In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Drenth, had beroep ingesteld tegen het besluit van 21 februari 2023, waarin hem een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar werd opgelegd. Tijdens de zitting op 19 juli 2023 is eiser niet verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door mr. I. Vugs.
De rechtbank heeft het beroep tegen het terugkeerbesluit niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser inmiddels op 17 maart 2023 met behulp van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) naar zijn land van herkomst, India, is vertrokken. De rechtbank oordeelde dat eiser geen belang had bij een inhoudelijke beoordeling van de beroepsgronden tegen het terugkeerbesluit. Het beroep tegen het inreisverbod werd ongegrond verklaard, omdat eiser onvoldoende onderbouwde argumenten had aangedragen die zouden rechtvaardigen dat het inreisverbod niet opgelegd had moeten worden.
De rechtbank concludeerde dat de motivering van verweerder voldoende was en dat er geen strijd was met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) of artikel 7 van de Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (HVEU). De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter mr. S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier mr. L.M. Janssens - Kleijn. De uitspraak is bekendgemaakt op 21 juli 2023.