostenonderzoek gebleken gemiddelde (werkelijke of normatieve) kostprijs. Zo’n duidelijke afspraak is er niet gemaakt.
4.7.
Voor zover de Logopedisten zich – subsidiair – op het standpunt hebben gesteld dat als niet tarieven gelijk aan of hoger dan de geïndexeerde kostprijs bij normatieve kosten en geldende productiviteit (kostprijs 2) hadden moeten worden aangeboden voor 2021 en 2022, dan toch in ieder geval fors hogere tarieven, en sprake is een toerekenbare tekortkoming van de Bestuurlijke Afspraken door de Zorgverzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland omdat dat is nagelaten, geldt het volgende.
4.8.
Wat de Logopedisten precies bedoelen met ‘fors hoger’, hebben zij niet verder toegelicht. Omdat niet duidelijk is om welk tarief het volgens hen concreet minimaal zou moeten gaan en de Bestuurlijke Afspraken ook onvoldoende aanknopingspunten bieden voor een concreet minimumtarief dat de Zorgverzekeraars in de betreffende jaren zouden moeten aanbieden, kan ook dat subsidiaire standpunt niet leiden tot toewijzing van de vordering van de Logopedisten.
4.9.
De rechtbank begrijpt dat de Logopedisten vinden dat de Zorgverzekeraars na het kostenonderzoek, dat bevestigde dat de tarieven hun kosten niet dekten, tarieven hadden moeten aanbieden waarmee in ieder geval de werkelijke kosten werden gedekt, en/of tarieven die deel uitmaken van een duidelijk en redelijk stappenplan om uiteindelijk te komen tot tarieven die voldoende rekening houden met de normatieve kosten die de Logopedisten hebben. In de Bestuurlijke Afspraken is dat echter niet opgenomen. Het is daarnaast ook niet zonder meer duidelijk dat de tarieven die zijn aangeboden voor 2021 en 2022 daarvan (significant) afwijken.
4.10.
Als al wordt aangenomen dat de Zorgverzekeraars op grond van de Bestuurlijke Afspraken gehouden waren om naar aanleiding van het kostenonderzoek in ieder geval hogere tarieven aan te bieden in 2021 en 2022, waarbij tenminste de werkelijke kosten zoals die uit het kostenonderzoek naar voren komen (bij de beoogde/normatieve productiviteit) zouden worden gedekt, geldt dat uit de stellingen van partijen en de overgelegde stukken niet goed valt op te maken hoe de door de Zorgverzekeraars aangeboden tarieven zich verhouden tot de gemiddelde kostprijs per behandeling. De prijs die uit het kostenonderzoek naar voren komt is – ongeacht de opbouw die daarbij is gekozen – steeds het gemiddelde van de prijzen van de verschillende behandelingen (in 2018) en de in 2021 en 2022 door de Zorgverzekeraars aangeboden tarieven zijn per behandelcategorie/prestatiecode verschillend. De Logopedisten vergelijken de door Gupta Strategists berekende gemiddelde kostprijs per behandeling met (alleen) de aangeboden tarieven voor basiszorg (het tarief gekoppeld aan prestatiecode 4000 ‘individuele zitting reguliere logopedie’) en stellen op basis daarvan dat geen van de Zorgverzekeraars in 2021 en 2022 een tarief bood waarmee de daadwerkelijke kostprijs werden gedekt, laat staan de normatieve. Dat kan uit die vergelijking echter niet zonder meer worden afgeleid. Het mag zo zijn dat voor veruit de meeste behandelingen het basistarief geldt, maar de doorgaans (veel) hogere kosten van uitzonderlijke behandelingen zijn meewogen in de gemiddelde kostprijs in het kostenonderzoek. Het is niet duidelijk welke invloed dat heeft op het totaal en hoe dat verdisconteerd moet worden in een vergelijking met de aangeboden tarieven. De Logopedisten hebben aangevoerd dat het effect van de duurdere behandelingen zo klein is dat dat niet hoeft te worden meegewogen, maar dat is niet onderbouwd en kan ook niet zonder meer worden aangenomen, nu dat door de Zorgverzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland is betwist. Met andere woorden: het door de Logopedisten gemaakte overzicht van geboden tarieven laat zich niet goed vergelijken met de door Gupta berekende kostprijzen. Dat de aangeboden tarieven zelfs de werkelijke kosten niet dekken is daarmee in deze procedure niet voldoende onderbouwd en de rechtbank kan daar dus niet van uitgaan, nog afgezien van het feit dat niet duidelijk is wat daarvan de gevolgen zouden kunnen zijn in deze procedure.
4.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen moeten worden afgewezen.
4.12.
De Logopedisten zullen als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de proceskosten van de Zorgverzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland. Die kosten worden tot aan dit vonnis begroot op € 1.872 (€ 676,00 griffierecht en € 1.196 (2 punten à € 598 tarief II, voor salaris advocaat)).
4.13.
De nakosten, waarvoor de Zorgverzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland ook een vergoeding vragen, behoren volgens vaste rechtspraak tot de proceskosten. De nakosten worden begroot op het (forfaitaire) bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,- zonder betekening). Dit bedrag en de wettelijke rente daarover worden onvoorwaardelijk toegewezen. In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,- extra) en de explootkosten van betekening toegekend. Deze kosten en de wettelijke rente daarover worden voorwaardelijk toegekend, te weten als gedaagde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden.
De wettelijke rente over de kosten wordt toegewezen vanaf de in de beslissing genoemde datum.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt de Logopedisten in de proceskosten, aan de zijde van de Zorgverzekeraars en Zorgverzekeraars Nederland tot op heden begroot op € 1.872 aan kosten van deze procedure en op € 173,- aan nakosten, te vermeerderen met € 90,- voor de betekening van het vonnis; met bepaling dat deze kosten worden vermeerderd met de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 BW) vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. J. Brandt, P. Dondorp en mr. A.M. Boogers en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2023.

Voetnoten

1.Zie productie 21 van de Logopedisten, bovenste regel
2.Zie productie 22 van de Logopedisten, bovenste regel