ECLI:NL:RBDHA:2023:20917

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 oktober 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
NL23.17543
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 oktober 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een verzoeker die tegen een besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bezwaar heeft gemaakt. Het primaire besluit, genomen op 15 juni 2023, wees de aanvraag van verzoeker om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 af. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de bezwaarprocedure in Nederland kan afwachten zonder dat hij wordt uitgezet.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijke spoed, wat betekent dat de beslissing op het bezwaar niet kan worden afgewacht. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoeker afgewogen tegen die van verweerder. Verweerder heeft in een brief van 15 september 2023 aangegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van de voorlopige voorziening. Gezien de overeenstemming tussen partijen dat verzoeker voorlopig niet moet worden uitgezet, heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De vergoeding is vastgesteld op € 837,- voor de rechtsbijstand door de gemachtigde, en verweerder moet ook het griffierecht van € 184,- aan verzoeker vergoeden. De voorzieningenrechter heeft verder bepaald dat verweerder verzoeker niet mag uitzetten totdat de beslissing op bezwaar aan verzoeker is bekendgemaakt. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier mr. L.M. Janssens - Kleijn, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.17543
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], V-nummer: [V-nummer] , verzoeker (gemachtigde: mr. C.G.J.M. Lucassen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. H. Toonders).

Procesverloop

In het besluit van 15 juni 2023 (het primaire besluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van verzoeker om toepassing van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) afgewezen.
Verzoeker heeft tegen dit primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat hij de bezwaarprocedure in Nederland mag afwachten.
Partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om de zaak buiten hun aanwezigheid op zitting af te doen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Wanneer tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen als verzoeker daarom vraagt. Dit kan alleen als er sprake is van onmiddellijke spoed. Dit betekent dat de beslissing op het bezwaar absoluut niet kan worden afgewacht. Om dit te beoordelen moet de voorzieningenrechter de belangen van verzoeker afwegen tegen de belangen van verweerder.¹
2. Verweerder heeft in de brief van 15 september 2023 laten weten dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van de voorlopige voorziening.
3. Omdat partijen het er over eens zijn dat verzoeker voorlopig niet moet worden uitgezet, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe. De
1. Dit volgt uit artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.
voorzieningenrechter verbiedt verweerder om verzoeker uit te zetten, totdat verweerder de beslissing op bezwaar aan verzoeker heeft bekend gemaakt.
4. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, krijgt verzoeker een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 837,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 837,-.
5. Als aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet verweerder deze vergoeding betalen aan de gemachtigde.
6. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, moet verweerder het griffierecht van € 184,- aan verzoeker vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • verbiedt verweerder om verzoeker uit Nederland te verwijderen totdat verweerder de beslissing op bezwaar aan verzoeker heeft bekend gemaakt;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan verzoeker moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens - Kleijn, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 oktober 2023

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.