ECLI:NL:RBDHA:2023:20864
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Uitlevering aan Turkije en de beoordeling van mensenrechtenrisico's
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 augustus 2023 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser] vorderde om de uitlevering aan Turkije te verbieden. [Eiser] was aangeklaagd voor handel in verdovende middelen en had eerder een uitleveringstoestemming gekregen van de Minister van Justitie en Veiligheid. [Eiser] stelde dat zijn strafzaak inmiddels was verjaard en dat er een reëel risico bestond op schending van zijn mensenrechten, met name artikel 3 en artikel 8 van het EVRM, als hij aan Turkije zou worden uitgeleverd. De rechtbank heeft de vordering van [eiser] afgewezen, oordelend dat de Minister in redelijkheid had kunnen besluiten tot uitlevering, gezien de door de Turkse autoriteiten gegeven garanties. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen gegronde redenen waren om aan te nemen dat [eiser] een reëel risico liep op foltering of onmenselijke behandeling in Turkije. De rechtbank oordeelde dat de Turkse autoriteiten zich aan hun toezeggingen zouden houden en dat de detentieomstandigheden in het [X] T-Type Closed Penal Institution aan de normen voldeden. De vordering van [eiser] werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.